Education

Een lichte mate van vervreemding

Een door Moby Dick geïnspireerd huis in de vorm van een grote witte walvis. Dat is nou precies de vorm van architectuur die de vorige week cum laude afgestudeerde Laura Theng wil vermijden.

Aan de hand van vijf literaire hoogstandjes analyseerde ze het werkprocédé van reuzen als Mulisch en Calvino. Ze paste die technieken toe in een ontwerp voor een licht onheilspellend station waarin iedereen zich een acteur in zijn eigen film kan wanen.

‘Bij het lezen van een boek zou je soms willen dat de schrijver architect was’, schrijf je in het voorwoord van je onderzoeksverslag. En: ‘Als kind was ik al gefascineerd door boeken. Stiekem ‘s nachts onder de dekens lezen en helemaal opgaan in een andere wereld.’ Vormde die fascinatie de basis voor je onderzoek?

“Eigenlijk wel. Ik heb altijd heel veel gelezen. Hoe je al lezend volledig kunt opgaan in een fictieve wereld. Dat fenomeen vond ik als kind al interessant. Je kunt beschreven ruimtes helemaal voor je zien, hoe buitenissig ze ook zijn.”

Dat is ook het talent van de lezer.

“Ja, maar een schrijver moet zulke werelden toch eerst kunnen oproepen. Als kind was ik weg van ‘Het oneindige verhaal’. In dat boek beschrijft Michael Ende veel van zulke vreemde ruimtes en fantasiesteden. Ik vond het prachtig om te zien hoe het verhaal van de hoofdpersoon Bastiaan in rode inkt was afgedrukt, en het verhaal over het fantasierijk waar Bastiaan langzaam in wordt gezogen, in blauwe inkt. Dat zoiets kon! ‘Het oneindige verhaal’ behoort tot de boeken die de meeste indruk op me hebben gemaakt. Ik heb het wel dertig keer herlezen.”

Je begon je presentatie met een citaat uit ‘De ontdekking van de hemel’: ‘Dezelfde, zich eindeloos naar alle kanten voortzettende ruimte vol trappen, bruggen, bogen, galerijen, de diepe schaduwen zonder lichtbronnen, alles gevuld met dezelfde roerloze lucht.’

“Mulisch weet dat zo te beschrijven dat je als lezer het onbehaaglijke gevoel ervaart dat de imaginaire ruimtes van Piranesi kunnen oproepen. Als architect wil je ook een bepaald gevoel overbrengen. Ik was benieuwd of je de methodes van een schrijver zou kunnen gebruiken bij het ontwerpen.”

Je hoort mensen wel eens klagen dat ‘De ontdekking van de hemel’ te pretentieus is.

“Natuurlijk, Mulisch wil graag laten zien wat hij allemaal weet en hoe geniaal hij wel niet is, maar daar moet je een beetje overheen lezen. Ik onderstreep vaak mooie zinnen en mijn exemplaar van ‘De ontdekking van de hemel’ staat vol met onderstreepte passages.”

Zijn er geen grote verschillen tussen literatuur en architectuur?

“In literatuur speelt vervreemding een belangrijke rol, terwijl je in de architectuur mensen eerder een veilig gevoel wilt geven. Maar ik denk dat je architectuur spannender kunt maken door een lichte mate van vervreemding op te roepen. Natuurlijk leent een theater of een museum zich daar beter voor dan een ziekenhuis. In het begin was ik er niet heilig van overtuigd dat mijn onderzoek tot een bruikbare ontwerpmethode zou leiden. Het was een experiment. Ik heb een heel goede hoofdmentor gevonden in Klaske Havik, die op Bouwkunde doceert over de verbanden tussen architectuur en literatuur. Zij begreep meteen dat mijn onderzoek niet typisch Delfts was, en zich dus ook niet leende voor de geijkte aanpak van probleem definiëren en oplossingen bedenken.”

Je hebt vijf romans geanalyseerd, waaronder ‘Austerlitz’ van W.G. Sebald en ‘Extremely Loud and Incredibly Close’ van Jonathan Safran Foer. Kende je die boeken al?

“Niet allemaal. ‘De ontdekking van de hemel’ koos ik omdat het me van jongs af aan heeft gefascineerd. Maar ‘House of Leaves’ van Mark Z. Danielewski kende ik alleen van reputatie. Het thema van een huis dat van binnen groter is dan van buiten is architectonisch natuurlijk interessant, maar ook de opmaak en de stijl van dat boek zijn bijzonder, de manier waarop de voetnoten een soort boek in het boek vormen, de experimenten met kleur en typografie.In de overgangsfase van onderzoek naar ontwerp heeft ‘House of Leaves’ me erg geïnspireerd.”

Als je concreet gaat verwijzen naar bepaalde scènes of personages ligt kitsch natuurlijk ook op de loer: een soort literair themapark.

“Dat wilde ik dus vermijden. Ik heb de romans geanalyseerd aan de hand van literaire elementen als vertelperspectief, verhaallijn en dialoog, en gekeken hoe je die methodes kunt vertalen naar architectuur. Om als architect te experimenteren met het literaire procédé van het wisselende perspectief heb ik een kort verhaal geschreven over een reiziger, dat eindigt op het moment dat zijn trein binnenloopt op een onbekend, niet nader beschreven station. Aan vrienden en familieleden heb ik gevraagd of ze verhalen wilden schrijven over dat station. Dat leverde heel uiteenlopende visies op. In het ene verhaal zag je het station door de ogen van een hond, in een andere tekst lag het perspectief bij iemand die op een bankje de reizigers observeert. Aan de hand van zulke verhalen, waarin het schijnbaar eindeloos lange perron vaak een belangrijke rol speelde, ben ik vormstudiemodellen gaan maken voor de verschillende elementen van het gebouw. Een van die modellen werd de basis voor de hoofdvorm van het stationsgebouw. Het gebouw heeft een overdreven perspectief, dat ik weer heb geprobeerd te abstraheren.”

Het ontwerp oogt als een station uit een film van Terry Gilliam. Het kent geen enkele rechte hoek.

“Ik wilde dat je bij elke stap die je in het station zet weer iets anders ziet en voelt. Je kunt er snel doorheen lopen als dat nodig is, maar de tussenruimte, de bruggen en de niveauverschillen zorgen er voor dat er steeds plekken zijn waar iets kan gebeuren. En dan bedoel ik niet alleen banale dingen als winkelen of even uitrusten, maar vooral ook het ondergaan van ongebruikelijke sensaties: een onverwacht uitzicht vanaf een brug, een plek waar de wind onverwacht hard waait”

Heb je een evenwicht proberen te vinden tussen het desoriënterende en het vertrouwde, geruststellende?

“Ja, want ik wilde niet dat mensen helemaal gek zouden worden in mijn station. Maar die twee elementen waren niet altijd eenvoudig te verzoenen. Ik had ook niet echt een voorbeeld. Al raakte ik tijdens mijn vooronderzoek wel onder de indruk van een nooit gerealiseerd ontwerp dat de Amerikaanse architect Steven Holl heeft gemaakt voor een museum in Parijs. Als inspiratie gebruikte hij een experimenteel gedicht van de negentiende-eeuwse Franse dichter Mallarmé: un coup de dés jamais n’abolira le hasard – een worp met de dobbelstenen zal het toeval nooit kunnen opheffen. Holl liet zich meer door de afwijkende opmaak van het gedicht beïnvloeden dan door de letterlijke inhoud. Dat sprak me aan.”

Zou jouw station ooit echt gebouwd kunnen worden?

“Ik heb geprobeerd om een redelijk functioneel stationsgebouw te ontwerpen, maar dat was niet mijn belangrijkste drijfveer. Ik wilde in de allereerste plaats een nieuwe ontwerpmethode uitproberen. Ik heb me wat dat betreft ook helemaal laten gaan: dit station zou in de praktijk waarschijnlijk veel te duur uitvallen. Er zullen ook een hoop functionele tekortkomingen zijn, al denk ik dat die uiteindelijk allemaal wel zijn op te lossen. Maar dat zou minstens een jaar extra werk betekenen.

Deze ontwerpmethode is te tijdrovend om straks toe te passen bij een architectenbureau. Maar literaire elementen als het gebruik van heftige contrasten zou ik graag willen blijven gebruiken. Toch weer dat tikkeltje vervreemding dat ik aan architectuur wil geven.”

Ben je niet gewoon een gemankeerde schrijver?

“Zo voel ik me helemaal niet, al is de liefde voor literatuur altijd gebleven. Ik ben ook nooit helemaal opgehouden met schrijven. Maar je hoeft daar niet per se je werk van te maken.”

Zou je niet willen publiceren?

“Natuurlijk zou dat leuk zijn, maar ik zou nog liever in de architectuur doorbreken. Misschien ook omdat een gedicht schrijven heel sterk iets voor mezelf is. Als ik een gedicht geschreven heb en er tevreden over ben, kan ik het weer wegleggen. Ik heb minder de drang om dat aan de hele wereld te laten zien dan bij een ontwerp. Natuurlijk kan dat in de toekomst allemaal nog veranderen. Zeg nooit nooit.”
Wie is Laura Theng?

Met haar onorthodoxe onderzoek ‘Architectuur vertelt’ mag Laura Theng (Meerssen, 1980) deelnemen aan de voorselectie van de faculteit Bouwkunde voor de Archiprix 2008. Pas na drie helse maanden communicatiewetenschap te hebben gestudeerd in Amsterdam (‘een ramp . ik haalde alleen maar achten en negens en verveelde me dood’) kwam het besef dat architectuur voor haar de ideale studie zou kunnen zijn. Dat was zes jaar geleden.

Theng heeft ooit overwogen om te kiezen voor het schrijverschap of een studie literatuurwetenschap, maar voelt zich nu in de allereerste plaats architect. Ze vat haar literaire ontwikkeling kernachtig samen: “Als klein meisje schreef ik schriften vol met verhalen. Toen ging ik puberen, en werd alles opeens heel dramatisch, dus ook mijn gedichten. Later merk je dat je poëzie abstracter wordt. Je vindt je eigen stijl.” Ze leest even graag romans als gedichten. ‘Maar ik denk dat mijn kracht vooral in de poëzie ligt.”

(Foto: Sam Rentmeester/FMAX)

‘Bij het lezen van een boek zou je soms willen dat de schrijver architect was’, schrijf je in het voorwoord van je onderzoeksverslag. En: ‘Als kind was ik al gefascineerd door boeken. Stiekem ‘s nachts onder de dekens lezen en helemaal opgaan in een andere wereld.’ Vormde die fascinatie de basis voor je onderzoek?

“Eigenlijk wel. Ik heb altijd heel veel gelezen. Hoe je al lezend volledig kunt opgaan in een fictieve wereld. Dat fenomeen vond ik als kind al interessant. Je kunt beschreven ruimtes helemaal voor je zien, hoe buitenissig ze ook zijn.”

Dat is ook het talent van de lezer.

“Ja, maar een schrijver moet zulke werelden toch eerst kunnen oproepen. Als kind was ik weg van ‘Het oneindige verhaal’. In dat boek beschrijft Michael Ende veel van zulke vreemde ruimtes en fantasiesteden. Ik vond het prachtig om te zien hoe het verhaal van de hoofdpersoon Bastiaan in rode inkt was afgedrukt, en het verhaal over het fantasierijk waar Bastiaan langzaam in wordt gezogen, in blauwe inkt. Dat zoiets kon! ‘Het oneindige verhaal’ behoort tot de boeken die de meeste indruk op me hebben gemaakt. Ik heb het wel dertig keer herlezen.”

Je begon je presentatie met een citaat uit ‘De ontdekking van de hemel’: ‘Dezelfde, zich eindeloos naar alle kanten voortzettende ruimte vol trappen, bruggen, bogen, galerijen, de diepe schaduwen zonder lichtbronnen, alles gevuld met dezelfde roerloze lucht.’

“Mulisch weet dat zo te beschrijven dat je als lezer het onbehaaglijke gevoel ervaart dat de imaginaire ruimtes van Piranesi kunnen oproepen. Als architect wil je ook een bepaald gevoel overbrengen. Ik was benieuwd of je de methodes van een schrijver zou kunnen gebruiken bij het ontwerpen.”

Je hoort mensen wel eens klagen dat ‘De ontdekking van de hemel’ te pretentieus is.

“Natuurlijk, Mulisch wil graag laten zien wat hij allemaal weet en hoe geniaal hij wel niet is, maar daar moet je een beetje overheen lezen. Ik onderstreep vaak mooie zinnen en mijn exemplaar van ‘De ontdekking van de hemel’ staat vol met onderstreepte passages.”

Zijn er geen grote verschillen tussen literatuur en architectuur?

“In literatuur speelt vervreemding een belangrijke rol, terwijl je in de architectuur mensen eerder een veilig gevoel wilt geven. Maar ik denk dat je architectuur spannender kunt maken door een lichte mate van vervreemding op te roepen. Natuurlijk leent een theater of een museum zich daar beter voor dan een ziekenhuis. In het begin was ik er niet heilig van overtuigd dat mijn onderzoek tot een bruikbare ontwerpmethode zou leiden. Het was een experiment. Ik heb een heel goede hoofdmentor gevonden in Klaske Havik, die op Bouwkunde doceert over de verbanden tussen architectuur en literatuur. Zij begreep meteen dat mijn onderzoek niet typisch Delfts was, en zich dus ook niet leende voor de geijkte aanpak van probleem definiëren en oplossingen bedenken.”

Je hebt vijf romans geanalyseerd, waaronder ‘Austerlitz’ van W.G. Sebald en ‘Extremely Loud and Incredibly Close’ van Jonathan Safran Foer. Kende je die boeken al?

“Niet allemaal. ‘De ontdekking van de hemel’ koos ik omdat het me van jongs af aan heeft gefascineerd. Maar ‘House of Leaves’ van Mark Z. Danielewski kende ik alleen van reputatie. Het thema van een huis dat van binnen groter is dan van buiten is architectonisch natuurlijk interessant, maar ook de opmaak en de stijl van dat boek zijn bijzonder, de manier waarop de voetnoten een soort boek in het boek vormen, de experimenten met kleur en typografie.In de overgangsfase van onderzoek naar ontwerp heeft ‘House of Leaves’ me erg geïnspireerd.”

Als je concreet gaat verwijzen naar bepaalde scènes of personages ligt kitsch natuurlijk ook op de loer: een soort literair themapark.

“Dat wilde ik dus vermijden. Ik heb de romans geanalyseerd aan de hand van literaire elementen als vertelperspectief, verhaallijn en dialoog, en gekeken hoe je die methodes kunt vertalen naar architectuur. Om als architect te experimenteren met het literaire procédé van het wisselende perspectief heb ik een kort verhaal geschreven over een reiziger, dat eindigt op het moment dat zijn trein binnenloopt op een onbekend, niet nader beschreven station. Aan vrienden en familieleden heb ik gevraagd of ze verhalen wilden schrijven over dat station. Dat leverde heel uiteenlopende visies op. In het ene verhaal zag je het station door de ogen van een hond, in een andere tekst lag het perspectief bij iemand die op een bankje de reizigers observeert. Aan de hand van zulke verhalen, waarin het schijnbaar eindeloos lange perron vaak een belangrijke rol speelde, ben ik vormstudiemodellen gaan maken voor de verschillende elementen van het gebouw. Een van die modellen werd de basis voor de hoofdvorm van het stationsgebouw. Het gebouw heeft een overdreven perspectief, dat ik weer heb geprobeerd te abstraheren.”

Het ontwerp oogt als een station uit een film van Terry Gilliam. Het kent geen enkele rechte hoek.

“Ik wilde dat je bij elke stap die je in het station zet weer iets anders ziet en voelt. Je kunt er snel doorheen lopen als dat nodig is, maar de tussenruimte, de bruggen en de niveauverschillen zorgen er voor dat er steeds plekken zijn waar iets kan gebeuren. En dan bedoel ik niet alleen banale dingen als winkelen of even uitrusten, maar vooral ook het ondergaan van ongebruikelijke sensaties: een onverwacht uitzicht vanaf een brug, een plek waar de wind onverwacht hard waait”

Heb je een evenwicht proberen te vinden tussen het desoriënterende en het vertrouwde, geruststellende?

“Ja, want ik wilde niet dat mensen helemaal gek zouden worden in mijn station. Maar die twee elementen waren niet altijd eenvoudig te verzoenen. Ik had ook niet echt een voorbeeld. Al raakte ik tijdens mijn vooronderzoek wel onder de indruk van een nooit gerealiseerd ontwerp dat de Amerikaanse architect Steven Holl heeft gemaakt voor een museum in Parijs. Als inspiratie gebruikte hij een experimenteel gedicht van de negentiende-eeuwse Franse dichter Mallarmé: un coup de dés jamais n’abolira le hasard – een worp met de dobbelstenen zal het toeval nooit kunnen opheffen. Holl liet zich meer door de afwijkende opmaak van het gedicht beïnvloeden dan door de letterlijke inhoud. Dat sprak me aan.”

Zou jouw station ooit echt gebouwd kunnen worden?

“Ik heb geprobeerd om een redelijk functioneel stationsgebouw te ontwerpen, maar dat was niet mijn belangrijkste drijfveer. Ik wilde in de allereerste plaats een nieuwe ontwerpmethode uitproberen. Ik heb me wat dat betreft ook helemaal laten gaan: dit station zou in de praktijk waarschijnlijk veel te duur uitvallen. Er zullen ook een hoop functionele tekortkomingen zijn, al denk ik dat die uiteindelijk allemaal wel zijn op te lossen. Maar dat zou minstens een jaar extra werk betekenen.

Deze ontwerpmethode is te tijdrovend om straks toe te passen bij een architectenbureau. Maar literaire elementen als het gebruik van heftige contrasten zou ik graag willen blijven gebruiken. Toch weer dat tikkeltje vervreemding dat ik aan architectuur wil geven.”

Ben je niet gewoon een gemankeerde schrijver?

“Zo voel ik me helemaal niet, al is de liefde voor literatuur altijd gebleven. Ik ben ook nooit helemaal opgehouden met schrijven. Maar je hoeft daar niet per se je werk van te maken.”

Zou je niet willen publiceren?

“Natuurlijk zou dat leuk zijn, maar ik zou nog liever in de architectuur doorbreken. Misschien ook omdat een gedicht schrijven heel sterk iets voor mezelf is. Als ik een gedicht geschreven heb en er tevreden over ben, kan ik het weer wegleggen. Ik heb minder de drang om dat aan de hele wereld te laten zien dan bij een ontwerp. Natuurlijk kan dat in de toekomst allemaal nog veranderen. Zeg nooit nooit.”
Wie is Laura Theng?

Met haar onorthodoxe onderzoek ‘Architectuur vertelt’ mag Laura Theng (Meerssen, 1980) deelnemen aan de voorselectie van de faculteit Bouwkunde voor de Archiprix 2008. Pas na drie helse maanden communicatiewetenschap te hebben gestudeerd in Amsterdam (‘een ramp . ik haalde alleen maar achten en negens en verveelde me dood’) kwam het besef dat architectuur voor haar de ideale studie zou kunnen zijn. Dat was zes jaar geleden.

Theng heeft ooit overwogen om te kiezen voor het schrijverschap of een studie literatuurwetenschap, maar voelt zich nu in de allereerste plaats architect. Ze vat haar literaire ontwikkeling kernachtig samen: “Als klein meisje schreef ik schriften vol met verhalen. Toen ging ik puberen, en werd alles opeens heel dramatisch, dus ook mijn gedichten. Later merk je dat je poëzie abstracter wordt. Je vindt je eigen stijl.” Ze leest even graag romans als gedichten. ‘Maar ik denk dat mijn kracht vooral in de poëzie ligt.”

(Foto: Sam Rentmeester/FMAX)

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.