Campus

‘Een indeling in semesters bevordert uitstelgedrag’

Negentien weken lang één vak, houden studenten dat vol? Deskundigen over de nieuwe jaarindeling in semesters, die in 2001 ingaat.

Negentien weken lang één vak, houden studenten dat vol? Deskundigen over de nieuwe jaarindeling in semesters, die in 2001 ingaat.

,,De verschillen tussen 10, 7 of 6 weken in een periode zijn zeer beperkt”, zegt onderwijsdeskundige dr. Erik de Graaff van didactiek en onderwijsontwikkeling (DidO) van de TU Delft. De TU gaat per september 2001 semesters invoeren. Om aan te geven dat dit geen vreemde keuze is, vertelt De Graaff dat Delft tussen twee extreme jaarindelingen, die van Leuven in één blok en Maastricht in zes blokken, in ligt. ,,De nieuwe indeling in Delft heeft vier referentiepunten, tentamenperiodes, waar naar toe gewerkt kan worden. Ik denk dat dat een prima indeling is, waarin volwassen studenten zelfstandig kunnen plannen en hun eigen verantwoordelijkheid kunnen nemen”, klinkt het uit de mond van De Graaff.

Dat er niet één jaarindeling de beste is, is zo langzamerhand voor iedereen duidelijk. Elk systeem heeft zijn eigen kenmerken, zijn goede en minder goede kanten. De invloed van de jaarindeling, het patroon van het rooster, op het onderwijs zelf is miniem. De nieuwe jaarindeling vergt wel discipline en een goede planning van de studenten. De vakken gaan immers 19 weken in beslag nemen. Volgens ir. Niek Graafland, stafmedewerker van het college van bestuur, is het nieuwe systeem niettemin behoorlijk flexibel. ,,Bij het maken van een planning moet er worden gedacht in halfjaarlijkse periodes. Binnen dat halve jaar kan er met variabel studietempo worden gewerkt. Gaat iemand er een week tussenuit, dan is er voldoende tijd om die week weer in te halen.” Onzin, want mis je éénmaal de boot, dan heb je een half jaar een gat in je programma, werpen anderen tegen. Flexibiliteit blijft een abstract begrip.


1 Illustratie: GRIPP
Feedback

Veruit het belangrijkste – zeker ook bij semesters – is dat er een studeerbaar programma in het rooster wordt gegoten. En dat verdient nog heel wat aandacht van de onderwijsprogrammeurs op de TU. ,,De basis van het bouwen van een onderwijsprogramma is het studiegedrag van de student”, is de vaste overtuiging van Vos. Hij heeft veel onderzoek gedaan naar het studiegedrag van studenten. Uitstellen, uitstellen, uitstellen en als het bijna te laat is ontzettend hard werken, is de niet zo verrassende conclusie. ,,Een indeling in semesters bevordert dit gedrag, dus daar moet extra rekening mee worden gehouden”, zegt Vos. Docenten kunnen hier op inspringen door de studenten te stimuleren continu aan het werk te zijn. ,,Extreem gesteld legt een docent nooit iets uit, maar zijn de taken van een docent het voortdurend reageren op de student, hem stimuleren en feedback geven op hetgeen hij gedaan heeft”, is de stelling van Vos.

,,Het belang van hoorcolleges wordt steeds minder. Het geven van een studietaak, waarmee studenten zelfstandig aan de slag kunnen gaan, wint terrein. Projectonderwijs, zoals dat wordtaangeboden op werktuigbouwkunde, is een voorbeeld van de vervanging van hoorcolleges door werktaken”, vertelt Graafland. Een ander argument voor meer studieopdrachten en meer zelfwerkzaamheid, is dat de studenten van straks zijn groot geworden met het ‘leren leren’ en het maken van studietaken: het studiehuis. Voor hen lijken deze ontwikkelingen precies op tijd te komen. Dr. Cor Kraaikamp, docent Kansrekening en Statistiek, onderschrijft dat. ,,Maar als je een groep van 150 studenten hebt, blijf je weinig andere mogelijkheden houden dan hoorcolleges”, vertelt hij. ,,Zeker als je weinig geld en personeel ter beschikking hebt. Afgelopen jaar wilden wij bij wiskunde starten met onderwijs in kleine groepjes en veel persoonlijkere begeleiding van eerstejaars studenten, maar door gebrek aan geld is dat op het laatste moment weer afgeblazen.”
Bonuspunt

Naast de onderwijsvormen moet ook de manier van toetsen in het nieuwe systeem flink veranderen. Vos: ,,Tentamens aan het eind van een semesters als enige toetsvorm is erg slecht en niet meer van deze tijd. De student moet continu de mogelijkheid hebben getoetst te worden, zodat hij kan zien in hoeverre hij de stof begrepen heeft. Bij zulke tussentijdse toetsen moet dan niet zo zeer gedacht worden aan een schriftelijk tentamen, maar juist veel meer aan een mondelinge presentatie of het inleveren van een opdracht.” Kraaikamp, wiens vak op dit moment al een half jaar bestrijkt, heeft ook tussentoetsen ingelast. ,,De looptijd van het vak is te lang om alleen een tentamen aan het eind te geven, dus kunnen de studenten door het maken van opgaves bonuspunten krijgen.” De nieuwe ICT-toepassingen in het onderwijs kunnen bij tussentijdse toetsing zeer goed van dienst zijn, voegt De Graaff hier aan toe. ,,Zet vragen en toetsen op het internet zodat de student zelfstandig kan kijken of hij de stof voldoende beheerst.”

Wordt de universiteit niet een heel schoolse instelling als je de student continu aan het werk zet? Peter Vos: ,,Als elke dag aan het werk gezet worden een schools systeem is, dan is het maar schools. Die negentiende-eeuwse ‘academische vrijheid’ is reeds jaren achterhaald.” ,,Maar kijk uit voor betutteling”, waarschuwt Kraaikamp bij de manier waarop studenten bij verregaande begeleiding aan het handje worden meegenomen. ,,Na je diploma moet je het zelf ook allemaal uitzoeken.”

,,Laten wij deze gelegenheid vooral aangrijpen om mooie, positieve veranderingen door te voeren. Neem de nieuwste ICT-ontwikkelingen, het ‘leren leren’ concept en meer zelfwerkzaamheid van de student, daar liggen de kansen”, is de afsluitende wens van onderwijsdeskundige De Graaff, waar iedereen zich bij aansluit. Het zijn ongetwijfeld mooie verlangens. Maar of daar voldoende geld voor beschikbaar is, blijft de grote vraag.

Negentien weken lang één vak, houden studenten dat vol? Deskundigen over de nieuwe jaarindeling in semesters, die in 2001 ingaat.

,,De verschillen tussen 10, 7 of 6 weken in een periode zijn zeer beperkt”, zegt onderwijsdeskundige dr. Erik de Graaff van didactiek en onderwijsontwikkeling (DidO) van de TU Delft. De TU gaat per september 2001 semesters invoeren. Om aan te geven dat dit geen vreemde keuze is, vertelt De Graaff dat Delft tussen twee extreme jaarindelingen, die van Leuven in één blok en Maastricht in zes blokken, in ligt. ,,De nieuwe indeling in Delft heeft vier referentiepunten, tentamenperiodes, waar naar toe gewerkt kan worden. Ik denk dat dat een prima indeling is, waarin volwassen studenten zelfstandig kunnen plannen en hun eigen verantwoordelijkheid kunnen nemen”, klinkt het uit de mond van De Graaff.

Dat er niet één jaarindeling de beste is, is zo langzamerhand voor iedereen duidelijk. Elk systeem heeft zijn eigen kenmerken, zijn goede en minder goede kanten. De invloed van de jaarindeling, het patroon van het rooster, op het onderwijs zelf is miniem. De nieuwe jaarindeling vergt wel discipline en een goede planning van de studenten. De vakken gaan immers 19 weken in beslag nemen. Volgens ir. Niek Graafland, stafmedewerker van het college van bestuur, is het nieuwe systeem niettemin behoorlijk flexibel. ,,Bij het maken van een planning moet er worden gedacht in halfjaarlijkse periodes. Binnen dat halve jaar kan er met variabel studietempo worden gewerkt. Gaat iemand er een week tussenuit, dan is er voldoende tijd om die week weer in te halen.” Onzin, want mis je éénmaal de boot, dan heb je een half jaar een gat in je programma, werpen anderen tegen. Flexibiliteit blijft een abstract begrip.


1 Illustratie: GRIPP
Feedback

Veruit het belangrijkste – zeker ook bij semesters – is dat er een studeerbaar programma in het rooster wordt gegoten. En dat verdient nog heel wat aandacht van de onderwijsprogrammeurs op de TU. ,,De basis van het bouwen van een onderwijsprogramma is het studiegedrag van de student”, is de vaste overtuiging van Vos. Hij heeft veel onderzoek gedaan naar het studiegedrag van studenten. Uitstellen, uitstellen, uitstellen en als het bijna te laat is ontzettend hard werken, is de niet zo verrassende conclusie. ,,Een indeling in semesters bevordert dit gedrag, dus daar moet extra rekening mee worden gehouden”, zegt Vos. Docenten kunnen hier op inspringen door de studenten te stimuleren continu aan het werk te zijn. ,,Extreem gesteld legt een docent nooit iets uit, maar zijn de taken van een docent het voortdurend reageren op de student, hem stimuleren en feedback geven op hetgeen hij gedaan heeft”, is de stelling van Vos.

,,Het belang van hoorcolleges wordt steeds minder. Het geven van een studietaak, waarmee studenten zelfstandig aan de slag kunnen gaan, wint terrein. Projectonderwijs, zoals dat wordtaangeboden op werktuigbouwkunde, is een voorbeeld van de vervanging van hoorcolleges door werktaken”, vertelt Graafland. Een ander argument voor meer studieopdrachten en meer zelfwerkzaamheid, is dat de studenten van straks zijn groot geworden met het ‘leren leren’ en het maken van studietaken: het studiehuis. Voor hen lijken deze ontwikkelingen precies op tijd te komen. Dr. Cor Kraaikamp, docent Kansrekening en Statistiek, onderschrijft dat. ,,Maar als je een groep van 150 studenten hebt, blijf je weinig andere mogelijkheden houden dan hoorcolleges”, vertelt hij. ,,Zeker als je weinig geld en personeel ter beschikking hebt. Afgelopen jaar wilden wij bij wiskunde starten met onderwijs in kleine groepjes en veel persoonlijkere begeleiding van eerstejaars studenten, maar door gebrek aan geld is dat op het laatste moment weer afgeblazen.”
Bonuspunt

Naast de onderwijsvormen moet ook de manier van toetsen in het nieuwe systeem flink veranderen. Vos: ,,Tentamens aan het eind van een semesters als enige toetsvorm is erg slecht en niet meer van deze tijd. De student moet continu de mogelijkheid hebben getoetst te worden, zodat hij kan zien in hoeverre hij de stof begrepen heeft. Bij zulke tussentijdse toetsen moet dan niet zo zeer gedacht worden aan een schriftelijk tentamen, maar juist veel meer aan een mondelinge presentatie of het inleveren van een opdracht.” Kraaikamp, wiens vak op dit moment al een half jaar bestrijkt, heeft ook tussentoetsen ingelast. ,,De looptijd van het vak is te lang om alleen een tentamen aan het eind te geven, dus kunnen de studenten door het maken van opgaves bonuspunten krijgen.” De nieuwe ICT-toepassingen in het onderwijs kunnen bij tussentijdse toetsing zeer goed van dienst zijn, voegt De Graaff hier aan toe. ,,Zet vragen en toetsen op het internet zodat de student zelfstandig kan kijken of hij de stof voldoende beheerst.”

Wordt de universiteit niet een heel schoolse instelling als je de student continu aan het werk zet? Peter Vos: ,,Als elke dag aan het werk gezet worden een schools systeem is, dan is het maar schools. Die negentiende-eeuwse ‘academische vrijheid’ is reeds jaren achterhaald.” ,,Maar kijk uit voor betutteling”, waarschuwt Kraaikamp bij de manier waarop studenten bij verregaande begeleiding aan het handje worden meegenomen. ,,Na je diploma moet je het zelf ook allemaal uitzoeken.”

,,Laten wij deze gelegenheid vooral aangrijpen om mooie, positieve veranderingen door te voeren. Neem de nieuwste ICT-ontwikkelingen, het ‘leren leren’ concept en meer zelfwerkzaamheid van de student, daar liggen de kansen”, is de afsluitende wens van onderwijsdeskundige De Graaff, waar iedereen zich bij aansluit. Het zijn ongetwijfeld mooie verlangens. Maar of daar voldoende geld voor beschikbaar is, blijft de grote vraag.

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.