De plannen van het nieuwe kabinet voor herziening van, en korting op het hoger onderwijs zijn hard aangekomen in de universitaire wereld. Verbijstering, kwaadheid en teleurstelling vochten afgelopen maandag om voorrang bij de traditionele opening van het academisch jaar.
,,Wat te concluderen bij zoveel afbraak, onredelijkheid, onmogelijkheid, incompetentie, heerszucht en gebrek aan kritische zin?”
De toon is gezet voor het komende overleg tussen minister Ritzen, staatssecretaris Nuis en de universiteiten. Het voornemen om de universitaire studies om te vormen tot driejarige basisopleidingen met een één- tot driejarig vervolg voor de beste studenten kan niet rekenen op ook maar de geringste ondersteuning uit de academische wereld. Zeker niet als de regering halsstarrig vast blijft houden aan de bezuiniging van anderhalf miljard gulden op hoger onderwijs en studiefinanciering.
Echt verrassend is die stellingname natuurlijk niet, na alle mediageweld van de afgelopen weken. De felheid en massaliteit van het bestuurlijk verzet was maandag echter wel opvallend. ,,Gaat u voorlopig niet op terassen met politici spreken”, illustreerde collegevoorzitter Dittrich van de Rijksuniversiteit Limburg bijvoorbeeld zijn bezwaren tegen ,,de onwaardige” manier waarop de plannen tot stand zijn gekomen. En zijn collega van de Vrije Universiteit in Amsterdam, Brinkman, schroomde niet kwalificaties als ,,afbraak, onredelijkheid, incompetentie en heerszucht” in de mond te nemen.
In Wageningen, waar de Landbouwuniversiteit onlang besloot over te stappen op een Angelsaxisch onderwijsmodel met een bachelors– en een mastersfase, voelen de bestuurders zich zelfs ronduit belazerd. ,,Als het waar is dat de regering zich door onze plannen heeft laten inspireren, laat ze die plannen dan ook echt als uitgangspunt nemen en ze niet puur gebruiken als een mogelijkheid om te bezuinigen”, liet rector magnificus Karsten zijn toehoorders weten.
Collegevoorzitter Gevers van de Universiteit van Amsterdam vermoedde dat het allemaal komt doordat achter de politiek een geheel nieuw mensentype schuil gaat: Een Jan Salie in hedendaagse verschijningsvorm. Niet zonder fut en energie, maar juist in permanente staat van beweging. ,,Strak in het pak voert hij een beleid, heeft hij een program en sluit hij deals. Hij is de reden dat er niets meer verandert en alles potdicht zit. Onze Jan Salie bezuinigt”, aldus Gevers.
Guillotine
Groot bleek de ergernis over de koppeling tussen bezuinigingen en de inhoudelijke herziening van het hoger onderwijs. Eerst hebben de paarse onderhandelaars bedacht hoeveel geld zij de universiteiten en hogescholen af willen pakken en vervolgensis vliegensvlug een aardig plannetje in elkaar gezet om het geheel ,,een schijn van rationaliteit te geven”, zo luidde het algemene vermoeden. Collegevoorzitter Veldhuis van de Universiteit Utrecht sprak van een ,,schaamlap” voor wat eigenlijk ,,een botte bezuiniging zonder weerga is”.
Velen stelden verontwaardigd vast dat de moeilijkheden rond de studiefinanciering als voornaamste inspiratie hebben gediend voor de plannen. Door het recht op een beurs op termijn terug te brengen naar drie jaar, de tijd die staat voor de duur van de voorgenomen basisopleidingen, kan per slot van rekening flink op de overheidsuitgaven worden bezuinigd. Het is ,,de meest brute invasie van de studiefinanciering” die we tot nu toe hebben beleefd, stelde Gevers vast.
Erg handig heeft het nieuwe kabinet de zaken ook niet aangepakt, vonden de bestuurders. Een stelselherziening zal pas op zijn vroegst vanaf het jaar 2000 geld opleveren, terwijl de bezuinigingen al voor de periode tot 1998 zijn ingeboekt. Daarom was men bang te worden gedwongen om alvast op grootschalige wijze te snijden in het personeelsbestand. De schattingen liepen wat dat betreft uiteen van een kwart tot de helft van het totale bestand. ,,Zou men op de Olympus van het Binnenhof weten hoe de echte wereld in elkaar zit?”, verwees Brinkman naar de onvoorstelbaarheid van zo’n opgave.
Het komende overleg tussen de bewindslieden en de instellingen wordt gevoerd met ,,het pistool op de borst”, vond de Nijmeegse rector magnificus Van Els. Zelfs al zouden de universiteiten de nieuwe regering ervan kunnen overtuigen dat de ingeslagen weg een heilloze is, dan nog moeten ze er op den duur toch op een of andere manier voor boeten, dacht hij. Van Els tot zijn publiek: ,,Ik kan me voorstellen dat u zich voelt als de tot de guillotine veroordeelde die de kans krijgt een alternatief te bedenken, mits ook die vervangende operatie oplevert dat betrokkene zelf zo’n 25 centimeter gekort wordt.”
Baken
De overheid belijdt slechts met de mond dat het hoger onderwijs van het grootste belang is voor de economische positie van ons land, was het algemene verwijt aan het adres van het kabinet. Ook Ritzen zelf, de oude en nieuwe minister van onderwijs, werd hier en daar aangeproken op zijn uitspraken uit het verleden. Meer dan eens heeft hij gezegd dat verdere bezuinigingen op het hoger onderwijs niet zonder kwaliteitsverlies gepaard kunnen gaan.
De Groningse rector magnificus Kuipers wenstte zelfs nog een stapje verder te gaan. Bij hem hadden de kabinetsplannen twijfels doen ontstaan over ,,het voortbestaan van het instituut universiteit, zoals het zich dat door de eeuwen heen heeft kunnen handhaven en ontwikkelen.” Zijn collega van de Universiteit Twente, Popma, verwachtte daarnaast dat de selectie voor de vervolgopleiding niet zal plaatsvinden op grond van kwaliteit, maar op basis van financiële overwegingen. Dat deed hem het ergste vrezen voor het wetenschappelijk onderzoek van de toekomst.
Popma was ook uitgesproken over de kansen op werk voor afgestudeerden met uitsluitend een basisopleiding van drie jaar. ,,Het was onze eigen universiteit die al in de jarenzeventig experimenteerde met een bachelorsopleiding”, memoreerde hij een eerdere poging om in Nederland de universitaire studie in tweeën te knippen. ,,Maar bedrijven bleken toch de voorkeur te geven aan een echte ingenieur, en de opgeleide bachelors zijn stuk voor stuk teruggekeerd om hun opleiding af te maken. Regering, zou ik zeggen, een schip op het strand is een baken in zee.”
Selectie
Veel bestuurders wilden eigenlijk het liefst met rust worden gelaten door de overheid. Op een fundamentele herziening van het hoger onderwijs zit niemand te wachten, vonden zij. En voor zover er problemen zijn, kunnen die best binnen het bestaande bestel worden opgelost. ,,Het lijkt de verkeerde agenda”, stelde collegevoorzitter Gevers van de Universiteit van Amsterdam bijvoorbeeld, ,,en een symptoom van bestuur in isolement – om tijdens formatieonderhandelingen een herstructurering in het hoger onderwijs te bedenken, in omstandigheden waarin precies zo’n herstructurering na twintig jaar gezwoeg nog amper zijn beslag heeft gekregen.”
En zijn collega Brinkman van de Vrije Universiteit stelde: ,,Naarmate de overheid slechter bij kas raakt, speelt zij meer de rol van grote regelneef en bovenmeester.” Net als veel anderen wilde hij liever dat de universiteiten meer zelf mogen regelen en voor hun subsidie minder afhankelijk worden van het aantal studenten en afgestudeerden.
De kans is groot dat selectie in dat geval een veel grotere rol gaat spelen. Zo liet collegevoorzitter Veldhuis alvast weten dat zijn Utrechtse universiteit de kans aan zou grijpen om de propaedeuse te verscherpen. ,,Competitie, selectie en de bijbehorende ongelijkheid liggen op dit moment veel te veel in de taboesfeer”, vond hij. ,,In het hoger onderwijs zijn dergelijke begrippen echter gerechtvaardigd en moeten ze worden gestimuleerd.”
De Universiteit Twente zocht het in een geheel andere richting. ,,Afstuderen is verouderd”, stelde rector Popma. Beter leek het hem als de Universiteit Twente over zou schakelen op een groot aanbod van her- en bijscholings- projecten. Niet alleen de onzekerheid op de arbeidsmarkt maar ook de veroudering van kennis verplicht academici ertoe om zich permanent te scholen, stelde hij. ,,Talent wordt iets dat we moeten recyclen. Wie had dat kunnen denken: de eeuwige student in ere hersteld. Alleen werkt hij harder dan vroeger.”
Relativerende woorden kwamen er tenslotte uit Rotterdam. Daar hield collegevoorzitter Van der Molen zijn gehoor de ruim tweeduizend jaar oude woorden voor van Gaius Petronius Arbiter, pro-consul van Bithynia ten tijde van Nero: ,,Ik heb ontdekt dat er de neiging is om te proberen elke nieuwe situatie te beantwoorden met een reorganisatie. En een reorganisatie vormt inderdaad een uitstekende methode om de illusie van vooruitgang te suggereren, terwijl het in werkelijkheid vaak resulteert in verwarring, inefficiëntie en ontmoediging.” (HOP/M.W.)
De plannen van het nieuwe kabinet voor herziening van, en korting op het hoger onderwijs zijn hard aangekomen in de universitaire wereld. Verbijstering, kwaadheid en teleurstelling vochten afgelopen maandag om voorrang bij de traditionele opening van het academisch jaar. ,,Wat te concluderen bij zoveel afbraak, onredelijkheid, onmogelijkheid, incompetentie, heerszucht en gebrek aan kritische zin?”
De toon is gezet voor het komende overleg tussen minister Ritzen, staatssecretaris Nuis en de universiteiten. Het voornemen om de universitaire studies om te vormen tot driejarige basisopleidingen met een één- tot driejarig vervolg voor de beste studenten kan niet rekenen op ook maar de geringste ondersteuning uit de academische wereld. Zeker niet als de regering halsstarrig vast blijft houden aan de bezuiniging van anderhalf miljard gulden op hoger onderwijs en studiefinanciering.
Echt verrassend is die stellingname natuurlijk niet, na alle mediageweld van de afgelopen weken. De felheid en massaliteit van het bestuurlijk verzet was maandag echter wel opvallend. ,,Gaat u voorlopig niet op terassen met politici spreken”, illustreerde collegevoorzitter Dittrich van de Rijksuniversiteit Limburg bijvoorbeeld zijn bezwaren tegen ,,de onwaardige” manier waarop de plannen tot stand zijn gekomen. En zijn collega van de Vrije Universiteit in Amsterdam, Brinkman, schroomde niet kwalificaties als ,,afbraak, onredelijkheid, incompetentie en heerszucht” in de mond te nemen.
In Wageningen, waar de Landbouwuniversiteit onlang besloot over te stappen op een Angelsaxisch onderwijsmodel met een bachelors– en een mastersfase, voelen de bestuurders zich zelfs ronduit belazerd. ,,Als het waar is dat de regering zich door onze plannen heeft laten inspireren, laat ze die plannen dan ook echt als uitgangspunt nemen en ze niet puur gebruiken als een mogelijkheid om te bezuinigen”, liet rector magnificus Karsten zijn toehoorders weten.
Collegevoorzitter Gevers van de Universiteit van Amsterdam vermoedde dat het allemaal komt doordat achter de politiek een geheel nieuw mensentype schuil gaat: Een Jan Salie in hedendaagse verschijningsvorm. Niet zonder fut en energie, maar juist in permanente staat van beweging. ,,Strak in het pak voert hij een beleid, heeft hij een program en sluit hij deals. Hij is de reden dat er niets meer verandert en alles potdicht zit. Onze Jan Salie bezuinigt”, aldus Gevers.
Guillotine
Groot bleek de ergernis over de koppeling tussen bezuinigingen en de inhoudelijke herziening van het hoger onderwijs. Eerst hebben de paarse onderhandelaars bedacht hoeveel geld zij de universiteiten en hogescholen af willen pakken en vervolgensis vliegensvlug een aardig plannetje in elkaar gezet om het geheel ,,een schijn van rationaliteit te geven”, zo luidde het algemene vermoeden. Collegevoorzitter Veldhuis van de Universiteit Utrecht sprak van een ,,schaamlap” voor wat eigenlijk ,,een botte bezuiniging zonder weerga is”.
Velen stelden verontwaardigd vast dat de moeilijkheden rond de studiefinanciering als voornaamste inspiratie hebben gediend voor de plannen. Door het recht op een beurs op termijn terug te brengen naar drie jaar, de tijd die staat voor de duur van de voorgenomen basisopleidingen, kan per slot van rekening flink op de overheidsuitgaven worden bezuinigd. Het is ,,de meest brute invasie van de studiefinanciering” die we tot nu toe hebben beleefd, stelde Gevers vast.
Erg handig heeft het nieuwe kabinet de zaken ook niet aangepakt, vonden de bestuurders. Een stelselherziening zal pas op zijn vroegst vanaf het jaar 2000 geld opleveren, terwijl de bezuinigingen al voor de periode tot 1998 zijn ingeboekt. Daarom was men bang te worden gedwongen om alvast op grootschalige wijze te snijden in het personeelsbestand. De schattingen liepen wat dat betreft uiteen van een kwart tot de helft van het totale bestand. ,,Zou men op de Olympus van het Binnenhof weten hoe de echte wereld in elkaar zit?”, verwees Brinkman naar de onvoorstelbaarheid van zo’n opgave.
Het komende overleg tussen de bewindslieden en de instellingen wordt gevoerd met ,,het pistool op de borst”, vond de Nijmeegse rector magnificus Van Els. Zelfs al zouden de universiteiten de nieuwe regering ervan kunnen overtuigen dat de ingeslagen weg een heilloze is, dan nog moeten ze er op den duur toch op een of andere manier voor boeten, dacht hij. Van Els tot zijn publiek: ,,Ik kan me voorstellen dat u zich voelt als de tot de guillotine veroordeelde die de kans krijgt een alternatief te bedenken, mits ook die vervangende operatie oplevert dat betrokkene zelf zo’n 25 centimeter gekort wordt.”
Baken
De overheid belijdt slechts met de mond dat het hoger onderwijs van het grootste belang is voor de economische positie van ons land, was het algemene verwijt aan het adres van het kabinet. Ook Ritzen zelf, de oude en nieuwe minister van onderwijs, werd hier en daar aangeproken op zijn uitspraken uit het verleden. Meer dan eens heeft hij gezegd dat verdere bezuinigingen op het hoger onderwijs niet zonder kwaliteitsverlies gepaard kunnen gaan.
De Groningse rector magnificus Kuipers wenstte zelfs nog een stapje verder te gaan. Bij hem hadden de kabinetsplannen twijfels doen ontstaan over ,,het voortbestaan van het instituut universiteit, zoals het zich dat door de eeuwen heen heeft kunnen handhaven en ontwikkelen.” Zijn collega van de Universiteit Twente, Popma, verwachtte daarnaast dat de selectie voor de vervolgopleiding niet zal plaatsvinden op grond van kwaliteit, maar op basis van financiële overwegingen. Dat deed hem het ergste vrezen voor het wetenschappelijk onderzoek van de toekomst.
Popma was ook uitgesproken over de kansen op werk voor afgestudeerden met uitsluitend een basisopleiding van drie jaar. ,,Het was onze eigen universiteit die al in de jarenzeventig experimenteerde met een bachelorsopleiding”, memoreerde hij een eerdere poging om in Nederland de universitaire studie in tweeën te knippen. ,,Maar bedrijven bleken toch de voorkeur te geven aan een echte ingenieur, en de opgeleide bachelors zijn stuk voor stuk teruggekeerd om hun opleiding af te maken. Regering, zou ik zeggen, een schip op het strand is een baken in zee.”
Selectie
Veel bestuurders wilden eigenlijk het liefst met rust worden gelaten door de overheid. Op een fundamentele herziening van het hoger onderwijs zit niemand te wachten, vonden zij. En voor zover er problemen zijn, kunnen die best binnen het bestaande bestel worden opgelost. ,,Het lijkt de verkeerde agenda”, stelde collegevoorzitter Gevers van de Universiteit van Amsterdam bijvoorbeeld, ,,en een symptoom van bestuur in isolement – om tijdens formatieonderhandelingen een herstructurering in het hoger onderwijs te bedenken, in omstandigheden waarin precies zo’n herstructurering na twintig jaar gezwoeg nog amper zijn beslag heeft gekregen.”
En zijn collega Brinkman van de Vrije Universiteit stelde: ,,Naarmate de overheid slechter bij kas raakt, speelt zij meer de rol van grote regelneef en bovenmeester.” Net als veel anderen wilde hij liever dat de universiteiten meer zelf mogen regelen en voor hun subsidie minder afhankelijk worden van het aantal studenten en afgestudeerden.
De kans is groot dat selectie in dat geval een veel grotere rol gaat spelen. Zo liet collegevoorzitter Veldhuis alvast weten dat zijn Utrechtse universiteit de kans aan zou grijpen om de propaedeuse te verscherpen. ,,Competitie, selectie en de bijbehorende ongelijkheid liggen op dit moment veel te veel in de taboesfeer”, vond hij. ,,In het hoger onderwijs zijn dergelijke begrippen echter gerechtvaardigd en moeten ze worden gestimuleerd.”
De Universiteit Twente zocht het in een geheel andere richting. ,,Afstuderen is verouderd”, stelde rector Popma. Beter leek het hem als de Universiteit Twente over zou schakelen op een groot aanbod van her- en bijscholings- projecten. Niet alleen de onzekerheid op de arbeidsmarkt maar ook de veroudering van kennis verplicht academici ertoe om zich permanent te scholen, stelde hij. ,,Talent wordt iets dat we moeten recyclen. Wie had dat kunnen denken: de eeuwige student in ere hersteld. Alleen werkt hij harder dan vroeger.”
Relativerende woorden kwamen er tenslotte uit Rotterdam. Daar hield collegevoorzitter Van der Molen zijn gehoor de ruim tweeduizend jaar oude woorden voor van Gaius Petronius Arbiter, pro-consul van Bithynia ten tijde van Nero: ,,Ik heb ontdekt dat er de neiging is om te proberen elke nieuwe situatie te beantwoorden met een reorganisatie. En een reorganisatie vormt inderdaad een uitstekende methode om de illusie van vooruitgang te suggereren, terwijl het in werkelijkheid vaak resulteert in verwarring, inefficiëntie en ontmoediging.” (HOP/M.W.)
Comments are closed.