De bioloog Tijs Goldschmidt publiceerde twee jaar geleden ‘Darwins hofvijver’. Een boek over de evolutie van de furu, een baarsachtig visje in het Oostafrikaanse Victoriameer.
Een opmerkelijk debuut waarin wetenschap en literatuur hand in hand gaan. Onlangs was de auteur te gast bij Studium Generale in de reeks Kunst en Wetenschap in Beweging. ,,Ik heb onvrede met de manier waarop er over wetenschap wordt geschreven”, liet hij blijken. Een gesprek met een bioloog die denkt als een ‘beta’, maar eigenlijk een ‘alfa’ is.
1 Goldschmidt: ,,Niets is afstompender dan elke week iets bijzonders ontdekken”
Tijs Goldschmidt schreef begin dit jaar een lang artikel in het Cultureel Supplement van NRC Handelsblad over wijlen Dick Hillenius. Het was een eerbetoon naar aanleiding van een pas verschenen documentaire over deze bioloog die vooral bekend stond om zijn sprankelend geschreven publicaties. ,,Door hem ben ik biologie gaan studeren”, zegt Goldschmidt bedachtzaam. ,,Zijn boeken, een vermenging van literatuur en wetenschap, las ik op de middelbare school erg graag.”
Het toeval wil dat Goldschmidt schuin tegenover het grachtenpand woont, aan het Singel in Amsterdam, waar Hillenius opgroeide. In zijn woonkamer een smaakvolle verzameling schilderijen en sculpturen, zowel westerse als niet-westerse. In het midden twee levensgrote houten beelden uit Tanzania, waar hij tussen 1981 en 1986 onderzoek deed.
Dat hij daar terechtkwam om te promoveren was gezien zijn belangstelling niet onlogisch, maar evengoed was hij neergestreken in het Burgers Dierenpark om de familierelaties van chimpansees te bestuderen. Goldschmidt: ,,Ik wilde het liefst ethologisch onderzoek doen, want ik houd ervan om lang naar dieren te kijken. Toch koos ik uiteindelijk voor het Victoriameer, omdat de evolutie van de furu die daarin leven, heel bijzonder is. Bovendien was het onderwerp nog niet uitgekauwd, wat in Nederland vaak wel het geval is.”
Het onderzoek had raakvlakken met dat waarop Charles Darwin mede zijn ‘On the origin of species‘ (1859) baseerde. Deze trof tijdens zijn wereldreis met het onderzoekschip de Beagle op de Galápagoseilanden dertien soorten vinken aan. De vogels stammen af van één voorouder, maar hebben zich afwijkend geëvolueerd, elk aangepast aan het eten van een ander type voedsel. Zo hebben hun snavels verschillende vormen gekregen.
Iets dergelijks geldt ook voor de furu, alleen bestaat de soortenzwerm niet uit dertien, maar uit meer dan vijfhonderd varianten. Bijzonder aan de furu is dat hun zogeheten adaptieve radiatie is ontstaan in hooguit dertienduizend jaar. ,,Een snellere evolutie is van geen enkele andere groep gewervelde dieren ooit geregistreerd”, zei Goldschmidt in zijn lezing. ,,In dat meer ontstaan en veranderen soorten letterlijk voor je ogen.”
Erwtensoep
Anderszins moeten we dat ook weer niet tè letterlijk opvatten. Toen Goldschmidt bij het Leidse onderzoeksteam in het stadje Mwanza arriveerde, bleek het water van het Victoriameer allesbehalve helder. ‘Erwtensoep’ noemt hij het. Zoals hij in zijn boek beschrijft, dobberde hij in gezelschap van Tanzaniaanse vissers langdurig met een bootje op het troebele water, om furu te vangen.
Samen met zijn collega’s ontdekte hij talrijke nieuwe soorten. Er zaten algenvreters tussen, modderhappers, bladhakkers, slakkenkrakers, viseters, planktonzuigers, schubbenschrapers, ooghappers en zelfs pedofagen die kindervisjes verschalken. Het meer was als een schatkist boordevol juwelen. Al schrijft hij in ‘Darwins hofvijver’ dat het enthousiasme na een paar jaar temperde: ,,Niets is afstompender dan elke week iets bijzonders ontdekken.”
Telkens stuitte hij op het gelijk van Darwin. Deze stelde dat de diversiteit op aarde is ontstaan door evolutie. Natuurlijke selectie zou het mechanisme erachter zijn. Nu is de evolutie, op enkele hardleerse creationisten na, door iedereen geaccepteerd. Toch is er allerminst overeenstemming over het mechanisme dat eraan ten grondslag ligt. ,,Zelf hecht ik veel waarde aan natuurlijke selectie”, verklaart Goldschmidt, ,,maar het zou me niets verbazen dat toeval in de evolutie een grotere rol speelt dan ik nu denk.”
Hoe uniek het onderzoek naar de uitwaaiering van de furu ook was, onvoorzien kreeg het een macaber verloop. Tijdens de onderzoeksperiode werden in het Victoriameer steeds meer nijlbaarzen gesignaleerd. Wat was het geval? In 1954 had een Europeaan, ondanks waarschuwingen van biologen, een emmer met deze vissen in het meer gekieperd. Dertig jaar later bleek het aantal nijlbaarzen, die een gewicht kunnen bereiken van meer dan honderd kilo, zo groot geworden dat het ecosysteem grondig overhoop is gehaald.
Sterk water
,,Ik had het eerst niet door”, zegt Goldschmidt. ,,Ik was volslagen bijziend. Pas na een half jaar realiseerde ik me de ernst van de situatie. Het onderzoeksteam heeft toen besloten zoveel mogelijk van de bedreigde furu te vangen. Dat was deprimerend werk. We moesten ze in potten stoppen en snel een naam geven. Van die beesten op sterk water staan er in Leiden kelders vol. We hebben ook levende furu opgestuurd. Die zwemmen nu in aquaria van allerlei dierentuinen. We zaten in een idiote positie. Welke soorten moesten we laten leven en welke zouden we laten uitsterven? We hebben van elke groep een paar vertegenwoordigers uitgekozen, net zoals bij de Ark van Noach.”
De evolutie van de furu, die zich gedurende dertien millennia voltrok, werd dus in drie decennia verstoord. Volgens Goldschmidt is het symbolisch voor datgene wat er momenteel overal op de wereld gebeurt. Hij beaamt dat ook dit onderdeel is van de evolutie, maar wel van een bijzonder type. ,,Het is antropogene evolutie, in gang gezet door mensen. Specifiek voor onze soort is dat ze zich niet aanpast aan een leefgebied, maar dat ze het leefgebied aanpast aan zichzelf. Daardoor komt evolutie tegenwoordig meestal neer op culturele evolutie.”
Eenzaamheid
Toen Goldschmidt aan het onderzoek begon had hij niet het plan om er een boek over te schrijven. Evenmin toen hij er in 1989 op promoveerde. Hij kreeg in Leiden een tijdelijke aanstelling als wetenschappelijk medewerker en publiceerde met collega’s over het onderzoek artikelen in internationale tijdschriften en boeken. In Leiden kon hij evenwel niet aarden. ,,Ik vond het vreselijk om in een laboratorium opgesloten te zitten. Dat was ik niet gewend. In Afrika kon ik altijd precies doen wat me interesseerde.”
Wel was hij al lange tijd bezig om voor zichzelf te schrijven. Dat deed hij ook al tijdens zijn onderzoek. Om de eenzaamheid te bezweren, maar ook omdat hij over een deel van zijn ervaringen niet kon praten met de Afrikanen. Uiteindelijk lag het onderwerp voor het oprapen, hoewel hij in het nawoord van zijn boek zegt dat hij lange tijd heeft geaarzeld, in de verwachting dat iemand anders er wel over zou schrijven. ,,Toen ben ik zelf maar begonnen.”
‘Darwins Hofvijver’, vorig jaar genomineerd voor de AKO-literatuurprijs en onlangs in het Engels vertaald, is een genrevermenging waarin zijn ervaringen in Afrika worden afgewisseld met passages over de evolutie, toegespitst op de furu. De bespiegelingen over het land, de cultuur en het onderzoek zijn subjectief gekleurd, zodat ze onder de noemer ‘fictie’ vallen. De rest heeft een wetenschappelijke inslag, compleet met voetnoten, maar wel toegankelijk geformuleerd.
,,Het belangrijkste argument om het boek in deze vorm te gieten is dat het een document is over het verdwijnen van honderden soorten gewervelde dieren. Dat wilde ik zo precies mogelijk opschrijven, omdat weinigen zoiets van nabij hebben gezien. Een wetenschappelijk boek stond me tegen. Daarmee bereik je alleen vakmensen. Bovendien wilde ik schrijven over mijn fascinatie voor de evolutie, over de mislukkingen van het onderzoek en hoe het was om gast te zijn in een vreemde cultuur.”
Genenfrikken
Het gevaar bestond dat het resultaat vlees noch vis zou zijn. Was hij daar niet beducht voor? ,,Ja, vooral omdat ik geen voorbeelden kende van zulke boeken. Er zijn wel wetenschappers die verhalend over hun vak schrijven, maar niet in deze vorm. Sommige mensen raadden me aan te kiezen. Daar dacht ik anders over. Het is ook een keuze om niet te kiezen. Ik wilde verhalende en wetenschappelijke delen vervlechten, omdat ze een afspiegeling zijn van mezelf. Ik denk vaak op een beta-manier, maar ben eigenlijk een echte alfa.”
In de biologie, waar hij overigens mee op is gehouden, is dat niet gebruikelijk. Goldschmidt constateert dat de cijferaars het steeds meer voor het zeggen hebben. De kwantificering, die de beta-wetenschappen al veel langer domineert, is ook in de biologie van de grond gekomen. ,,Straks zitten we met al die rekenaars en genenfrikken”, konden we al in zijn boek lezen, ,,en zijn er geen biologen meer die diersoorten kunnen determineren en naar dieren en planten kijken.”
Hij vind het frappant dat er voor biologen die dat nog wel kunnen bijna geen banen zijn. Terwijl er genoeg werk is,bijvoorbeeld in het Victoriameer waar enkele soorten furu zich herstellen. ,,Dan zie je hoe kortzichtig het wetenschapsbeleid in Nederland is. Er is zelfs geen geld om één promovendus daar naartoe te sturen, terwijl het nu een erg interessante periode is. Tussen de weinige furu die terugkomen, zitten visjes die nog niemand heeft gezien. Het lijkt erop dat het bastaarden zijn. Als dieren geen partner kunnen vinden van hun eigen soort, dan kiezen ze er soms één van een verwante soort. Als de bastaarden die daaruit voortkomen alleen met andere bastaarden paren, en niet terugkruisen met de oudersoorten, kunnen er nieuwe biologische soorten ontstaan.”
Hetzelfde geldt misschien voor zijn boek, dat toch ook een bastaard is. Goldschmidt: ,,In de marge gebeuren vaak verrassende dingen. Dick Hillenius was ook goed in het slaan van bruggen naar andere vakgebieden. Dat kan iets waardevols opleveren, maar dikwijls stuit het ook op weerstand.”
‘Darwins hofvijver’ van Tijs Goldschmidt is uitgegeven door Prometheus. ISBN 90 5333 255 3. Prijs 34,90 gulden.
De bioloog Tijs Goldschmidt publiceerde twee jaar geleden ‘Darwins hofvijver’. Een boek over de evolutie van de furu, een baarsachtig visje in het Oostafrikaanse Victoriameer. Een opmerkelijk debuut waarin wetenschap en literatuur hand in hand gaan. Onlangs was de auteur te gast bij Studium Generale in de reeks Kunst en Wetenschap in Beweging. ,,Ik heb onvrede met de manier waarop er over wetenschap wordt geschreven”, liet hij blijken. Een gesprek met een bioloog die denkt als een ‘beta’, maar eigenlijk een ‘alfa’ is.
1 Goldschmidt: ,,Niets is afstompender dan elke week iets bijzonders ontdekken”
Tijs Goldschmidt schreef begin dit jaar een lang artikel in het Cultureel Supplement van NRC Handelsblad over wijlen Dick Hillenius. Het was een eerbetoon naar aanleiding van een pas verschenen documentaire over deze bioloog die vooral bekend stond om zijn sprankelend geschreven publicaties. ,,Door hem ben ik biologie gaan studeren”, zegt Goldschmidt bedachtzaam. ,,Zijn boeken, een vermenging van literatuur en wetenschap, las ik op de middelbare school erg graag.”
Het toeval wil dat Goldschmidt schuin tegenover het grachtenpand woont, aan het Singel in Amsterdam, waar Hillenius opgroeide. In zijn woonkamer een smaakvolle verzameling schilderijen en sculpturen, zowel westerse als niet-westerse. In het midden twee levensgrote houten beelden uit Tanzania, waar hij tussen 1981 en 1986 onderzoek deed.
Dat hij daar terechtkwam om te promoveren was gezien zijn belangstelling niet onlogisch, maar evengoed was hij neergestreken in het Burgers Dierenpark om de familierelaties van chimpansees te bestuderen. Goldschmidt: ,,Ik wilde het liefst ethologisch onderzoek doen, want ik houd ervan om lang naar dieren te kijken. Toch koos ik uiteindelijk voor het Victoriameer, omdat de evolutie van de furu die daarin leven, heel bijzonder is. Bovendien was het onderwerp nog niet uitgekauwd, wat in Nederland vaak wel het geval is.”
Het onderzoek had raakvlakken met dat waarop Charles Darwin mede zijn ‘On the origin of species‘ (1859) baseerde. Deze trof tijdens zijn wereldreis met het onderzoekschip de Beagle op de Galápagoseilanden dertien soorten vinken aan. De vogels stammen af van één voorouder, maar hebben zich afwijkend geëvolueerd, elk aangepast aan het eten van een ander type voedsel. Zo hebben hun snavels verschillende vormen gekregen.
Iets dergelijks geldt ook voor de furu, alleen bestaat de soortenzwerm niet uit dertien, maar uit meer dan vijfhonderd varianten. Bijzonder aan de furu is dat hun zogeheten adaptieve radiatie is ontstaan in hooguit dertienduizend jaar. ,,Een snellere evolutie is van geen enkele andere groep gewervelde dieren ooit geregistreerd”, zei Goldschmidt in zijn lezing. ,,In dat meer ontstaan en veranderen soorten letterlijk voor je ogen.”
Erwtensoep
Anderszins moeten we dat ook weer niet tè letterlijk opvatten. Toen Goldschmidt bij het Leidse onderzoeksteam in het stadje Mwanza arriveerde, bleek het water van het Victoriameer allesbehalve helder. ‘Erwtensoep’ noemt hij het. Zoals hij in zijn boek beschrijft, dobberde hij in gezelschap van Tanzaniaanse vissers langdurig met een bootje op het troebele water, om furu te vangen.
Samen met zijn collega’s ontdekte hij talrijke nieuwe soorten. Er zaten algenvreters tussen, modderhappers, bladhakkers, slakkenkrakers, viseters, planktonzuigers, schubbenschrapers, ooghappers en zelfs pedofagen die kindervisjes verschalken. Het meer was als een schatkist boordevol juwelen. Al schrijft hij in ‘Darwins hofvijver’ dat het enthousiasme na een paar jaar temperde: ,,Niets is afstompender dan elke week iets bijzonders ontdekken.”
Telkens stuitte hij op het gelijk van Darwin. Deze stelde dat de diversiteit op aarde is ontstaan door evolutie. Natuurlijke selectie zou het mechanisme erachter zijn. Nu is de evolutie, op enkele hardleerse creationisten na, door iedereen geaccepteerd. Toch is er allerminst overeenstemming over het mechanisme dat eraan ten grondslag ligt. ,,Zelf hecht ik veel waarde aan natuurlijke selectie”, verklaart Goldschmidt, ,,maar het zou me niets verbazen dat toeval in de evolutie een grotere rol speelt dan ik nu denk.”
Hoe uniek het onderzoek naar de uitwaaiering van de furu ook was, onvoorzien kreeg het een macaber verloop. Tijdens de onderzoeksperiode werden in het Victoriameer steeds meer nijlbaarzen gesignaleerd. Wat was het geval? In 1954 had een Europeaan, ondanks waarschuwingen van biologen, een emmer met deze vissen in het meer gekieperd. Dertig jaar later bleek het aantal nijlbaarzen, die een gewicht kunnen bereiken van meer dan honderd kilo, zo groot geworden dat het ecosysteem grondig overhoop is gehaald.
Sterk water
,,Ik had het eerst niet door”, zegt Goldschmidt. ,,Ik was volslagen bijziend. Pas na een half jaar realiseerde ik me de ernst van de situatie. Het onderzoeksteam heeft toen besloten zoveel mogelijk van de bedreigde furu te vangen. Dat was deprimerend werk. We moesten ze in potten stoppen en snel een naam geven. Van die beesten op sterk water staan er in Leiden kelders vol. We hebben ook levende furu opgestuurd. Die zwemmen nu in aquaria van allerlei dierentuinen. We zaten in een idiote positie. Welke soorten moesten we laten leven en welke zouden we laten uitsterven? We hebben van elke groep een paar vertegenwoordigers uitgekozen, net zoals bij de Ark van Noach.”
De evolutie van de furu, die zich gedurende dertien millennia voltrok, werd dus in drie decennia verstoord. Volgens Goldschmidt is het symbolisch voor datgene wat er momenteel overal op de wereld gebeurt. Hij beaamt dat ook dit onderdeel is van de evolutie, maar wel van een bijzonder type. ,,Het is antropogene evolutie, in gang gezet door mensen. Specifiek voor onze soort is dat ze zich niet aanpast aan een leefgebied, maar dat ze het leefgebied aanpast aan zichzelf. Daardoor komt evolutie tegenwoordig meestal neer op culturele evolutie.”
Eenzaamheid
Toen Goldschmidt aan het onderzoek begon had hij niet het plan om er een boek over te schrijven. Evenmin toen hij er in 1989 op promoveerde. Hij kreeg in Leiden een tijdelijke aanstelling als wetenschappelijk medewerker en publiceerde met collega’s over het onderzoek artikelen in internationale tijdschriften en boeken. In Leiden kon hij evenwel niet aarden. ,,Ik vond het vreselijk om in een laboratorium opgesloten te zitten. Dat was ik niet gewend. In Afrika kon ik altijd precies doen wat me interesseerde.”
Wel was hij al lange tijd bezig om voor zichzelf te schrijven. Dat deed hij ook al tijdens zijn onderzoek. Om de eenzaamheid te bezweren, maar ook omdat hij over een deel van zijn ervaringen niet kon praten met de Afrikanen. Uiteindelijk lag het onderwerp voor het oprapen, hoewel hij in het nawoord van zijn boek zegt dat hij lange tijd heeft geaarzeld, in de verwachting dat iemand anders er wel over zou schrijven. ,,Toen ben ik zelf maar begonnen.”
‘Darwins Hofvijver’, vorig jaar genomineerd voor de AKO-literatuurprijs en onlangs in het Engels vertaald, is een genrevermenging waarin zijn ervaringen in Afrika worden afgewisseld met passages over de evolutie, toegespitst op de furu. De bespiegelingen over het land, de cultuur en het onderzoek zijn subjectief gekleurd, zodat ze onder de noemer ‘fictie’ vallen. De rest heeft een wetenschappelijke inslag, compleet met voetnoten, maar wel toegankelijk geformuleerd.
,,Het belangrijkste argument om het boek in deze vorm te gieten is dat het een document is over het verdwijnen van honderden soorten gewervelde dieren. Dat wilde ik zo precies mogelijk opschrijven, omdat weinigen zoiets van nabij hebben gezien. Een wetenschappelijk boek stond me tegen. Daarmee bereik je alleen vakmensen. Bovendien wilde ik schrijven over mijn fascinatie voor de evolutie, over de mislukkingen van het onderzoek en hoe het was om gast te zijn in een vreemde cultuur.”
Genenfrikken
Het gevaar bestond dat het resultaat vlees noch vis zou zijn. Was hij daar niet beducht voor? ,,Ja, vooral omdat ik geen voorbeelden kende van zulke boeken. Er zijn wel wetenschappers die verhalend over hun vak schrijven, maar niet in deze vorm. Sommige mensen raadden me aan te kiezen. Daar dacht ik anders over. Het is ook een keuze om niet te kiezen. Ik wilde verhalende en wetenschappelijke delen vervlechten, omdat ze een afspiegeling zijn van mezelf. Ik denk vaak op een beta-manier, maar ben eigenlijk een echte alfa.”
In de biologie, waar hij overigens mee op is gehouden, is dat niet gebruikelijk. Goldschmidt constateert dat de cijferaars het steeds meer voor het zeggen hebben. De kwantificering, die de beta-wetenschappen al veel langer domineert, is ook in de biologie van de grond gekomen. ,,Straks zitten we met al die rekenaars en genenfrikken”, konden we al in zijn boek lezen, ,,en zijn er geen biologen meer die diersoorten kunnen determineren en naar dieren en planten kijken.”
Hij vind het frappant dat er voor biologen die dat nog wel kunnen bijna geen banen zijn. Terwijl er genoeg werk is,bijvoorbeeld in het Victoriameer waar enkele soorten furu zich herstellen. ,,Dan zie je hoe kortzichtig het wetenschapsbeleid in Nederland is. Er is zelfs geen geld om één promovendus daar naartoe te sturen, terwijl het nu een erg interessante periode is. Tussen de weinige furu die terugkomen, zitten visjes die nog niemand heeft gezien. Het lijkt erop dat het bastaarden zijn. Als dieren geen partner kunnen vinden van hun eigen soort, dan kiezen ze er soms één van een verwante soort. Als de bastaarden die daaruit voortkomen alleen met andere bastaarden paren, en niet terugkruisen met de oudersoorten, kunnen er nieuwe biologische soorten ontstaan.”
Hetzelfde geldt misschien voor zijn boek, dat toch ook een bastaard is. Goldschmidt: ,,In de marge gebeuren vaak verrassende dingen. Dick Hillenius was ook goed in het slaan van bruggen naar andere vakgebieden. Dat kan iets waardevols opleveren, maar dikwijls stuit het ook op weerstand.”
‘Darwins hofvijver’ van Tijs Goldschmidt is uitgegeven door Prometheus. ISBN 90 5333 255 3. Prijs 34,90 gulden.
Comments are closed.