Campus

Een verplichte docententraining?

‘Naar een nieuw engagement’, ‘een volwassen organisatie’ en ‘een meer bedrijfsmatige aanpak’: het zijn zo enkele van de motto’s waarmee de TU efficiënter probeert te worden.

Maar in het proces van modernisering verliest men, volgens een lid van de universiteitsraad, het geven van goed onderwijs uit het oog. ,,Ik pleit voor het opzetten van een verplichte docententraining.”

Onderwijs wordt al jarenlang op dezelfde wijze gegeven. De organisatie van het onderwijs is wel veranderd, maar dat is nog niet het geval met de opleiding van de docent. Deze bestaat namelijk nog steeds niet! Hoe komt het dat er zo weinig aandacht bestaat voor het trainen van docenten?

Waarschijnlijk omdat zij behoren tot de zogenaamde professionals. Zij zijn de specialisten op hun eigen kennisgebied. Men gaat ervan uit dat deze specialisten ook goed weten hoe zij hun kennis moeten overdragen. Maar, het overbrengen van kennis is een heel andere vaardigheid dan het verwerven ervan (door bijvoorbeeld onderzoek).

Doceren is een kunst op zichzelf: grote groepen toespreken tijdens hoorcolleges, interactief werken met kleine groepen in werkcolleges en het begeleiden van individuele studenten bij hun afstuderen. Bij dit doceren wordt veel verwacht van de docent: hij moet goed en duidelijk kunnen presenteren, geduld hebben met studenten, enthousiasme voor zijn vak uitstralen en goede sociale vaardigheden hebben. De redenen voor deze verwachtingen zijn steeds duidelijker.

Temponorm, prestatiebeurs en een steeds lagere studiefinanciering: studenten moeten goed presteren in hun studie. De hoofdvoorwaarde voor het slagen – behalve de inzet van de student – is een goed studeerbaar programma. Goede, gemotiveerde docenten vormen daarvan weer een belangrijk onderdeel. Zij staan dicht bij de student en kunnen een grote invloed hebben.

Geen tijd meer

De student kan goed studeren als de kennisoverdracht op een goede wijze gebeurt. De studenten hebben geen tijd meer voor onleesbare sheets, rumoerige of doodsaaie colleges en onnodige arrogantie. Ze hebben duidelijke lesstof en een goed beeld van de tentameneisen nodig. De student moet enthousiast zijn voor de lesstof. Of zoals Heraklites het lang geleden al had bedacht: ,,Doceren is niet het vullen van een leeg vat, maar het onsteken van een vuur.” Niet de kennis van de docenten staat centraal, maar de vaardigheid van deze docenten in het overdragen van hun kennis, de didactiek.

Er is meer: het onderwijsgevende personeel moet gemotiveerd zijn en plezier hebben in het werk. Docenten die hun werk goed doen (en daarvoor ook erkenning en waardering krijgen) zullen dit met meer plezier doen. Het aspect ‘arbeidsbeleving’ is toch ook belangrijk bij een moderne bedrijfsvoering op onze TU? Een goede voorbereiding van docenten op hun beroep kanhiertoe bijdragen.

Er zijn maar weinig docenten die voldoen aan alle eisen. De rest valt overigens vaak weinig te verwijten. Het mag eerder een wonder heten dat er docenten zijn die wel voldoen aan alle verwachtingen. Hoeveel mensen zijn zomaar in staat om meerdere malen per week boeiende monologen van twee maal drie kwartier te verzorgen? In veel opzichten is doceren moeilijker dan het – individueel – doen van onderzoek.
Te vrijblijvend

Dido, een afdeling van de faculteit WTM, geeft diverse cursussen voor docenten. Die vormen een leuke start, maar zijn verre van perfect: ze hebben een te vrijblijvend karakter en goed doceren leert men niet uit een paar boeken of door een college van een onderwijsspecialist. Onderwijs leert men door het zelf te geven en daarbij goed begeleid te worden, zowel bij de voorbereiding als bij de uitvoering.

Ik pleit voor een goede, verplichte docentenopleiding. Nieuwe docenten hebben de eerste periode van hun onderwijscarrière intensieve begeleiding nodig van ervaren docenten. Ze kunnen dan de kneepjes van het vak leren. Niet in iedereen schuilt een fantastisch didacticus, maar een bepaald basisniveau kan iedereen leren. Denk aan het omgaan met grote groepen mensen en het structureren van lesstof. Docenten maken op dit moment nog te veel ‘beginnersfouten’. Welke student heeft zich nog nooit geërgerd aan een onverstaanbaar verhaal, onbegrijpelijk gekrabbel op het bord of een onduidelijk dictaat?

Aan de universiteit van Utrecht bestaat al een systeem voor het opleiden van docenten. Sinds 1993 krijgen aankomende docenten (junior-docenten geheten) gedurende twee jaar begeleiding van een senior-docent (iemand met ruime onderwijservaring en goede enquête-resultaten). Aan het eind van deze twee jaar kunnen zij de ‘basiskwalificatie onderwijs’ behalen, wat hen verdere groeimogelijkheden op de universitaire ladder biedt. De onderwijscapaciteiten zijn daar dus een essentieel onderdeel om in ‘rang’ te kunnen stijgen.

En dat is helemaal zo gek nog niet. De belangrijkste inkomstenbron van een universiteit – de overheidsbijdrage – is direct afhankelijk van het aantal studenten op een universiteit. In de toekomst zal het collegegeld verder stijgen en de student zal steeds bewuster kiezen voor een goed produkt. De concurrentie tussen universiteiten zal zich steeds meer op het niveau van de onderwijsactiviteiten afspelen. Om deze concurrentie aan te kunnen moet de TU snel inspringen op deze ontwikkelingen.

‘Naar een nieuw engagement’, ‘een volwassen organisatie’ en ‘een meer bedrijfsmatige aanpak’: het zijn zo enkele van de motto’s waarmee de TU efficiënter probeert te worden. Maar in het proces van modernisering verliest men, volgens een lid van de universiteitsraad, het geven van goed onderwijs uit het oog. ,,Ik pleit voor het opzetten van een verplichte docententraining.”

Onderwijs wordt al jarenlang op dezelfde wijze gegeven. De organisatie van het onderwijs is wel veranderd, maar dat is nog niet het geval met de opleiding van de docent. Deze bestaat namelijk nog steeds niet! Hoe komt het dat er zo weinig aandacht bestaat voor het trainen van docenten?

Waarschijnlijk omdat zij behoren tot de zogenaamde professionals. Zij zijn de specialisten op hun eigen kennisgebied. Men gaat ervan uit dat deze specialisten ook goed weten hoe zij hun kennis moeten overdragen. Maar, het overbrengen van kennis is een heel andere vaardigheid dan het verwerven ervan (door bijvoorbeeld onderzoek).

Doceren is een kunst op zichzelf: grote groepen toespreken tijdens hoorcolleges, interactief werken met kleine groepen in werkcolleges en het begeleiden van individuele studenten bij hun afstuderen. Bij dit doceren wordt veel verwacht van de docent: hij moet goed en duidelijk kunnen presenteren, geduld hebben met studenten, enthousiasme voor zijn vak uitstralen en goede sociale vaardigheden hebben. De redenen voor deze verwachtingen zijn steeds duidelijker.

Temponorm, prestatiebeurs en een steeds lagere studiefinanciering: studenten moeten goed presteren in hun studie. De hoofdvoorwaarde voor het slagen – behalve de inzet van de student – is een goed studeerbaar programma. Goede, gemotiveerde docenten vormen daarvan weer een belangrijk onderdeel. Zij staan dicht bij de student en kunnen een grote invloed hebben.

Geen tijd meer

De student kan goed studeren als de kennisoverdracht op een goede wijze gebeurt. De studenten hebben geen tijd meer voor onleesbare sheets, rumoerige of doodsaaie colleges en onnodige arrogantie. Ze hebben duidelijke lesstof en een goed beeld van de tentameneisen nodig. De student moet enthousiast zijn voor de lesstof. Of zoals Heraklites het lang geleden al had bedacht: ,,Doceren is niet het vullen van een leeg vat, maar het onsteken van een vuur.” Niet de kennis van de docenten staat centraal, maar de vaardigheid van deze docenten in het overdragen van hun kennis, de didactiek.

Er is meer: het onderwijsgevende personeel moet gemotiveerd zijn en plezier hebben in het werk. Docenten die hun werk goed doen (en daarvoor ook erkenning en waardering krijgen) zullen dit met meer plezier doen. Het aspect ‘arbeidsbeleving’ is toch ook belangrijk bij een moderne bedrijfsvoering op onze TU? Een goede voorbereiding van docenten op hun beroep kanhiertoe bijdragen.

Er zijn maar weinig docenten die voldoen aan alle eisen. De rest valt overigens vaak weinig te verwijten. Het mag eerder een wonder heten dat er docenten zijn die wel voldoen aan alle verwachtingen. Hoeveel mensen zijn zomaar in staat om meerdere malen per week boeiende monologen van twee maal drie kwartier te verzorgen? In veel opzichten is doceren moeilijker dan het – individueel – doen van onderzoek.
Te vrijblijvend

Dido, een afdeling van de faculteit WTM, geeft diverse cursussen voor docenten. Die vormen een leuke start, maar zijn verre van perfect: ze hebben een te vrijblijvend karakter en goed doceren leert men niet uit een paar boeken of door een college van een onderwijsspecialist. Onderwijs leert men door het zelf te geven en daarbij goed begeleid te worden, zowel bij de voorbereiding als bij de uitvoering.

Ik pleit voor een goede, verplichte docentenopleiding. Nieuwe docenten hebben de eerste periode van hun onderwijscarrière intensieve begeleiding nodig van ervaren docenten. Ze kunnen dan de kneepjes van het vak leren. Niet in iedereen schuilt een fantastisch didacticus, maar een bepaald basisniveau kan iedereen leren. Denk aan het omgaan met grote groepen mensen en het structureren van lesstof. Docenten maken op dit moment nog te veel ‘beginnersfouten’. Welke student heeft zich nog nooit geërgerd aan een onverstaanbaar verhaal, onbegrijpelijk gekrabbel op het bord of een onduidelijk dictaat?

Aan de universiteit van Utrecht bestaat al een systeem voor het opleiden van docenten. Sinds 1993 krijgen aankomende docenten (junior-docenten geheten) gedurende twee jaar begeleiding van een senior-docent (iemand met ruime onderwijservaring en goede enquête-resultaten). Aan het eind van deze twee jaar kunnen zij de ‘basiskwalificatie onderwijs’ behalen, wat hen verdere groeimogelijkheden op de universitaire ladder biedt. De onderwijscapaciteiten zijn daar dus een essentieel onderdeel om in ‘rang’ te kunnen stijgen.

En dat is helemaal zo gek nog niet. De belangrijkste inkomstenbron van een universiteit – de overheidsbijdrage – is direct afhankelijk van het aantal studenten op een universiteit. In de toekomst zal het collegegeld verder stijgen en de student zal steeds bewuster kiezen voor een goed produkt. De concurrentie tussen universiteiten zal zich steeds meer op het niveau van de onderwijsactiviteiten afspelen. Om deze concurrentie aan te kunnen moet de TU snel inspringen op deze ontwikkelingen.

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.