Education

Een concept voor flexibele en multi-disciplinaire wetenschap

,,Door de omvorming van de traditionele TU in een flexibele matrix-organisatie kan de instelling de uitdagingen van de 21ste eeuw aan,” aldus prof.dr. ir. A.J. Berkhout, lid van het college van bestuur.

De omschrijving ‘simpel, simpel, simpel’ beschouwt prof. ir. dr. A.J. Berkhout als een groot compliment voor zijn universitaire matrix-organisatie. Naast lid van het cvb is hij tevens vice-president research van de TU. ,,Veel mensen – en daaronder helaas ook wetenschappers – hebben de misvatting: hoe gecompliceerder, hoe knapper. Een ingewikkeld concept geeft echter aan dat het echte inzicht nog ontbreekt en dat er dus nog heel wat nagedacht moet worden.”

De opzet van de toekomstige matrix-organisatie van de TU is inderdaad eenvoudig en duidelijk. In principe bestaat deze uit kolommen en rijen. De faculteiten zijn de verticale organisaties, oftewel de kolommen. De dwarsverbanden tussen de faculteiten worden gevormd door de rijen, de Delftse Interfacultaire Onderzoekscentra (dioc’s). Cruciaal bij deze opzet is het tijdelijke karakter van de dioc’s. Deze zijn samengesteld rondom de tien Delftse technologiethema’s zoals energie en aardobservatie. Voor het oplossen van vraagstukken werken de faculteiten (kolommen) samen in de dioc’s (rijen). ,,Het onderzoek in de thema’s kan desgewenst drastisch worden aangepast zonder dat hiervoor organisaties afgebroken of opgetuigd moeten worden. Immers, onvoldoende kwaliteit vraagt om tijdig ingrijpen.”

Om de flexibiliteit in de praktijk te realiseren krijgen de organisaties in de rijen geen eigen personeel en geen eigen beheersorganisatie. ,,Alleen dan is te garanderen dat een dioc zich snel kan aanpassen. Ondersteuning moet komen van de faculteiten. Voor een gemakkelijke realisatie hiervan is het wel cruciaal dat de organisatie van de Delftse faculteiten zoveel mogelijk gelijk is. Bij de recente indiening van de veranderplannen van de faculteiten is daarom sterk aangedrongen op een grote mate van eenvormigheid in de facultaire organisatie.”
Multidisciplinair

Naast eenvoud en flexibiliteit zijn er nog andere redenen waarom de TU volgens Berkhout een matrix-organisatie moet hebben. Allereerst is de houding ten opzichte van de wetenschap sterk veranderd. Sinds eind jaren tachtig wordt van de universiteiten verlangd dat ze kunnen verantwoorden wat er met hun onderzoek en het hiervoor beschikbare geld gebeurt. ,,De onderzoekprogramma’s in de dioc’s zorgen voor een duidelijke profilering naar de buitenwereld. Iedereen kan nu veel beter zien waar de TU mee bezig is.”

Daarnaast zijn de maatschappelijk-economische vraagstukken complexer geworden. Bij de aanleg van bijvoorbeeld een weg moet met veel meer facetten rekening gehouden worden dan alleen met de klassieke civiel-technische aspecten. Dat betekent dat een ingenieur een bredere kijk op materiebijgebracht moet worden.

Over het begrip ‘breedte’ bestaan volgens Berkhout veel misvattingen. Tot nu toe wordt hier meestal onder verstaan: de toepassing van kennis binnen één enkele discipline ten behoeve van meerdere vraagstellingen. ,,Kennis wordt breed ingezet.”

Van de huidige wetenschap wordt in toenemende mate ook een andere vorm van breedte verlangd. ,,Hierbij wordt de kennis van diverse wetenschappelijke disciplines ingezet ten behoeve van één enkele vraagstelling. Dat wordt mijns inziens in de toekomst steeds belangrijker. Ingenieurs zullen steeds meer in multidisciplinaire teams moeten gaan samenwerken om effectief te kunnen bijdragen aan maatschappelijk-economische vraagstukken.”

Tenslotte is deze multidisciplinaire aanpak belangrijk voor een nieuw type onderzoek dat zijn weg heeft gevonden naar de universiteit. ,,De afgelopen jaren zijn veel bedrijven met hun wetenschappelijke activiteiten gestopt. Ze brengen dit type onderzoek bij de universiteiten onder en richten zich vooral op technologie. Voor het oplossen van hun technologische vraagstukken zullen de ingenieurs-disciplines nauw moeten samenwerken.”

De voortgang van de wetenschap zelf is volgens Berkhout eveneens gebaat bij een multidisciplinaire aanpak. ,,De geschiedenis leert ons dat veel grote ontdekkingen worden gedaan op de grensvlakken van wetenschappelijke gebieden. Schotten tussen disciplines bevorderen de vooruitgang niet. Dat is dus heel iets anders dan wat er bij de meeste Nederlandse onderzoekscholen gebeurt. Bij de klassieke onderzoekscholen gaat het immers om een samenwerking tussen dezelfde disciplines. Nuttig, maar het is meer van hetzelfde en dus veel minder gericht op innovatie.”

Deze systeem-gerichte ontwikkelingen in de wetenschap leveren de maatschappij grote voordelen op. Geluidsoverlast rond Schiphol vindt Berkhout bijvoorbeeld een vraagstuk waarbij een multidisciplinaire aanpak het enige alternatief is om tot een werkende oplossing te komen. ,,Tot nu toe is te eenzijdig te werk gegaan. Alles is opgehangen aan rekenmodellen die een onbetrouwbaar beeld geven van de werkelijke hoeveelheid vliegtuiglawaai. Er zou in de eerste plaats nauwkeurig gemeten moeten worden met zogenaamde microfoonarrays (het plaatsen van meerdere microfoons) en vervolgens dienen de meet- en rekenresultaten geïntegreerd te worden om tot nauwkeurige voorspellingen te komen in plaats en tijd. Aan de hand van die aanpak zou de regelgeving moeten worden aangepast.”
Dilemma

Bovenstaande maatschappelijke ontwikkelingen maken een nieuwe opzet van de technische universiteit noodzakelijk. Naast specialisten moeten er ook intergrators in het onderzoek zijn. ,,Delft loopt hierbij met zijn matrix-aanpak voorop en daar zijn we allemaal trots op.”

De eerste ervaringen met de dioc’s zijn zeer positief. ,,TU-wetenschappers ontdekken dat je met elkaar veel méér aankan dan alleen. Bovendien, voor de buitenwereld geven de dioc’s duidelijkheid over het onderzoek waarmee de TU bezig is.”

De Delftse vorm van de matrix-organisatie lost volgens Berkhout tevens een ander dilemma op. Die tussen enerzijds de eerste geldstroom en anderzijds de tweede en derde geldstroom.Ten onrechte worden deze vormen van financiering tegenover elkaar gezet. ,,Ze zijn echter complementair. Met de eerste geldstroom hebben wij de technologiethema’s vastgesteld en de bijbehorende onderzoeksprogramma’s gefinancierd, met het geld van de tweede geldstroom kunnen de meer fundamentele deel-onderzoeken worden uitgevoerd. Het bedrijfsleven (de derde geldstroom) wil in onderdelen investeren waar een onderzoek sneller tot een bruikbaar resultaat leidt.”

Door als universiteit zelf het ‘hoe’, oftewel de wetenschappelijke aanpak te bepalen, bewaak je volgens Berkhout de academische onafhankelijkheid. ,,Dat aanzetten van die tegenstellingen vind ik daarom contraproductief. Door de samenwerking met externe maatschappelijke partijen kan juist een interessante synergie ontstaan van allerlei soorten kennis. Wij streven derhalve naar een brede financiering van onze rij-activiteiten.”
Spin-off

Een gevolg van de matrix-organisatie is tevens dat er steeds meer behoefte komt aan een ander type hoogleraar. Naast de experts op de gespecialiseerde ingenieursgebieden moeten er ook professoren komen die intergrators zijn, die een overzicht hebben van de kennis van meerdere gebieden. ,,Het kan zijn dat er een hele nieuwe carrièreplanning komt. Jonge wetenschappers verdiepen zich graag in een specialistisch deelonderwerp. Daarnaast zie je dat wetenschappers bij het klimmen der jaren zich verbreden en eveneens belangstelling krijgen voor aanpalende vakgebieden. Wij hebben sterke behoefte aan ‘trekkers’ met een brede visie die het onderzoek in de rij-organisaties kunnen leiden.”

De omschrijving ‘simpel, simpel, simpel’ beschouwt prof. ir. dr. A.J. Berkhout als een groot compliment voor zijn universitaire matrix-organisatie. Naast lid van het cvb is hij tevens vice-president research van de TU. ,,Veel mensen – en daaronder helaas ook wetenschappers – hebben de misvatting: hoe gecompliceerder, hoe knapper. Een ingewikkeld concept geeft echter aan dat het echte inzicht nog ontbreekt en dat er dus nog heel wat nagedacht moet worden.”

De opzet van de toekomstige matrix-organisatie van de TU is inderdaad eenvoudig en duidelijk. In principe bestaat deze uit kolommen en rijen. De faculteiten zijn de verticale organisaties, oftewel de kolommen. De dwarsverbanden tussen de faculteiten worden gevormd door de rijen, de Delftse Interfacultaire Onderzoekscentra (dioc’s). Cruciaal bij deze opzet is het tijdelijke karakter van de dioc’s. Deze zijn samengesteld rondom de tien Delftse technologiethema’s zoals energie en aardobservatie. Voor het oplossen van vraagstukken werken de faculteiten (kolommen) samen in de dioc’s (rijen). ,,Het onderzoek in de thema’s kan desgewenst drastisch worden aangepast zonder dat hiervoor organisaties afgebroken of opgetuigd moeten worden. Immers, onvoldoende kwaliteit vraagt om tijdig ingrijpen.”

Om de flexibiliteit in de praktijk te realiseren krijgen de organisaties in de rijen geen eigen personeel en geen eigen beheersorganisatie. ,,Alleen dan is te garanderen dat een dioc zich snel kan aanpassen. Ondersteuning moet komen van de faculteiten. Voor een gemakkelijke realisatie hiervan is het wel cruciaal dat de organisatie van de Delftse faculteiten zoveel mogelijk gelijk is. Bij de recente indiening van de veranderplannen van de faculteiten is daarom sterk aangedrongen op een grote mate van eenvormigheid in de facultaire organisatie.”
Multidisciplinair

Naast eenvoud en flexibiliteit zijn er nog andere redenen waarom de TU volgens Berkhout een matrix-organisatie moet hebben. Allereerst is de houding ten opzichte van de wetenschap sterk veranderd. Sinds eind jaren tachtig wordt van de universiteiten verlangd dat ze kunnen verantwoorden wat er met hun onderzoek en het hiervoor beschikbare geld gebeurt. ,,De onderzoekprogramma’s in de dioc’s zorgen voor een duidelijke profilering naar de buitenwereld. Iedereen kan nu veel beter zien waar de TU mee bezig is.”

Daarnaast zijn de maatschappelijk-economische vraagstukken complexer geworden. Bij de aanleg van bijvoorbeeld een weg moet met veel meer facetten rekening gehouden worden dan alleen met de klassieke civiel-technische aspecten. Dat betekent dat een ingenieur een bredere kijk op materiebijgebracht moet worden.

Over het begrip ‘breedte’ bestaan volgens Berkhout veel misvattingen. Tot nu toe wordt hier meestal onder verstaan: de toepassing van kennis binnen één enkele discipline ten behoeve van meerdere vraagstellingen. ,,Kennis wordt breed ingezet.”

Van de huidige wetenschap wordt in toenemende mate ook een andere vorm van breedte verlangd. ,,Hierbij wordt de kennis van diverse wetenschappelijke disciplines ingezet ten behoeve van één enkele vraagstelling. Dat wordt mijns inziens in de toekomst steeds belangrijker. Ingenieurs zullen steeds meer in multidisciplinaire teams moeten gaan samenwerken om effectief te kunnen bijdragen aan maatschappelijk-economische vraagstukken.”

Tenslotte is deze multidisciplinaire aanpak belangrijk voor een nieuw type onderzoek dat zijn weg heeft gevonden naar de universiteit. ,,De afgelopen jaren zijn veel bedrijven met hun wetenschappelijke activiteiten gestopt. Ze brengen dit type onderzoek bij de universiteiten onder en richten zich vooral op technologie. Voor het oplossen van hun technologische vraagstukken zullen de ingenieurs-disciplines nauw moeten samenwerken.”

De voortgang van de wetenschap zelf is volgens Berkhout eveneens gebaat bij een multidisciplinaire aanpak. ,,De geschiedenis leert ons dat veel grote ontdekkingen worden gedaan op de grensvlakken van wetenschappelijke gebieden. Schotten tussen disciplines bevorderen de vooruitgang niet. Dat is dus heel iets anders dan wat er bij de meeste Nederlandse onderzoekscholen gebeurt. Bij de klassieke onderzoekscholen gaat het immers om een samenwerking tussen dezelfde disciplines. Nuttig, maar het is meer van hetzelfde en dus veel minder gericht op innovatie.”

Deze systeem-gerichte ontwikkelingen in de wetenschap leveren de maatschappij grote voordelen op. Geluidsoverlast rond Schiphol vindt Berkhout bijvoorbeeld een vraagstuk waarbij een multidisciplinaire aanpak het enige alternatief is om tot een werkende oplossing te komen. ,,Tot nu toe is te eenzijdig te werk gegaan. Alles is opgehangen aan rekenmodellen die een onbetrouwbaar beeld geven van de werkelijke hoeveelheid vliegtuiglawaai. Er zou in de eerste plaats nauwkeurig gemeten moeten worden met zogenaamde microfoonarrays (het plaatsen van meerdere microfoons) en vervolgens dienen de meet- en rekenresultaten geïntegreerd te worden om tot nauwkeurige voorspellingen te komen in plaats en tijd. Aan de hand van die aanpak zou de regelgeving moeten worden aangepast.”
Dilemma

Bovenstaande maatschappelijke ontwikkelingen maken een nieuwe opzet van de technische universiteit noodzakelijk. Naast specialisten moeten er ook intergrators in het onderzoek zijn. ,,Delft loopt hierbij met zijn matrix-aanpak voorop en daar zijn we allemaal trots op.”

De eerste ervaringen met de dioc’s zijn zeer positief. ,,TU-wetenschappers ontdekken dat je met elkaar veel méér aankan dan alleen. Bovendien, voor de buitenwereld geven de dioc’s duidelijkheid over het onderzoek waarmee de TU bezig is.”

De Delftse vorm van de matrix-organisatie lost volgens Berkhout tevens een ander dilemma op. Die tussen enerzijds de eerste geldstroom en anderzijds de tweede en derde geldstroom.Ten onrechte worden deze vormen van financiering tegenover elkaar gezet. ,,Ze zijn echter complementair. Met de eerste geldstroom hebben wij de technologiethema’s vastgesteld en de bijbehorende onderzoeksprogramma’s gefinancierd, met het geld van de tweede geldstroom kunnen de meer fundamentele deel-onderzoeken worden uitgevoerd. Het bedrijfsleven (de derde geldstroom) wil in onderdelen investeren waar een onderzoek sneller tot een bruikbaar resultaat leidt.”

Door als universiteit zelf het ‘hoe’, oftewel de wetenschappelijke aanpak te bepalen, bewaak je volgens Berkhout de academische onafhankelijkheid. ,,Dat aanzetten van die tegenstellingen vind ik daarom contraproductief. Door de samenwerking met externe maatschappelijke partijen kan juist een interessante synergie ontstaan van allerlei soorten kennis. Wij streven derhalve naar een brede financiering van onze rij-activiteiten.”
Spin-off

Een gevolg van de matrix-organisatie is tevens dat er steeds meer behoefte komt aan een ander type hoogleraar. Naast de experts op de gespecialiseerde ingenieursgebieden moeten er ook professoren komen die intergrators zijn, die een overzicht hebben van de kennis van meerdere gebieden. ,,Het kan zijn dat er een hele nieuwe carrièreplanning komt. Jonge wetenschappers verdiepen zich graag in een specialistisch deelonderwerp. Daarnaast zie je dat wetenschappers bij het klimmen der jaren zich verbreden en eveneens belangstelling krijgen voor aanpalende vakgebieden. Wij hebben sterke behoefte aan ‘trekkers’ met een brede visie die het onderzoek in de rij-organisaties kunnen leiden.”

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.