Veel produkten zijn voor een deel van de bevolking onbruikbaar omdat ze niet afgestemd zijn op hun lichaamsmaten. Zo zijn politiepistolen voor vrouwenhanden vaak te groot.
En ook in verkeerssituaties zijn extreme lichaamslengten vaak onhandig. Lange mensen moeten in de auto soms met de neus op het stuur omdat zij anders het verkeerslicht niet kunnen zien. Het is belangrijk lichaamsmaten te weten bij het ontwerpen van nieuwe produkten. Ingenieurs hebben echter vaak geen tijd om daar uitgebreid onderzoek naar te doen. Ir. J.F.M. Molenbroek helpt de ontwerper op weg.
De lichaamlengte van Nederlanders varieert sterk. Een half miljoen mannen is groter dan 1,90 meter en honderdvijftigduizend vrouwen zijn groter dan 1,80 meter. Maar er lopen ook enkele tienduizenden volwassen mensen rond die kleiner zijn dan 1,40 meter. Produkten voor iedereen passend te maken is bijna onmogelijk. Vaak wordt een produkt zo ontworpen dat maximaal vijf procent van de doelgroep het produkt niet kan gebruiken omdat zijn lichaamsmaten er niet geschikt voor zijn.
Niet alleen de lengte op zich, maar ook verhoudingen tussen lichaamslengte zijn belangrijk. ,,Bijvoorbeeld bij de zittingdiepte van autostoelen”, zegt Molenbroek. ,,Men ging er van uit dat mensen met lange benen ook een lange romp zouden hebben dus dat stoelen die ver naar achteren staan ook laag moesten zijn. Deze relatie tussen beenlengte en romplengte blijkt echter slechts voor de helft van de bevolking te gelden. Tussen de ellebooghoogte en dijbeenlengte bestaat zelfs helemaal geen correlatie. Daardoor zijn dubbel verstelbare bureaustoelen ook zo belangrijk.” Molenbroek is universitair docent bij de vakgroep produktergonomie bij Industrieel Ontwerpen en hoopt 20 december te promoveren.
Zakboek
Bij de ontwikkeling van nieuwe produkten moeten ingenieurs antropometrische gegevens tot hun beschikking hebben. Probleem is dat die er voor Nederlanders vaak niet zijn. Twaalf jaar geleden maakte Molenbroek samen met promotor prof.dr. J.M. Dirken een schatting van de lichaamsmaten van Nederlanders op basis van Duitse onderzoeksgegevens. Deze tabel wordt nu overal gebruikt als standaard, onder andere in het Polytechnisch Zakboek. De schattingen in de tabel zijn nog niet aan de praktijk getoetst. ,,Dat zou eigenlijk wel moeten”, zegt Molenbroek, ,,maar een grootschalig nationaal onderzoek kost al gauw een half miljoen gulden.” Molenbroek deed voor zijn promotie wel een drietal kleinere proefstudies om de variatie in maten te bepalen. Hij deed dat bij 350 kinderen, 350 studenten en 800 bejaarden.
De methode die Molenbroek gebruikte om de Duitse onderzoeksresultaten naar lichaamsmaten tot Nederlandse om te zetten, paste hij ook toe op andere reeds bestaandeliteratuurgegevens. Zo ontwikkelde hij een softwareprogramma waarmee ontwerpers snel antropometrische gegevens kunnen opvragen. Daarvoor hoeft de ontwerper alleen maar een bepaalde doelgroep en het produkt, bijvoorbeeld ‘stoel’, aan te klikken. De computer vertelt hem dan welke lichaamsmaten relevant zijn en wat de gemiddelde lengte en spreiding van de lichaamsdelen. In geval van de stoel is dat onder andere de onderbeenlengte.
,,Ontwerpers moeten wel weten hoe deze tabellen te interpreteren”, zegt Molenbroek. ,,De waarden in de tabellen staan bijvoorbeeld in millimeters nauwkeurig, maar lichaamslengtes zijn niet op de millimeter te bepalen omdat de mens geen star geheel is. Als je dezelfde persoon drie keer achter elkaar meet kan er vijf millimeter verschil tussen de hoogste een de laagste waarde zitten omdat de persoon de ene keer iets rechter staat dan de andere keer.”
Indien er helemaal geen gegevens beschikbaar zijn zal de ontwerper zelf moeten gaan meten. Het proefschrift van Molenbroek geeft aan hoe de ontwerper een dergelijk onderzoek moet opzetten. Er zijn namelijk een aantal criteria die de ontwerper moet hanteren bij een antropometrisch onderzoek. Hij moet zijn doelgroep definiëren; bepalen welke lichaamsdelen relevant zijn relevant; welke functie het produkt heeft; hoeveel procent van de doelgroep uitgesloten mag worden. ,,In principe streef je ernaar dit percentage zo laag mogelijk te houden.”
Voor de metingen zelf kan de ontwerper gebruik maken van Molenbroeks half-automatische meetopstelling. Dit is een opstelling waarin de proefpersoon zittend of staand plaats moet nemen. De meetlatten worden tegen het lichaam geplaatst en met een druk op de knop worden de waarden meteen in de computer opgeslagen.
Tram
Molenbroek krijgt veel vragen van bedrijven en instellingen over menselijke maten. Binnenkort komt iemand een openbaar vervoersbedrijf op bezoek om te praten over de tram voor het jaar 2030. Het is belangrijk om te weten hoe lang de mensen dan zullen zijn. De Nederlander groeit iedere tien jaar een centimeter. Dit is niet altijd zo geweest. Rond 1830 is er een tijd geweest dat de lichaamslengte afnam. En tussen 1965 en 1980 groeide de Nederlander 2,7 centimeter per 10 jaar. Dit is onder andere afhankelijk van de welvaart.
In 1861 ontdekte onderzoeker Zeeman al dat er een negatieve relatie was tussen de lichaamslengte en de prijs van de rogge. Hij bepaalde de lengte aan de hand van het aantal wegens hun lengte afgekeurde lotelingen (dienstplichtigen die door het lot waren aangewezen). Naarmate de prijs van de rogge steeg en mensen dus minder voedsel kon kopen, werden ze kleiner en steeg dus het aantal afgekeurden. Onlangs is zelfs kwantitatief vastgesteld dat de relatie tussen het nationaal inkomen en de lichaamslengte een achtiendegraads polynoom volgt. ,,Vaak is het opmeten van skeletten de makkelijkste manier om het nationaal inkomen van een bepaald tijdperk te bepalen”, zegt Molenbroek. Zo kan de antropometrie zelfs dienen als geschiedkundig meetinstrument. (J.O.)
Molenbroek neemt de maat op van Rob Bruintjes, in 1989 Neerlands langste man met 223,3 centimeter
Veel produkten zijn voor een deel van de bevolking onbruikbaar omdat ze niet afgestemd zijn op hun lichaamsmaten. Zo zijn politiepistolen voor vrouwenhanden vaak te groot. En ook in verkeerssituaties zijn extreme lichaamslengten vaak onhandig. Lange mensen moeten in de auto soms met de neus op het stuur omdat zij anders het verkeerslicht niet kunnen zien. Het is belangrijk lichaamsmaten te weten bij het ontwerpen van nieuwe produkten. Ingenieurs hebben echter vaak geen tijd om daar uitgebreid onderzoek naar te doen. Ir. J.F.M. Molenbroek helpt de ontwerper op weg.
De lichaamlengte van Nederlanders varieert sterk. Een half miljoen mannen is groter dan 1,90 meter en honderdvijftigduizend vrouwen zijn groter dan 1,80 meter. Maar er lopen ook enkele tienduizenden volwassen mensen rond die kleiner zijn dan 1,40 meter. Produkten voor iedereen passend te maken is bijna onmogelijk. Vaak wordt een produkt zo ontworpen dat maximaal vijf procent van de doelgroep het produkt niet kan gebruiken omdat zijn lichaamsmaten er niet geschikt voor zijn.
Niet alleen de lengte op zich, maar ook verhoudingen tussen lichaamslengte zijn belangrijk. ,,Bijvoorbeeld bij de zittingdiepte van autostoelen”, zegt Molenbroek. ,,Men ging er van uit dat mensen met lange benen ook een lange romp zouden hebben dus dat stoelen die ver naar achteren staan ook laag moesten zijn. Deze relatie tussen beenlengte en romplengte blijkt echter slechts voor de helft van de bevolking te gelden. Tussen de ellebooghoogte en dijbeenlengte bestaat zelfs helemaal geen correlatie. Daardoor zijn dubbel verstelbare bureaustoelen ook zo belangrijk.” Molenbroek is universitair docent bij de vakgroep produktergonomie bij Industrieel Ontwerpen en hoopt 20 december te promoveren.
Zakboek
Bij de ontwikkeling van nieuwe produkten moeten ingenieurs antropometrische gegevens tot hun beschikking hebben. Probleem is dat die er voor Nederlanders vaak niet zijn. Twaalf jaar geleden maakte Molenbroek samen met promotor prof.dr. J.M. Dirken een schatting van de lichaamsmaten van Nederlanders op basis van Duitse onderzoeksgegevens. Deze tabel wordt nu overal gebruikt als standaard, onder andere in het Polytechnisch Zakboek. De schattingen in de tabel zijn nog niet aan de praktijk getoetst. ,,Dat zou eigenlijk wel moeten”, zegt Molenbroek, ,,maar een grootschalig nationaal onderzoek kost al gauw een half miljoen gulden.” Molenbroek deed voor zijn promotie wel een drietal kleinere proefstudies om de variatie in maten te bepalen. Hij deed dat bij 350 kinderen, 350 studenten en 800 bejaarden.
De methode die Molenbroek gebruikte om de Duitse onderzoeksresultaten naar lichaamsmaten tot Nederlandse om te zetten, paste hij ook toe op andere reeds bestaandeliteratuurgegevens. Zo ontwikkelde hij een softwareprogramma waarmee ontwerpers snel antropometrische gegevens kunnen opvragen. Daarvoor hoeft de ontwerper alleen maar een bepaalde doelgroep en het produkt, bijvoorbeeld ‘stoel’, aan te klikken. De computer vertelt hem dan welke lichaamsmaten relevant zijn en wat de gemiddelde lengte en spreiding van de lichaamsdelen. In geval van de stoel is dat onder andere de onderbeenlengte.
,,Ontwerpers moeten wel weten hoe deze tabellen te interpreteren”, zegt Molenbroek. ,,De waarden in de tabellen staan bijvoorbeeld in millimeters nauwkeurig, maar lichaamslengtes zijn niet op de millimeter te bepalen omdat de mens geen star geheel is. Als je dezelfde persoon drie keer achter elkaar meet kan er vijf millimeter verschil tussen de hoogste een de laagste waarde zitten omdat de persoon de ene keer iets rechter staat dan de andere keer.”
Indien er helemaal geen gegevens beschikbaar zijn zal de ontwerper zelf moeten gaan meten. Het proefschrift van Molenbroek geeft aan hoe de ontwerper een dergelijk onderzoek moet opzetten. Er zijn namelijk een aantal criteria die de ontwerper moet hanteren bij een antropometrisch onderzoek. Hij moet zijn doelgroep definiëren; bepalen welke lichaamsdelen relevant zijn relevant; welke functie het produkt heeft; hoeveel procent van de doelgroep uitgesloten mag worden. ,,In principe streef je ernaar dit percentage zo laag mogelijk te houden.”
Voor de metingen zelf kan de ontwerper gebruik maken van Molenbroeks half-automatische meetopstelling. Dit is een opstelling waarin de proefpersoon zittend of staand plaats moet nemen. De meetlatten worden tegen het lichaam geplaatst en met een druk op de knop worden de waarden meteen in de computer opgeslagen.
Tram
Molenbroek krijgt veel vragen van bedrijven en instellingen over menselijke maten. Binnenkort komt iemand een openbaar vervoersbedrijf op bezoek om te praten over de tram voor het jaar 2030. Het is belangrijk om te weten hoe lang de mensen dan zullen zijn. De Nederlander groeit iedere tien jaar een centimeter. Dit is niet altijd zo geweest. Rond 1830 is er een tijd geweest dat de lichaamslengte afnam. En tussen 1965 en 1980 groeide de Nederlander 2,7 centimeter per 10 jaar. Dit is onder andere afhankelijk van de welvaart.
In 1861 ontdekte onderzoeker Zeeman al dat er een negatieve relatie was tussen de lichaamslengte en de prijs van de rogge. Hij bepaalde de lengte aan de hand van het aantal wegens hun lengte afgekeurde lotelingen (dienstplichtigen die door het lot waren aangewezen). Naarmate de prijs van de rogge steeg en mensen dus minder voedsel kon kopen, werden ze kleiner en steeg dus het aantal afgekeurden. Onlangs is zelfs kwantitatief vastgesteld dat de relatie tussen het nationaal inkomen en de lichaamslengte een achtiendegraads polynoom volgt. ,,Vaak is het opmeten van skeletten de makkelijkste manier om het nationaal inkomen van een bepaald tijdperk te bepalen”, zegt Molenbroek. Zo kan de antropometrie zelfs dienen als geschiedkundig meetinstrument. (J.O.)
Molenbroek neemt de maat op van Rob Bruintjes, in 1989 Neerlands langste man met 223,3 centimeter
Comments are closed.