Education

Een beetje scheef is goed genoeg

De TU Delft hielp de universiteit van Dar es Salaam jarenlang bij het klaarstomen van marktgerichte ingenieurs. Geen makkelijke opgave in een land waar ‘een beetje scheef al goed genoeg is.’ IO’ers broeden nu op een vervolgproject gericht op de voedselverwerkingsindustrie.

“Afrika is een continent vol mogelijkheden. Een onontgonnen terrein. Je kunt hier geen frisdrankautomaten plaatsen zoals in de westerse wereld. Daar drinken Afrikanen te weinig cola voor. Je moet heel andere verkoopsystemen bedenken.”

In een statig kantoorgebouw in het centrum van de Tanzaniaanse havenstad Dar es Salaam, bladert directeur Akshay Shah van het bedrijf Innovaxis door zijn portfolio. Hij ontwerpt en produceert accessoires voor de verkoop van frisdranken. Zo maakte hij voor Coca Cola – zijn grootste klant – plastic verkoopstands in de vorm van het frisdrankflesje. Innovaxis exporteert over vrijwel het hele continent.

Een succesverhaal voor Tanzania, zou je denken. Maar dat is maar deels het geval. Shah werkt vrijwel uitsluitend met Indiërs en heeft zijn ontwerpafdeling onlangs zelfs verhuisd naar India. “Hier kan ik geen designers vinden”, zegt hij. “Tanzanianen kunnen niet out of the box denken. Dat zit niet in hun systeem. Bovendien zijn ze niet perfectionistisch. Als een product een beetje scheef is maar verder wel redelijk functioneel, zijn ze al tevreden.”

Het voorbeeld van Innovaxis staat niet op zich. Het schort Tanzania aan innovatiekracht. Het land, dat vooral draait op handel in landbouwproducten, exporteert nauwelijks verwerkte producten. Slechts acht procent van het bruto nationaal product komt van verwerkte goederen, waarvan drank en tabak de belangrijkste zijn. Tegelijkertijd wordt het land overspoeld door goedkope Aziatische import. Van horloges, tot slippers en waterkokers, alles komt uit het Verre Oosten.

“Dit gebrek aan innovatie is een erfenis van de socialistische planeconomie”, zegt dr. Bashir Majaja van de faculteit Mechanical Engineering van de universiteit van Dar es Salaam. “Tot halverwege de jaren tachtig bepaalde de overheid wat bedrijven moesten produceren. Hierdoor hebben mensen een afwachtende houding gekregen. Ook bij ons aan de universiteit. Een faculteit Industrieel Ontwerpen hebben we ook niet, want innovatief en marktgericht denken was lange tijd nergens voor nodig. We zijn altijd puur op techniek gericht geweest.”
Verplichtingen

Samen met ir. Jan Carel Diehl en dr. Henri Christiaans van de IO-afdeling design for sustainability, probeerde Majaja de afgelopen jaren het tij te keren. Van 2000 tot 2004 werkten de onderzoekers samen aan het project industrial design and engineering (IDE). Dit project, betaald door Nuffic (de Nederlandse organisatie voor internationale samenwerking in het hoger onderwijs), moest ervoor zorgen dat het onderwijs aan de Tanzaniaanse universiteit zich meer zou richten op hele productieprocessen, marktgericht denken en ergonomie en esthetiek. Majaja en drie van zijn collega’s volgden een IO-training in Delft. Vervolgens pasten ze hun onderwijscurriculum aan.

Misschien een nog wel belangrijker onderdeel van het project, was dat studenten voor het eerst werkervaring moesten opdoen in het midden- en kleinbedrijf. Diehl selecteerde daarvoor een tiental bedrijven in en rond Dar es Salaam, waaronder een fabrikant van met armkracht aangedreven driewielers, een fabriek die apparaten maakt om landbouwgewassen te verwerken en Innovaxis.

Ook een twintigtal Delftse IO-studenten ging naar Tanzania om mee te draaien bij de bedrijven. “Het idee was dat Delftse en Tanzaniaanse studenten zouden samenwerken en zodoende van elkaar zouden leren”, vertelt Diehl.

Maar van de beoogde werkervaring voor de Tanzaniaanse ingenieurs in spe, kwam vrijwel niets terecht. De studenten van Dar es Salaam hadden te veel collegeverplichtingen. Ze gingen gedurende enkele maanden alleen op zaterdag langs bij de bedrijven. En sinds het samenwerkingsverband tussen de twee universiteiten ten einde liep, is er van de link tussen de universiteit en het bedrijfsleven helemaal niets meer over.

De IDE-onderzoekers proberen nu een vervolgproject van de grond te krijgen. Een aantal afgevaardigden bespreekt deze week zijn plannen in Wenen. Daar vindt de eerste bijeenkomst plaats van het onlangs door de TU opgerichte Afrikaans-Europees universiteitennetwerk, dat tot doel heeft innovatie te stimuleren in de Afrikaanse industrie.

“In het vervolgproject moeten studenten absoluut meer stagemogelijkheden krijgen, en betere begeleiding”, aldus Diehl. “Ook richten we ons uitsluitend op de innovatie van de voedselverwerkingsindustrie, zoals het bedenken van machines om landbouwproducten te verwerken tot nieuwe hoogwaardiger producten. Daar valt makkelijker met simpele ideeën winst te boeken.”

Een verontschuldigend glimlachje verschijnt op Majaja’s gezicht wanneer hij geconfronteerd wordt met de tegenvallende stagemogelijkheden voor studenten. “We doceren nog steeds met de nieuwe inzichten die we in Delft hebben opgedaan”, zegt hij. “Maar de samenwerking met bedrijven heeft inderdaad momentum verloren. Om studenten meer stagemogelijkheden te geven moeten we een grote bureaucratische molen in gang zetten. Over een paar jaar is het misschien mogelijk.”

Majaja’s kamer is gevuld met meubels die net niet helemaal recht zijn en waar de bouten hier en daar uitsteken. “Dat is ook typisch Tanzaniaans”, zegt collega-onderzoeker dr. Erasto Elias die even komt binnenvallen. “Niets is mooi afgewerkt. Hetzelfde geldt voor verpakkingen. Hoe zorg je ervoor dat een pak sap of koekjes er smaakvol uitziet”, zegt hij. “De Chinezen weten wel hoe dat moet en overspoelen de markt. We zouden extra hulp uit Delft kunnen gebruiken om onze studenten vormgeving en esthetica bij te brengen.”
Ongeloof

Shah kan zich de studenten nog goed herinneren die bij hem over de vloer kwamen. “Zeggen de onderzoekers dat ze momentum hebben verloren?” vraagt hij vol ongeloof. “Dat momentum is er nooit geweest. Ik moest die studenten duidelijke opdrachten geven, anders wisten ze niet wat ze moesten doen”, vertelt hij. “En zelfs dan kwamen ze nog met waardeloze ideeën aanzetten.”

De Indiër is zeer te spreken over twee Delftenaren die hij ontving. “Ze maakten een driehoekige kiosk voor een vruchtensapmerk dat het sap in driehoekige zakjes verkoopt. Het was goed geweest als Tanzaniaanse studenten over hun schouder hadden meegekeken, zodat ze hadden kunnen zien dat het loont om out of the box te denken. Tanzanianen zijn bang dat ze uitgelachen worden als ze met iets origineels komen.”

De onlangs afgestudeerde ingenieur Joseph Sungau deed ook mee aan het IDE-project. Volgens hem is het nog niet doorgedrongen tot de studenten en de samenleving dat ontwerpen en innoveren ook deel horen uit te maken van het werk van ingenieurs. “Bij mechanical engineering denken mensen aan handarbeid en niet aan industrieel ontwerpen”, zegt hij.

Maar volgens Sungau zijn studenten mechanical engineering ook niet zo gemotiveerd in hun studie, omdat ze onderbetaald krijgen als ze klaar zijn. “Je kunt steeds makkelijker geld verdienen met business management en informatica”, aldus de ingenieur die zelf uiteindelijk docent business management is geworden. “Mensen verklaren je voor gek als je mechanical engineering studeert.”

De jonge ingenieur liep stage bij Intermech, een bedrijf dat is gespecialiseerd in de productie van machines voor de voedselverwerkingsindustrie. Het is een bedrijf waar de twee universiteiten graag mee willen verder werken.

In de deuropening van de fabriekshal van Intermech staat een grote zak glimmende palmzaden. Bedrijfsleider Peter Chisawillo grijpt een handvol van de vette vruchten. “Hier maken we palmolie van”, zegt hij, nauwelijks verstaanbaar door het helse kabaal van hamers en boormachines. Naast de palmolieperser staan tientallen pindapelmachines, cassaveverpulveraars en apparaten die maïs van de kolf scheiden.

“En dit”, schreeuwt hij, “is onze laatste uitvinding: een machine die zetmeel filtert uit cassavemeel. Daar gaan we een nieuwe markt mee aanboren. In Dar es Salaam alleen al is vijftig ton zetmeel per maand nodig voor de textielindustrie. En dan heb ik het nog niet eens gehad over de voedsel- en farmaceutische industrie. Die hebben het product ook in grote hoeveelheden nodig.”

Het apparaat werd mede bedacht door de Delftse student Dirk Smallenbroek. Vol lof zijn de Tanzaniaanse wetenschappers over hem. “Onze studenten zouden nooit op het idee gekomen zijn”, zegt Majaja.

Het bedrijf Intermech dient nu als schoolvoorbeeld bij IO-lessen. “Studenten kunnen duidelijk zien wat voor processen van belang zijn in de voedselverwerking, van schillen, tot vermalen en persen”, zegt Majaja. “Voor elke stap kan een machine gemaakt worden. Studenten moeten het hele productieproces bestuderen, tot de marketing toe. Het is nu nog maar wachten totdat Tanzaniaanse studenten een innovatief apparaat bedenken waarmee ze een nieuwe markt kunnen aanboren.”
Mangosap

Bedorven groenten in een hoek op de markt en velden vol uitgedroogde gewassen zijn Tanzania niet vreemd. Het land verkwanselt jaarlijks zo’n veertig procent van zijn landbouwgewassen. Boeren oogsten niet alles op tijd of slagen er niet in al hun producten te verkopen. Daar liggen kansen voor innovatie. Zo zijn de velden bezaaid met verdroogde mango’s. Maar een onverhoede reiziger betaalt zich scheel aan een geïmporteerd pak mangosap uit Kenia. “Dat is raar”, vindt prof. Idrisa Mshoro van de universiteit van Dar es Salaam. “Ketchup maken we hier wel al,waarom ook geen mangosap, of mangopoeder. Innovatie in de voedselverwerkingsindustrie is de sleutel om onze economie op te krikken. Door de producten te verwerken, slaan we twee vliegen in een klap: we voorkomen dat de oogst verrot en maken hoogwaardiger producten waar meer geld mee te verdienen valt.”
Ingenieurs gezocht

Tanzania telt ruim zevenduizend ingenieurs, van wie vrijwel niemand geschoold is tot industrieel ontwerper. Jaarlijks komen er 300 tot 400 ingenieurs bij. Al jaren heeft Peter Chissawillo van het bedrijf Intermech twee vacatures openstaan voor ingenieurs die hem kunnen helpen nieuwe machines te ontwerpen voor de voedselverwerkingsindustrie. De Indiase ondernemer Akshay Shah van Innovaxis haalt zijn industrieel ontwerpers noodgedwongen uit India. Maar volgens prof. Idrisa Mshoro van de universiteit van Dar Es Salaam komt er langzaam schot in het aantal ingenieurs en worden ze ook steeds beter opgeleid. “Zo is twee jaar geleden het eerste private onderwijsinstituut opgericht, het San Joseph Institute of Engineering and Technology”, zegt de professor. “Die school wil de leemte vullen. Nu het land een vrije-markteconomie kent, moeten wij aan de universiteit beter presteren.” Hij lacht: “We kunnen niet meer lui achterover leunen.”

Een werknemer van het bedrijf Palray in Dar Es Salaam sleutelt fietswielen in elkaar. Palray is een van de bedrijven die de afgelopen jaren stagiairs van de TU en van de Universiteit van Dar es Salaam over de vloer kreeg. (Foto: Tomas van Dijk)

“Afrika is een continent vol mogelijkheden. Een onontgonnen terrein. Je kunt hier geen frisdrankautomaten plaatsen zoals in de westerse wereld. Daar drinken Afrikanen te weinig cola voor. Je moet heel andere verkoopsystemen bedenken.”

In een statig kantoorgebouw in het centrum van de Tanzaniaanse havenstad Dar es Salaam, bladert directeur Akshay Shah van het bedrijf Innovaxis door zijn portfolio. Hij ontwerpt en produceert accessoires voor de verkoop van frisdranken. Zo maakte hij voor Coca Cola – zijn grootste klant – plastic verkoopstands in de vorm van het frisdrankflesje. Innovaxis exporteert over vrijwel het hele continent.

Een succesverhaal voor Tanzania, zou je denken. Maar dat is maar deels het geval. Shah werkt vrijwel uitsluitend met Indiërs en heeft zijn ontwerpafdeling onlangs zelfs verhuisd naar India. “Hier kan ik geen designers vinden”, zegt hij. “Tanzanianen kunnen niet out of the box denken. Dat zit niet in hun systeem. Bovendien zijn ze niet perfectionistisch. Als een product een beetje scheef is maar verder wel redelijk functioneel, zijn ze al tevreden.”

Het voorbeeld van Innovaxis staat niet op zich. Het schort Tanzania aan innovatiekracht. Het land, dat vooral draait op handel in landbouwproducten, exporteert nauwelijks verwerkte producten. Slechts acht procent van het bruto nationaal product komt van verwerkte goederen, waarvan drank en tabak de belangrijkste zijn. Tegelijkertijd wordt het land overspoeld door goedkope Aziatische import. Van horloges, tot slippers en waterkokers, alles komt uit het Verre Oosten.

“Dit gebrek aan innovatie is een erfenis van de socialistische planeconomie”, zegt dr. Bashir Majaja van de faculteit Mechanical Engineering van de universiteit van Dar es Salaam. “Tot halverwege de jaren tachtig bepaalde de overheid wat bedrijven moesten produceren. Hierdoor hebben mensen een afwachtende houding gekregen. Ook bij ons aan de universiteit. Een faculteit Industrieel Ontwerpen hebben we ook niet, want innovatief en marktgericht denken was lange tijd nergens voor nodig. We zijn altijd puur op techniek gericht geweest.”
Verplichtingen

Samen met ir. Jan Carel Diehl en dr. Henri Christiaans van de IO-afdeling design for sustainability, probeerde Majaja de afgelopen jaren het tij te keren. Van 2000 tot 2004 werkten de onderzoekers samen aan het project industrial design and engineering (IDE). Dit project, betaald door Nuffic (de Nederlandse organisatie voor internationale samenwerking in het hoger onderwijs), moest ervoor zorgen dat het onderwijs aan de Tanzaniaanse universiteit zich meer zou richten op hele productieprocessen, marktgericht denken en ergonomie en esthetiek. Majaja en drie van zijn collega’s volgden een IO-training in Delft. Vervolgens pasten ze hun onderwijscurriculum aan.

Misschien een nog wel belangrijker onderdeel van het project, was dat studenten voor het eerst werkervaring moesten opdoen in het midden- en kleinbedrijf. Diehl selecteerde daarvoor een tiental bedrijven in en rond Dar es Salaam, waaronder een fabrikant van met armkracht aangedreven driewielers, een fabriek die apparaten maakt om landbouwgewassen te verwerken en Innovaxis.

Ook een twintigtal Delftse IO-studenten ging naar Tanzania om mee te draaien bij de bedrijven. “Het idee was dat Delftse en Tanzaniaanse studenten zouden samenwerken en zodoende van elkaar zouden leren”, vertelt Diehl.

Maar van de beoogde werkervaring voor de Tanzaniaanse ingenieurs in spe, kwam vrijwel niets terecht. De studenten van Dar es Salaam hadden te veel collegeverplichtingen. Ze gingen gedurende enkele maanden alleen op zaterdag langs bij de bedrijven. En sinds het samenwerkingsverband tussen de twee universiteiten ten einde liep, is er van de link tussen de universiteit en het bedrijfsleven helemaal niets meer over.

De IDE-onderzoekers proberen nu een vervolgproject van de grond te krijgen. Een aantal afgevaardigden bespreekt deze week zijn plannen in Wenen. Daar vindt de eerste bijeenkomst plaats van het onlangs door de TU opgerichte Afrikaans-Europees universiteitennetwerk, dat tot doel heeft innovatie te stimuleren in de Afrikaanse industrie.

“In het vervolgproject moeten studenten absoluut meer stagemogelijkheden krijgen, en betere begeleiding”, aldus Diehl. “Ook richten we ons uitsluitend op de innovatie van de voedselverwerkingsindustrie, zoals het bedenken van machines om landbouwproducten te verwerken tot nieuwe hoogwaardiger producten. Daar valt makkelijker met simpele ideeën winst te boeken.”

Een verontschuldigend glimlachje verschijnt op Majaja’s gezicht wanneer hij geconfronteerd wordt met de tegenvallende stagemogelijkheden voor studenten. “We doceren nog steeds met de nieuwe inzichten die we in Delft hebben opgedaan”, zegt hij. “Maar de samenwerking met bedrijven heeft inderdaad momentum verloren. Om studenten meer stagemogelijkheden te geven moeten we een grote bureaucratische molen in gang zetten. Over een paar jaar is het misschien mogelijk.”

Majaja’s kamer is gevuld met meubels die net niet helemaal recht zijn en waar de bouten hier en daar uitsteken. “Dat is ook typisch Tanzaniaans”, zegt collega-onderzoeker dr. Erasto Elias die even komt binnenvallen. “Niets is mooi afgewerkt. Hetzelfde geldt voor verpakkingen. Hoe zorg je ervoor dat een pak sap of koekjes er smaakvol uitziet”, zegt hij. “De Chinezen weten wel hoe dat moet en overspoelen de markt. We zouden extra hulp uit Delft kunnen gebruiken om onze studenten vormgeving en esthetica bij te brengen.”
Ongeloof

Shah kan zich de studenten nog goed herinneren die bij hem over de vloer kwamen. “Zeggen de onderzoekers dat ze momentum hebben verloren?” vraagt hij vol ongeloof. “Dat momentum is er nooit geweest. Ik moest die studenten duidelijke opdrachten geven, anders wisten ze niet wat ze moesten doen”, vertelt hij. “En zelfs dan kwamen ze nog met waardeloze ideeën aanzetten.”

De Indiër is zeer te spreken over twee Delftenaren die hij ontving. “Ze maakten een driehoekige kiosk voor een vruchtensapmerk dat het sap in driehoekige zakjes verkoopt. Het was goed geweest als Tanzaniaanse studenten over hun schouder hadden meegekeken, zodat ze hadden kunnen zien dat het loont om out of the box te denken. Tanzanianen zijn bang dat ze uitgelachen worden als ze met iets origineels komen.”

De onlangs afgestudeerde ingenieur Joseph Sungau deed ook mee aan het IDE-project. Volgens hem is het nog niet doorgedrongen tot de studenten en de samenleving dat ontwerpen en innoveren ook deel horen uit te maken van het werk van ingenieurs. “Bij mechanical engineering denken mensen aan handarbeid en niet aan industrieel ontwerpen”, zegt hij.

Maar volgens Sungau zijn studenten mechanical engineering ook niet zo gemotiveerd in hun studie, omdat ze onderbetaald krijgen als ze klaar zijn. “Je kunt steeds makkelijker geld verdienen met business management en informatica”, aldus de ingenieur die zelf uiteindelijk docent business management is geworden. “Mensen verklaren je voor gek als je mechanical engineering studeert.”

De jonge ingenieur liep stage bij Intermech, een bedrijf dat is gespecialiseerd in de productie van machines voor de voedselverwerkingsindustrie. Het is een bedrijf waar de twee universiteiten graag mee willen verder werken.

In de deuropening van de fabriekshal van Intermech staat een grote zak glimmende palmzaden. Bedrijfsleider Peter Chisawillo grijpt een handvol van de vette vruchten. “Hier maken we palmolie van”, zegt hij, nauwelijks verstaanbaar door het helse kabaal van hamers en boormachines. Naast de palmolieperser staan tientallen pindapelmachines, cassaveverpulveraars en apparaten die maïs van de kolf scheiden.

“En dit”, schreeuwt hij, “is onze laatste uitvinding: een machine die zetmeel filtert uit cassavemeel. Daar gaan we een nieuwe markt mee aanboren. In Dar es Salaam alleen al is vijftig ton zetmeel per maand nodig voor de textielindustrie. En dan heb ik het nog niet eens gehad over de voedsel- en farmaceutische industrie. Die hebben het product ook in grote hoeveelheden nodig.”

Het apparaat werd mede bedacht door de Delftse student Dirk Smallenbroek. Vol lof zijn de Tanzaniaanse wetenschappers over hem. “Onze studenten zouden nooit op het idee gekomen zijn”, zegt Majaja.

Het bedrijf Intermech dient nu als schoolvoorbeeld bij IO-lessen. “Studenten kunnen duidelijk zien wat voor processen van belang zijn in de voedselverwerking, van schillen, tot vermalen en persen”, zegt Majaja. “Voor elke stap kan een machine gemaakt worden. Studenten moeten het hele productieproces bestuderen, tot de marketing toe. Het is nu nog maar wachten totdat Tanzaniaanse studenten een innovatief apparaat bedenken waarmee ze een nieuwe markt kunnen aanboren.”
Mangosap

Bedorven groenten in een hoek op de markt en velden vol uitgedroogde gewassen zijn Tanzania niet vreemd. Het land verkwanselt jaarlijks zo’n veertig procent van zijn landbouwgewassen. Boeren oogsten niet alles op tijd of slagen er niet in al hun producten te verkopen. Daar liggen kansen voor innovatie. Zo zijn de velden bezaaid met verdroogde mango’s. Maar een onverhoede reiziger betaalt zich scheel aan een geïmporteerd pak mangosap uit Kenia. “Dat is raar”, vindt prof. Idrisa Mshoro van de universiteit van Dar es Salaam. “Ketchup maken we hier wel al,waarom ook geen mangosap, of mangopoeder. Innovatie in de voedselverwerkingsindustrie is de sleutel om onze economie op te krikken. Door de producten te verwerken, slaan we twee vliegen in een klap: we voorkomen dat de oogst verrot en maken hoogwaardiger producten waar meer geld mee te verdienen valt.”
Ingenieurs gezocht

Tanzania telt ruim zevenduizend ingenieurs, van wie vrijwel niemand geschoold is tot industrieel ontwerper. Jaarlijks komen er 300 tot 400 ingenieurs bij. Al jaren heeft Peter Chissawillo van het bedrijf Intermech twee vacatures openstaan voor ingenieurs die hem kunnen helpen nieuwe machines te ontwerpen voor de voedselverwerkingsindustrie. De Indiase ondernemer Akshay Shah van Innovaxis haalt zijn industrieel ontwerpers noodgedwongen uit India. Maar volgens prof. Idrisa Mshoro van de universiteit van Dar Es Salaam komt er langzaam schot in het aantal ingenieurs en worden ze ook steeds beter opgeleid. “Zo is twee jaar geleden het eerste private onderwijsinstituut opgericht, het San Joseph Institute of Engineering and Technology”, zegt de professor. “Die school wil de leemte vullen. Nu het land een vrije-markteconomie kent, moeten wij aan de universiteit beter presteren.” Hij lacht: “We kunnen niet meer lui achterover leunen.”

Een werknemer van het bedrijf Palray in Dar Es Salaam sleutelt fietswielen in elkaar. Palray is een van de bedrijven die de afgelopen jaren stagiairs van de TU en van de Universiteit van Dar es Salaam over de vloer kreeg. (Foto: Tomas van Dijk)

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.