Campus

‘Een Roemeense in een jóngenshuis had er de tijd van haar leven’

De grootste piek, aan het begin van het collegejaar, en de onverwachte bouwkundepiek in oktober zijn achter de rug. Daarmee is de grootste stress voorbij.

Kan het een gewone student al moeite genoeg kosten om één kamer te vinden, Rita van den Heuvel en Ankie van Schagen moeten voor de TU en voor het IHE woonruimte regelen voor enkele honderden buitenlanders per jaar. En behalve het dak boven het hoofd, er ook voor zorgen dat er niet met Jif wordt afgewassen.


1 ,,Furieus kwam de moeder terug: de kamer was niet goed voor haar dochter”

,,Twee maanden voor aankomst in Delft moet een buitenlandse student of gast het inschrijvingsformulier hebben toegestuurd. Daarop staan naam, land van herkomst, geboortedatum, geslacht en de prijsklasse waarin de kamer moet vallen. Sinds kort moet ook worden ingevuld of je rookt of niet. Op basis van die luttele gegevens moeten wij een geschikte woonruimte zoeken”, aldus Rita van den Heuvel.

Van den Heuvel heeft, vanuit haar positie bij Duwo, een bemiddelingscontract met de TU. ,,Per jaar moeten we een van tevoren vastgesteld aantal studenten en gasten, waaronder bijvoorbeeld gasthoogleraren en research fellows, huisvesten. We begonnen in 1993 met een contract voor 146 studenten en 244 gasten. Dat zijn er nu veel meer geworden.” Als deelnemers het formulier te laat hebben ingestuurd, wordt huisvesting niet meer gegarandeerd. Duwo heeft dan nog wel een inspanningsverplichting.

Ankie van Schagen moet per jaar zo’n driehonderd deelnemers voor IHE huisvesten. ,,In hotel Sebastiaansbrug, het gebouw aan je rechterhand als je vanuit De Veste over de brug naar de TU-wijk gaat, hebben we honderd kamers voor TU-gasten. Het loopt erg goed, mensen komen terug. Voor IHE huisvesten wij mensen vooral op de Mina Krüsemanstraat, daar is plaats voor tweehonderdveertig mensen.”
Aanpassen

De aanpassing aan de Nederlandse gewoonten en het klimaat verloopt soms moeizaam voor de buitenlanders. Van Schagen: ,,Dat is ook niet verwonderlijk. Ze moeten zoveel nieuwe indrukken verwerken en ze zijn van huis uit hele andere dingen gewend. Toen de complexen bij de Sint Sebastiaansbrug en op de Mina Krusemanstraat er nog niet stonden, brachten we vrijwel alle deelnemers onder in de particuliere sector. Dat leverde vaak problemen op. Voor een groot deel waren deze terug te brengen op de cultuurverschillen, maar voor het overgrote gedeelte ligt het aan de persoon. De één kan zich wel goed aanpassen en de ander niet.”

Nieuwelingen zijn uiterlijk altijd goed te herkennen. Van den Heuvel: ,,We gingen een paar jaar geleden een grote groep Indonesiërs ophalen van Schiphol. Een aantal Indonesiërs die hier al een tijdje zaten, gingen mee. Dat werden hunbegeleiders. In de bus terug zag je precies wie nieuw was: die waren nog iets donkerder van huid. Kennelijk word je hier toch iets witter. Andere net aangekomen buitenlanders uit de meer zuidelijke landen kun je er ook zo uithalen. Die dragen mutsen en sjalen, ze hebben het hier altijd zo koud.”

Van Schagen: ,,Over het algemeen zijn het mannen die je huisvest. Die zijn vaak niet gewend het huishouden te doen en al helemaal niet met Nederlandse middelen. Ze vragen je waar de vleeshaak is en in plaats van het gas na het koken uit te draaien, blazen ze het uit. En al het koken gebeurt met olie, maar het gas na verloop van tijd lager zetten – dat doen sommigen niet. Als de vlam in de pan slaat, wordt er water opgegooid of ze gaan er mee lopen. Diegenen hebben thuis niet altijd geleerd dat je dan gewoon de deksel op de pan moet doen.”

Om wat Nederlandse gebruiksmiddelen te leren kennen krijgen de deelnemers van IHE bij aankomst een setje met miniatuurdingetjes, schuursponsjes en dergelijke, waarop staat waarvoor je wat moet gebruiken. ,,Maar dat iemand dan met Jif staat af te wassen, dat voorzie je van tevoren niet.”

,,Bouwkundestudenten, dat is altijd een speciaal volk”, legt Van den Heuvel uit. ,,Eind oktober stond er opeens een groep Spanjaarden van bouwkunde voor mijn neus. Sommigen hadden wel netjes het formulier ingestuurd, maar de meesten niet. Mañana, mañana, hè. Of ik niet iets voor ze had. Nee, dus. ‘Echt niet? Ook niet voor mij?’ Maar ik had dus niets. Ik heb ze naar Waltman gestuurd en ingeschreven bij onze kamerwinkel. Op één november kreeg ik opeens vijf onderhuurkamers aangeboden, maar de Spanjaarden waren al niet meer te vinden. Kennelijk hadden ze zelf al iets gevonden. Soms lost het zich vanzelf op.”
Cadeautjes

Het gebeurt niet vaak dat mensen proberen de bemiddelaars om te kopen. Van Schagen: ,,Eigenlijk nooit. Vaak hebben ze wel cadeautjes bij zich, van thuis. Die krijg je meestal aan het eind, als ze tevreden zijn. Als je die aan het begin krijgt, kunnen ze daar iets mee bedoelen. Maar wij doen voor iedereen evenveel ons best.”

De adoptiekamers, kamers in studentenhuizen, leveren soms ook problemen op. ,,Omdat wij van tevoren nauwelijks weten wat voor mensen het zijn, kan het verkeerd uitpakken. Bovendien kunnen de cultuurverschillen opspelen. Als je tegen sommige buitenlanders zegt: ,,Doe alsof je thuis bent”, dan vatten zij dat anders op dan wij. Alles is dan van hun, dus mogen zij bepalen waarnaar gekeken wordt op televisie, trekken de kasten open etcetera. Maar meestal gaat het wel goed.

Een Italiaans meisje was hier aangekomen met haar moeder en broer, en gezamenlijk gingen ze de kamer in een studentenhuis bekijken. Furieus kwam die moeder terug, dit was echt niet goed voor haar dochter. Maar ja, er was niets anders. Dus het meisje ging toch maar. Na een paar dagen belde ze op dat ze zou blijven, maar aan haar moeder zou vertellen dat ze een andere kamer zocht. Ook een Roemeens meisje dat per ongeluk in een jóngenshuis aan de Voorstraat terecht kwam, had de tijd van haar leven.”

Maar niet alle meisjes voelen zich thuis is studentenhuizen. Van den Heuvel: ,,Een Belgisch meisje had geen prijsklasseaangegeven op het inschrijvingsformulier. Ik had een kamer uitgezocht in een studentenhuis, wel zo gezellig. Maar ze kwam huilend terug, ze wilde eigenlijk een soort hotel.” Van Schagen: ,,Het plaatsen van vrouwen verdient altijd extra aandacht, vooral in kleine groepen.”

De grootste stresspiek zit aan het begin van het collegejaar. ,,Dan komen de grote aantallen buitenlanders, terwijl de kamermarkt wordt overspoeld met eerstejaars. Ze beseffen dan niet hoeveel moeite het kost iets voor ze te vinden”, aldus Van den Heuvel. ,,Bied je een kamer aan, willen ze hem niet hebben. ‘Ik houd de kamer nog een paar dagen voor je vast, ga in de tussentijd zelf maar kijken of je iets beters kunt vinden’, zeg ik dan. Na een paar dagen komen ze met hangende pootjes terug, dan waarderen ze je werk wel.”

Ingrid Bonnet

De grootste piek, aan het begin van het collegejaar, en de onverwachte bouwkundepiek in oktober zijn achter de rug. Daarmee is de grootste stress voorbij. Kan het een gewone student al moeite genoeg kosten om één kamer te vinden, Rita van den Heuvel en Ankie van Schagen moeten voor de TU en voor het IHE woonruimte regelen voor enkele honderden buitenlanders per jaar. En behalve het dak boven het hoofd, er ook voor zorgen dat er niet met Jif wordt afgewassen.


1 ,,Furieus kwam de moeder terug: de kamer was niet goed voor haar dochter”

,,Twee maanden voor aankomst in Delft moet een buitenlandse student of gast het inschrijvingsformulier hebben toegestuurd. Daarop staan naam, land van herkomst, geboortedatum, geslacht en de prijsklasse waarin de kamer moet vallen. Sinds kort moet ook worden ingevuld of je rookt of niet. Op basis van die luttele gegevens moeten wij een geschikte woonruimte zoeken”, aldus Rita van den Heuvel.

Van den Heuvel heeft, vanuit haar positie bij Duwo, een bemiddelingscontract met de TU. ,,Per jaar moeten we een van tevoren vastgesteld aantal studenten en gasten, waaronder bijvoorbeeld gasthoogleraren en research fellows, huisvesten. We begonnen in 1993 met een contract voor 146 studenten en 244 gasten. Dat zijn er nu veel meer geworden.” Als deelnemers het formulier te laat hebben ingestuurd, wordt huisvesting niet meer gegarandeerd. Duwo heeft dan nog wel een inspanningsverplichting.

Ankie van Schagen moet per jaar zo’n driehonderd deelnemers voor IHE huisvesten. ,,In hotel Sebastiaansbrug, het gebouw aan je rechterhand als je vanuit De Veste over de brug naar de TU-wijk gaat, hebben we honderd kamers voor TU-gasten. Het loopt erg goed, mensen komen terug. Voor IHE huisvesten wij mensen vooral op de Mina Krüsemanstraat, daar is plaats voor tweehonderdveertig mensen.”
Aanpassen

De aanpassing aan de Nederlandse gewoonten en het klimaat verloopt soms moeizaam voor de buitenlanders. Van Schagen: ,,Dat is ook niet verwonderlijk. Ze moeten zoveel nieuwe indrukken verwerken en ze zijn van huis uit hele andere dingen gewend. Toen de complexen bij de Sint Sebastiaansbrug en op de Mina Krusemanstraat er nog niet stonden, brachten we vrijwel alle deelnemers onder in de particuliere sector. Dat leverde vaak problemen op. Voor een groot deel waren deze terug te brengen op de cultuurverschillen, maar voor het overgrote gedeelte ligt het aan de persoon. De één kan zich wel goed aanpassen en de ander niet.”

Nieuwelingen zijn uiterlijk altijd goed te herkennen. Van den Heuvel: ,,We gingen een paar jaar geleden een grote groep Indonesiërs ophalen van Schiphol. Een aantal Indonesiërs die hier al een tijdje zaten, gingen mee. Dat werden hunbegeleiders. In de bus terug zag je precies wie nieuw was: die waren nog iets donkerder van huid. Kennelijk word je hier toch iets witter. Andere net aangekomen buitenlanders uit de meer zuidelijke landen kun je er ook zo uithalen. Die dragen mutsen en sjalen, ze hebben het hier altijd zo koud.”

Van Schagen: ,,Over het algemeen zijn het mannen die je huisvest. Die zijn vaak niet gewend het huishouden te doen en al helemaal niet met Nederlandse middelen. Ze vragen je waar de vleeshaak is en in plaats van het gas na het koken uit te draaien, blazen ze het uit. En al het koken gebeurt met olie, maar het gas na verloop van tijd lager zetten – dat doen sommigen niet. Als de vlam in de pan slaat, wordt er water opgegooid of ze gaan er mee lopen. Diegenen hebben thuis niet altijd geleerd dat je dan gewoon de deksel op de pan moet doen.”

Om wat Nederlandse gebruiksmiddelen te leren kennen krijgen de deelnemers van IHE bij aankomst een setje met miniatuurdingetjes, schuursponsjes en dergelijke, waarop staat waarvoor je wat moet gebruiken. ,,Maar dat iemand dan met Jif staat af te wassen, dat voorzie je van tevoren niet.”

,,Bouwkundestudenten, dat is altijd een speciaal volk”, legt Van den Heuvel uit. ,,Eind oktober stond er opeens een groep Spanjaarden van bouwkunde voor mijn neus. Sommigen hadden wel netjes het formulier ingestuurd, maar de meesten niet. Mañana, mañana, hè. Of ik niet iets voor ze had. Nee, dus. ‘Echt niet? Ook niet voor mij?’ Maar ik had dus niets. Ik heb ze naar Waltman gestuurd en ingeschreven bij onze kamerwinkel. Op één november kreeg ik opeens vijf onderhuurkamers aangeboden, maar de Spanjaarden waren al niet meer te vinden. Kennelijk hadden ze zelf al iets gevonden. Soms lost het zich vanzelf op.”
Cadeautjes

Het gebeurt niet vaak dat mensen proberen de bemiddelaars om te kopen. Van Schagen: ,,Eigenlijk nooit. Vaak hebben ze wel cadeautjes bij zich, van thuis. Die krijg je meestal aan het eind, als ze tevreden zijn. Als je die aan het begin krijgt, kunnen ze daar iets mee bedoelen. Maar wij doen voor iedereen evenveel ons best.”

De adoptiekamers, kamers in studentenhuizen, leveren soms ook problemen op. ,,Omdat wij van tevoren nauwelijks weten wat voor mensen het zijn, kan het verkeerd uitpakken. Bovendien kunnen de cultuurverschillen opspelen. Als je tegen sommige buitenlanders zegt: ,,Doe alsof je thuis bent”, dan vatten zij dat anders op dan wij. Alles is dan van hun, dus mogen zij bepalen waarnaar gekeken wordt op televisie, trekken de kasten open etcetera. Maar meestal gaat het wel goed.

Een Italiaans meisje was hier aangekomen met haar moeder en broer, en gezamenlijk gingen ze de kamer in een studentenhuis bekijken. Furieus kwam die moeder terug, dit was echt niet goed voor haar dochter. Maar ja, er was niets anders. Dus het meisje ging toch maar. Na een paar dagen belde ze op dat ze zou blijven, maar aan haar moeder zou vertellen dat ze een andere kamer zocht. Ook een Roemeens meisje dat per ongeluk in een jóngenshuis aan de Voorstraat terecht kwam, had de tijd van haar leven.”

Maar niet alle meisjes voelen zich thuis is studentenhuizen. Van den Heuvel: ,,Een Belgisch meisje had geen prijsklasseaangegeven op het inschrijvingsformulier. Ik had een kamer uitgezocht in een studentenhuis, wel zo gezellig. Maar ze kwam huilend terug, ze wilde eigenlijk een soort hotel.” Van Schagen: ,,Het plaatsen van vrouwen verdient altijd extra aandacht, vooral in kleine groepen.”

De grootste stresspiek zit aan het begin van het collegejaar. ,,Dan komen de grote aantallen buitenlanders, terwijl de kamermarkt wordt overspoeld met eerstejaars. Ze beseffen dan niet hoeveel moeite het kost iets voor ze te vinden”, aldus Van den Heuvel. ,,Bied je een kamer aan, willen ze hem niet hebben. ‘Ik houd de kamer nog een paar dagen voor je vast, ga in de tussentijd zelf maar kijken of je iets beters kunt vinden’, zeg ik dan. Na een paar dagen komen ze met hangende pootjes terug, dan waarderen ze je werk wel.”

Ingrid Bonnet

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.