Campus

Dwangarbeid voor buitenlandse studenten

De Delftse methode is beroemd. Onder een streng regime waarbij teksten en conversatie centraal staan, en het stampen van rijtjes taboe is, leren buitenlandse studenten in zeer korte tijd Nederlands.

De methode is gebaseerd op de wijze waarop kleine kinderen hun taal leren. ‘Een dwangmethode’, noemt één van de cursisten het die zijn vakantie ervoor opgeofferd heeft. Een kijkje achter de schermen bij de zomercursus.

Achter de pc’s, die op tafels langs de muren van de practicum-zaal in het GAAC-gebouw (De Vries Van Heytsplantsoen) staan, is een aantal studenten van de ochtendgroep nog bezig met een computer-oefening. Bij iedere computer hoort een koptelefoon. De studenten horen een zin, die ze vervolgens in goed Nederlands op de pc moeten reproduceren.

,,U heeft zes van de acht woorden goed”, verschijnt er op het scherm. Afgezien van het zachte tikken op het toetsenbord heerst er een serene rust in de zaal, af en toe onderbroken door iemand die assistentie vraagt. Het computerprogramma loopt nog wel eens vast.

Drs. Jan Erik Grezel, die straks de middaggroep zal leiden, zit voor in de zaal wat opstellen door te lezen. Half fluisterend legt hij uit dat in deze periode de zomercursus gegeven wordt. Dezelfde stof als in de reguliere cursus (die de rest van het jaar op het programma staat), maar dan in een veel korter tijdsbestek. ,,De zomercursus is daarom bedoeld voor mensen met een Germaanse moedertaal, zoals Duits of Scandinavisch.” Studenten met een andere achtergrond worden, wanneer ze sterk gemotiveerd zijn, soms ook toegelaten. ,,Wij waarschuwen dan wel dat het heel zwaar wordt.”
Intensief


Figuur 2 Grezel: ,,Ik zie dat het werkt”

Wat voor de reguliere cursus geldt, geldt voor de zomercursus in het bijzonder: het is zeer intensief. De studenten hebben een dagtaak aan het volgen van de lessen, het werken met de computerprogramma’s en het maken van het huiswerk. De nadruk ligt op teksten en conversatie. Woordjes en grammatica stampen is er niet bij. Oefeningen maken gebeurt niet in de les maar op de computer, die alles direct nakijkt.

Enkele weken geleden ging de zomercursus van start. De groep bestaat enerzijds uit mensen die (een deel van) hun studie in Delft gaan volgen, voornamelijk Noren. Voor hen is de cursus verplicht. Daarnaast zijn er de Erasmus-uitwisselingsstudenten voor wie de cursus facultatief is. Omdat de zomercursus een nieuwe fase is ingegaan (de derde ronde) en het studentenleven weer van start gaat, is Grezel bang dat een deel van de Erasmus-studenten afhaakt. Het tegendeel blijkt het geval.

De zaal stroomt vol, tot Grezels verbazing is vrijwel de hele groep weer compleet. De tamelijk jonge cursisten nemen hun plaats in de U-vorm. Veel blond verraadt de numerieke meerderheid van de Scandinaviërs in deze groep. Maar ook de niet-Germaanse culturen zijn vertegenwoordigd: David, eenjongen uit Spanje; Saeid, een Iraniër die in Zweden woont, en Rebekka uit Venezuela. Een laatste jongen van de ochtendgroep is niet bij de computer weg te slaan. ,,Ach, blijf ook maar zitten”, besluit Grezel.
Fiets

,,Jij was er de vorige keer niet, waarom niet?”, begint Grezel de les. Saeid, de Zweeds-Iraanse jongen, vertelt dat hij een contract bij de DUWO moest ondertekenen. ,,Groot probleem. Praten met politie”, zegt hij erbij. De reden wordt geaccepteerd, en Grezel wendt zich tot Nils uit Noorwegen. Nils blijkt in Maastricht gezeten te hebben. ,,Het was leuk”, voegt hij eraan toe. ,,Zijn de mensen anders in het zuiden?”, incorporeert Grezel het doornemen van de absentielijst in het lesprogramma. ,,Ze zijn aardig”, zegt Nils. ,,Hier niet?”, wil Grezel weten. ,,De mensen hier zijn ook aardig.” Harald, de derde absente, biecht op met zijn vriendin in Brussel geweest te zijn. De les neemt nu echt een aanvang.

Thuis heeft iedereen een tekst over de fiets doorgelezen. Op commando van Grezel gaan de boeken dicht, en hij vraagt her en der in het rond. Lars vertelt dat hij een ‘groot sloot’ om zijn fiets heeft. ‘Slot’, verbetert Grezel. ,,Een sloot ligt in de polder. Maar het meervoud is wel hetzelfde: sloten.”

De discussie belandt bij het witte fietsenplan in de jaren zestig in Amsterdam. Grezel legt uit hoe dat mislukte, dat er mensen waren die de fietsen zwart schilderden en er vervolgens hun eigen slot omheen deden. De zaal luistert aandachtig, waarbij Jenny uit Berlijn opmerkt dat in Kopenhagen tegenwoordig een zelfde initiatief loopt. ,,De fietsen hebben een hele andere vorm dan andere fietsen”, vertelt Jenny met Duits accent. Overspuiten heeft dus geen zin.

Van de fiets manoeuvreert Grezel de conversatie naar de auto, het milieu en het mobiliteitsvraagstuk. Hij haalt een poster tevoorschijn met daarop een lange file en de tekst ‘Hoe lang kan de heilige koe nog grazen?’. ,,Heilige koe, wat wordt daarmee bedoeld?” ,,Dat is een metafoor”, roept iemand en verbaast daarmee Grezel. ,,Grazen, daarin zit het woord gras. Gras eten”, completeert Grezel zijn uitleg.

Er wordt gediscussieerd over carpoolen en de vraag of mensen niet dichter bij hun werk moeten wonen. De hele conversatie is in het Nederlands. Afgezien van accenten, en zo nu en dan een grammaticale fout spreken de cursisten goed Nederlands, zeker gezien het feit dat ze pas vijf weken bezig zijn.
Regime

Hoewel ze er allemaal hun zomervakantie voor opofferen heeft vrijwel geen van de studenten spijt van de intensieve cursus. Over de Delftse methode, die Grezel omschrijft als ‘we knijpen ze behoorlijk af’, zijn de meesten te spreken. Een ‘dwangmethode’ noemt David uit Spanje het. Annika heeft al eerder in Duitsland een cursus Nederlands gedaan: ,,Minder gesprek in het Nederlands en minder intensief.”

Rebekka noemt de teksten uit het boek ‘van deze tijd.’ ,,Je leert veel dingen over Nederland. Kindertekstjes, zoals die in veel andere boeken staan, zijn stom voor iemand die zo groot is.” Harald daarentegen wordt een beetje ‘moe’ van alleenmaar ‘tekst en tekst en tekst’ lezen. Hij wacht op een cartoon of Donald Duck. Jenny vindt vooral het computerelement belangrijk. ,,Zonder de computertoetsen word ik faul.”

Opvallend is dat de studenten onderling (ook buiten de lessen) Nederlands met elkaar spreken. De Noorse studenten bekennen dat ze onderling wel Noors spreken, maar de twee Duitse dames, Annika en Jenny zeggen ook met elkaar in hun nieuwe taal te converseren.

,,Vijf minuten pauze”, houdt Grezel het regime strak. Net tijd om even koffie of een blikje te halen, en even te genieten van de zon voor het GAAC-gebouw. Grezel legt uit dat de studenten in de eerste en de tweede ronde het zogenaamde groene en gele boek hebben doorgewerkt. De derde ronde, die nu begonnen is, is iets minder intensief. Na de derde ronde eindigt de cursus met het onderdeel vaktaal: wiskunde en natuurkunde in het Nederlands. Wanneer alle onderdelen met succes zijn afgesloten krijgt de student een ‘Verklaring Nederlands’. Nu mag hij pas deelnemen aan het onderwijs aan de TU. Civiele Techniek, Lucht- en Ruimtevaart en Scheikundige Technologie vragen echter nog een aanvulling van specifieke vaktaal.

Voor Erasmus-uitwisselingsstudenten is de Verklaring Nederlands niet verplicht. Met name bij Bouwkunde lopen veel buitenlandse studenten rond die geen Nederlandse les volgen. Door het intensieve onderwijsprogramma bij Bouwkunde hebben deze – vooral Italiaanse – studenten overdag geen tijd de cursussen te volgen. Voor hen organiseert de sectie Toegepaste Taalkunde een minder intensieve cursus buiten collegetijd.

Een leuke kant van de cursus is de culturele verscheidenheid van de deelnemers. ,,Ik hoor bijna dagelijks nieuwe dingen. Dat fietsenplan in Kopenhagen bijvoorbeeld. In de reguliere groep behandelden we een keer het onderwerp ‘trouwen’. We kwamen uit bij: zwanger zijn zonder getrouwd te zijn. Volgens een gevluchte Iraniër wordt zo’n vrouw in zijn land gestenigd. Anderen vertelden dat de vrouw in zo’n geval in hun land gauw een huwelijk moet sluiten met de vader. ‘Maar als die dan weg is?’ Er ontstonden hele discussies, met allerlei oplossingen.”

,,Kortgeleden moest ik uit leggen wat ‘pak ‘m beet’ betekent. Ik zei dat ik dat woord zelf niet gauw zal gebruiken. ‘Nederland heeft de afgelopen vijftig jaar pak ‘m beet één keer van Italië kunnen winnen’, hoorde ik een Italiaanse jongen de volgende dag tegen anderen zeggen toen ik ‘m toevallig voorbijliep.”
Spreekbeurt

De pauze is voorbij en de conversatie aan de hand van teksten gaat verder. ,,Wat is een Wilhelmus-gevoel?”, vraagt Jenny zich verbaasd af. ,,Dat is een woord dat niet in het woordenboek staat”, legt Grezel lachend uit. ,,Is Wilhelm een veel voorkomende Nederlandse naam?”, wil iemand weten. ,,Nee”, antwoordt Grezel en de naam van Willem van Oranje valt. Eén van de Noorse studenten kan een rare Nederlandse uitdrukking niet plaatsen: ,,De minister wordt op zijn wenken bediend.” Geduldig en bekwaam helpt Grezel alle problemen de wereld uit.

Als afsluiting houdt een drietal cursisten een kortespreekbeurt. ,,De baksteen en zijn geschiedenis”, heft Jenny aan. ‘Klei’ verandert af en toe in ‘glei’, maar de opbouw is goed, zoals haar mede-studenten later beamen. ,,Heb je nog vragen over de baksteen”, eindigt Jenny. Ketil houdt een ‘kort maar krachtig’ praatje over de architectuur van het hoofdgebouw. Grezel waarschuwt de beide sprekers dat ze de volgende keer niet van het papier mogen lezen. ,,Daardoor heb je weinig contact met het publiek en gebruik je woorden die je normaal niet gebruikt.”

Annika neemt de wijze les ter hand, en kijkt veel het publiek in bij haar uiteenzetting over thee. ,,In Nederland drink ik bijna geen koffie meer; ‘s morgens begin ik met een kopje thee. Dat vond ik heel interessant.” Het is half vier, de les is afgelopen en iedereen duikt achter de computer. Grezel biedt hier en daar de helpende hand wanneer er een computer vastloopt. Ook houdt hij in de gaten of niemand stiekem in het boek spiekt.

Iedereen probeert in zo goed mogelijk Nederlands op het scherm te krijgen wat hij of zij via de koptelefoon hoort. ,,Tijdens het begin van de cursus moest je opnieuw beginnen als je een bepaald percentage niet gehaald had”, vertelt Saied. ,,Dan mocht je twintig of dertig minuten het programma niet in, en moest je eerst je les opnieuw leren.” Nu in de derde ronde is het regime iets versoepeld. Niemand hoeft tot ver in de avond ‘strafwerk’ te maken.

Na de luistertest schotelt de computer een artikel uit Delta voor over het grasdak van de nieuwe bibliotheek. Hier en daar is een woord weggelaten dat de studenten in moeten vullen. Hier toont de computer ook zijn nadelen. ,,De computer kent geen synoniemen”, klaagt Annika.

De Delta-invuloefening wordt niet al te serieus genomen, en de zaal druppelt langzaam leeg. ,,Tot vrijdag”, klinkt het; hier en daar wordt een eetafspraak gemaakt. Een enkele Noor blijft zich verdiepen in de ins en outs van het grasdak. Wanneer ook de laatste fanatiekeling de zaal verlaten heeft, blijft Grezel alleen achter.

,,Ik ga niet alles verbeteren”, zucht hij. ,,Ik streep het aan, dan kunnen ze het zelf opzoeken.” De computer neemt hem veel werk uit handen, maar het beoordelen van schrijfopdrachten blijft gelukkig voorbehouden aan de meester.

Heilig geloven in de Delftse methode

De Delftse methode werd begin jaren tachtig ontwikkeld door de sectie Toegepaste Taalkunde (faculteit Wijsbegeert en Technische Maatschappijwetenschappen) onder leiding van prof.dr. A.G. Sciarone. De methode, die radicaal brak met het systeem van grammatica stampen, losse rijtjes leren en eindeloze invuloefeningen, ondervond aanvankelijk veel tegenstand. Momenteel doet de Delftse methode zijn invloed steeds meer gelden, maar nog niet met de snelheid en de erkenning waar Sciarone op hoopt.

Sciarone gelooft heilig in zijn ideeën. ,,Het specifieke van de Delftse methode is dat wij het natuurlijk leren van een taal proberen te simuleren. De grammatica wordt niet stap voor stap moeilijker, maar de studenten krijgen vanaf het begin met alle grammatica te maken. Die grammatica hoeft niet uit het hoofd geleerd te worden, maar studenten weten wel waar ze het na kunnen zoeken. In de tweede plaats is het onderwijs heel tekstgericht. Er wordt gesproken over normale zaken. Kleine kinderen moeten de hele wereld nog ontdekken, dat geldt niet voor volwassenen.”

,,Het leren van een vreemde taal heeft dus een onnatuurlijk element: ineens kunnen we niets meer zeggen. Om dit te overwinnen, moeten de studenten binnen zeer korte tijd een zeer groot vocabulair verwerven. Praat maar gammel alvast, een paar foutjes in de grammatica is niet zo erg. We moeten zo snel mogelijk de onnatuurlijke situatie beëindigen. Die grammatica gaat na verloop van tijd goed lopen, precies zoals bij kleine kinderen. Onze methode is dus heel anders dan de stap-voor-stap methoden op middelbare scholen.”
Spelenderwijs

,,Alles gaat via teksten. Begrijp je de tekst, dan ken je de woorden. Spelenderwijs leer je zo de taal. Het tragische van de middelbare school is dat de leerlingen onmogelijke verhaaltjes moeten lezen. ‘De auto staat voor het huis, de tuin is achter het huis.”

Sciarone betreurt het dan ook dat zijn methode in het voortgezet onderwijs nauwelijks ingang gevonden heeft. ,,Een aantal jaren geleden is er op een proefschool een experiment gehouden met een cursus Frans. Aan het eind van het jaar bleken de leerlingen die met deze methode werkten twee keer zo ver te zijn als de anderen. Maar het onderwijs is niet om te krijgen. De bereidheid tot verandering heb ik onderschat. Mensen hebben daar tientallen jaren voor nodig.”

Toch zijn de taalboeken op scholen niet zo erg meer als vroeger. Door de invloed van de Delftse methode zijn de echt ‘domme boekjes’ volgens Sciarone verdwenen. Hier is hij blij mee, al betreurt hij het dat de erkenning, bijvoorbeeld in de voorwoorden van de boeken, uitblijft. Volgens de gedreven taalhoogleraar werken commerciële instituten wel met de methode, en is het ook in het volwassenenonderwijs een succes.

De onderwijsmiddelen van de Delftse methode zijn nu alleen gericht op buitenlanders die Nederlands willen leren. Deze methode wordt op het moment ook gebruikt in Duitsland, Amerika, Indonesië en Hongarije. Volgens Sciarone is er inDuitsland onlangs ook een cursus ‘Deutsch für Ausländer’ ontwikkeld volgens de Delftse methode. Deze Duitse versie wil Sciarone ook in Nederland gebruiken voor onderwijs in de Duitse taal.
Onderzoek


Figuur 4 Sciarone: ,,Praat maar gammel alvast”

Jan Erik Grezel is één van de vier neerlandici die de methode in praktijk brengen. Grezel: ,,Toen ik hier kwam, had ik een uitgesproken scepsis ten aanzien van methoden. Maar allengs ben ik ervoor gewonnen, omdat ik zie dat het werkt.”

Naast het geven van onderwijs doet Grezel ook onderzoek met de resultaten van de studenten. Alle fouten die de studenten maken bij de oefeningen op de computer worden opgeslagen. ,,De uiteindelijke bedoeling is dat we erachter komen hoeveel zin het heeft om bijvoorbeeld een uur extra luistervaardigheid per dag te geven. Misschien komen we erachter dat dit voor bepaalde groepen, bijvoorbeeld de mensen met een romaanse taalachtergrond, wel helpt, maar voor anderen weer niet.”

,,Een ander deel van het onderzoek heeft betrekking op het soort fouten dat mensen maken. Het blijkt dat de meesten veel moeite hebben met functiewoorden zoals ‘er’ en ‘het’, terwijl ze inhoudswoorden snel oppikken. Dan weten we waar we meer aandacht aan moeten besteden.”

Kees Versluis

,,,

De Delftse methode is beroemd. Onder een streng regime waarbij teksten en conversatie centraal staan, en het stampen van rijtjes taboe is, leren buitenlandse studenten in zeer korte tijd Nederlands. De methode is gebaseerd op de wijze waarop kleine kinderen hun taal leren. ‘Een dwangmethode’, noemt één van de cursisten het die zijn vakantie ervoor opgeofferd heeft. Een kijkje achter de schermen bij de zomercursus.

Achter de pc’s, die op tafels langs de muren van de practicum-zaal in het GAAC-gebouw (De Vries Van Heytsplantsoen) staan, is een aantal studenten van de ochtendgroep nog bezig met een computer-oefening. Bij iedere computer hoort een koptelefoon. De studenten horen een zin, die ze vervolgens in goed Nederlands op de pc moeten reproduceren.

,,U heeft zes van de acht woorden goed”, verschijnt er op het scherm. Afgezien van het zachte tikken op het toetsenbord heerst er een serene rust in de zaal, af en toe onderbroken door iemand die assistentie vraagt. Het computerprogramma loopt nog wel eens vast.

Drs. Jan Erik Grezel, die straks de middaggroep zal leiden, zit voor in de zaal wat opstellen door te lezen. Half fluisterend legt hij uit dat in deze periode de zomercursus gegeven wordt. Dezelfde stof als in de reguliere cursus (die de rest van het jaar op het programma staat), maar dan in een veel korter tijdsbestek. ,,De zomercursus is daarom bedoeld voor mensen met een Germaanse moedertaal, zoals Duits of Scandinavisch.” Studenten met een andere achtergrond worden, wanneer ze sterk gemotiveerd zijn, soms ook toegelaten. ,,Wij waarschuwen dan wel dat het heel zwaar wordt.”
Intensief


Figuur 2 Grezel: ,,Ik zie dat het werkt”

Wat voor de reguliere cursus geldt, geldt voor de zomercursus in het bijzonder: het is zeer intensief. De studenten hebben een dagtaak aan het volgen van de lessen, het werken met de computerprogramma’s en het maken van het huiswerk. De nadruk ligt op teksten en conversatie. Woordjes en grammatica stampen is er niet bij. Oefeningen maken gebeurt niet in de les maar op de computer, die alles direct nakijkt.

Enkele weken geleden ging de zomercursus van start. De groep bestaat enerzijds uit mensen die (een deel van) hun studie in Delft gaan volgen, voornamelijk Noren. Voor hen is de cursus verplicht. Daarnaast zijn er de Erasmus-uitwisselingsstudenten voor wie de cursus facultatief is. Omdat de zomercursus een nieuwe fase is ingegaan (de derde ronde) en het studentenleven weer van start gaat, is Grezel bang dat een deel van de Erasmus-studenten afhaakt. Het tegendeel blijkt het geval.

De zaal stroomt vol, tot Grezels verbazing is vrijwel de hele groep weer compleet. De tamelijk jonge cursisten nemen hun plaats in de U-vorm. Veel blond verraadt de numerieke meerderheid van de Scandinaviërs in deze groep. Maar ook de niet-Germaanse culturen zijn vertegenwoordigd: David, eenjongen uit Spanje; Saeid, een Iraniër die in Zweden woont, en Rebekka uit Venezuela. Een laatste jongen van de ochtendgroep is niet bij de computer weg te slaan. ,,Ach, blijf ook maar zitten”, besluit Grezel.
Fiets

,,Jij was er de vorige keer niet, waarom niet?”, begint Grezel de les. Saeid, de Zweeds-Iraanse jongen, vertelt dat hij een contract bij de DUWO moest ondertekenen. ,,Groot probleem. Praten met politie”, zegt hij erbij. De reden wordt geaccepteerd, en Grezel wendt zich tot Nils uit Noorwegen. Nils blijkt in Maastricht gezeten te hebben. ,,Het was leuk”, voegt hij eraan toe. ,,Zijn de mensen anders in het zuiden?”, incorporeert Grezel het doornemen van de absentielijst in het lesprogramma. ,,Ze zijn aardig”, zegt Nils. ,,Hier niet?”, wil Grezel weten. ,,De mensen hier zijn ook aardig.” Harald, de derde absente, biecht op met zijn vriendin in Brussel geweest te zijn. De les neemt nu echt een aanvang.

Thuis heeft iedereen een tekst over de fiets doorgelezen. Op commando van Grezel gaan de boeken dicht, en hij vraagt her en der in het rond. Lars vertelt dat hij een ‘groot sloot’ om zijn fiets heeft. ‘Slot’, verbetert Grezel. ,,Een sloot ligt in de polder. Maar het meervoud is wel hetzelfde: sloten.”

De discussie belandt bij het witte fietsenplan in de jaren zestig in Amsterdam. Grezel legt uit hoe dat mislukte, dat er mensen waren die de fietsen zwart schilderden en er vervolgens hun eigen slot omheen deden. De zaal luistert aandachtig, waarbij Jenny uit Berlijn opmerkt dat in Kopenhagen tegenwoordig een zelfde initiatief loopt. ,,De fietsen hebben een hele andere vorm dan andere fietsen”, vertelt Jenny met Duits accent. Overspuiten heeft dus geen zin.

Van de fiets manoeuvreert Grezel de conversatie naar de auto, het milieu en het mobiliteitsvraagstuk. Hij haalt een poster tevoorschijn met daarop een lange file en de tekst ‘Hoe lang kan de heilige koe nog grazen?’. ,,Heilige koe, wat wordt daarmee bedoeld?” ,,Dat is een metafoor”, roept iemand en verbaast daarmee Grezel. ,,Grazen, daarin zit het woord gras. Gras eten”, completeert Grezel zijn uitleg.

Er wordt gediscussieerd over carpoolen en de vraag of mensen niet dichter bij hun werk moeten wonen. De hele conversatie is in het Nederlands. Afgezien van accenten, en zo nu en dan een grammaticale fout spreken de cursisten goed Nederlands, zeker gezien het feit dat ze pas vijf weken bezig zijn.
Regime

Hoewel ze er allemaal hun zomervakantie voor opofferen heeft vrijwel geen van de studenten spijt van de intensieve cursus. Over de Delftse methode, die Grezel omschrijft als ‘we knijpen ze behoorlijk af’, zijn de meesten te spreken. Een ‘dwangmethode’ noemt David uit Spanje het. Annika heeft al eerder in Duitsland een cursus Nederlands gedaan: ,,Minder gesprek in het Nederlands en minder intensief.”

Rebekka noemt de teksten uit het boek ‘van deze tijd.’ ,,Je leert veel dingen over Nederland. Kindertekstjes, zoals die in veel andere boeken staan, zijn stom voor iemand die zo groot is.” Harald daarentegen wordt een beetje ‘moe’ van alleenmaar ‘tekst en tekst en tekst’ lezen. Hij wacht op een cartoon of Donald Duck. Jenny vindt vooral het computerelement belangrijk. ,,Zonder de computertoetsen word ik faul.”

Opvallend is dat de studenten onderling (ook buiten de lessen) Nederlands met elkaar spreken. De Noorse studenten bekennen dat ze onderling wel Noors spreken, maar de twee Duitse dames, Annika en Jenny zeggen ook met elkaar in hun nieuwe taal te converseren.

,,Vijf minuten pauze”, houdt Grezel het regime strak. Net tijd om even koffie of een blikje te halen, en even te genieten van de zon voor het GAAC-gebouw. Grezel legt uit dat de studenten in de eerste en de tweede ronde het zogenaamde groene en gele boek hebben doorgewerkt. De derde ronde, die nu begonnen is, is iets minder intensief. Na de derde ronde eindigt de cursus met het onderdeel vaktaal: wiskunde en natuurkunde in het Nederlands. Wanneer alle onderdelen met succes zijn afgesloten krijgt de student een ‘Verklaring Nederlands’. Nu mag hij pas deelnemen aan het onderwijs aan de TU. Civiele Techniek, Lucht- en Ruimtevaart en Scheikundige Technologie vragen echter nog een aanvulling van specifieke vaktaal.

Voor Erasmus-uitwisselingsstudenten is de Verklaring Nederlands niet verplicht. Met name bij Bouwkunde lopen veel buitenlandse studenten rond die geen Nederlandse les volgen. Door het intensieve onderwijsprogramma bij Bouwkunde hebben deze – vooral Italiaanse – studenten overdag geen tijd de cursussen te volgen. Voor hen organiseert de sectie Toegepaste Taalkunde een minder intensieve cursus buiten collegetijd.

Een leuke kant van de cursus is de culturele verscheidenheid van de deelnemers. ,,Ik hoor bijna dagelijks nieuwe dingen. Dat fietsenplan in Kopenhagen bijvoorbeeld. In de reguliere groep behandelden we een keer het onderwerp ‘trouwen’. We kwamen uit bij: zwanger zijn zonder getrouwd te zijn. Volgens een gevluchte Iraniër wordt zo’n vrouw in zijn land gestenigd. Anderen vertelden dat de vrouw in zo’n geval in hun land gauw een huwelijk moet sluiten met de vader. ‘Maar als die dan weg is?’ Er ontstonden hele discussies, met allerlei oplossingen.”

,,Kortgeleden moest ik uit leggen wat ‘pak ‘m beet’ betekent. Ik zei dat ik dat woord zelf niet gauw zal gebruiken. ‘Nederland heeft de afgelopen vijftig jaar pak ‘m beet één keer van Italië kunnen winnen’, hoorde ik een Italiaanse jongen de volgende dag tegen anderen zeggen toen ik ‘m toevallig voorbijliep.”
Spreekbeurt

De pauze is voorbij en de conversatie aan de hand van teksten gaat verder. ,,Wat is een Wilhelmus-gevoel?”, vraagt Jenny zich verbaasd af. ,,Dat is een woord dat niet in het woordenboek staat”, legt Grezel lachend uit. ,,Is Wilhelm een veel voorkomende Nederlandse naam?”, wil iemand weten. ,,Nee”, antwoordt Grezel en de naam van Willem van Oranje valt. Eén van de Noorse studenten kan een rare Nederlandse uitdrukking niet plaatsen: ,,De minister wordt op zijn wenken bediend.” Geduldig en bekwaam helpt Grezel alle problemen de wereld uit.

Als afsluiting houdt een drietal cursisten een kortespreekbeurt. ,,De baksteen en zijn geschiedenis”, heft Jenny aan. ‘Klei’ verandert af en toe in ‘glei’, maar de opbouw is goed, zoals haar mede-studenten later beamen. ,,Heb je nog vragen over de baksteen”, eindigt Jenny. Ketil houdt een ‘kort maar krachtig’ praatje over de architectuur van het hoofdgebouw. Grezel waarschuwt de beide sprekers dat ze de volgende keer niet van het papier mogen lezen. ,,Daardoor heb je weinig contact met het publiek en gebruik je woorden die je normaal niet gebruikt.”

Annika neemt de wijze les ter hand, en kijkt veel het publiek in bij haar uiteenzetting over thee. ,,In Nederland drink ik bijna geen koffie meer; ‘s morgens begin ik met een kopje thee. Dat vond ik heel interessant.” Het is half vier, de les is afgelopen en iedereen duikt achter de computer. Grezel biedt hier en daar de helpende hand wanneer er een computer vastloopt. Ook houdt hij in de gaten of niemand stiekem in het boek spiekt.

Iedereen probeert in zo goed mogelijk Nederlands op het scherm te krijgen wat hij of zij via de koptelefoon hoort. ,,Tijdens het begin van de cursus moest je opnieuw beginnen als je een bepaald percentage niet gehaald had”, vertelt Saied. ,,Dan mocht je twintig of dertig minuten het programma niet in, en moest je eerst je les opnieuw leren.” Nu in de derde ronde is het regime iets versoepeld. Niemand hoeft tot ver in de avond ‘strafwerk’ te maken.

Na de luistertest schotelt de computer een artikel uit Delta voor over het grasdak van de nieuwe bibliotheek. Hier en daar is een woord weggelaten dat de studenten in moeten vullen. Hier toont de computer ook zijn nadelen. ,,De computer kent geen synoniemen”, klaagt Annika.

De Delta-invuloefening wordt niet al te serieus genomen, en de zaal druppelt langzaam leeg. ,,Tot vrijdag”, klinkt het; hier en daar wordt een eetafspraak gemaakt. Een enkele Noor blijft zich verdiepen in de ins en outs van het grasdak. Wanneer ook de laatste fanatiekeling de zaal verlaten heeft, blijft Grezel alleen achter.

,,Ik ga niet alles verbeteren”, zucht hij. ,,Ik streep het aan, dan kunnen ze het zelf opzoeken.” De computer neemt hem veel werk uit handen, maar het beoordelen van schrijfopdrachten blijft gelukkig voorbehouden aan de meester.

Heilig geloven in de Delftse methode

De Delftse methode werd begin jaren tachtig ontwikkeld door de sectie Toegepaste Taalkunde (faculteit Wijsbegeert en Technische Maatschappijwetenschappen) onder leiding van prof.dr. A.G. Sciarone. De methode, die radicaal brak met het systeem van grammatica stampen, losse rijtjes leren en eindeloze invuloefeningen, ondervond aanvankelijk veel tegenstand. Momenteel doet de Delftse methode zijn invloed steeds meer gelden, maar nog niet met de snelheid en de erkenning waar Sciarone op hoopt.

Sciarone gelooft heilig in zijn ideeën. ,,Het specifieke van de Delftse methode is dat wij het natuurlijk leren van een taal proberen te simuleren. De grammatica wordt niet stap voor stap moeilijker, maar de studenten krijgen vanaf het begin met alle grammatica te maken. Die grammatica hoeft niet uit het hoofd geleerd te worden, maar studenten weten wel waar ze het na kunnen zoeken. In de tweede plaats is het onderwijs heel tekstgericht. Er wordt gesproken over normale zaken. Kleine kinderen moeten de hele wereld nog ontdekken, dat geldt niet voor volwassenen.”

,,Het leren van een vreemde taal heeft dus een onnatuurlijk element: ineens kunnen we niets meer zeggen. Om dit te overwinnen, moeten de studenten binnen zeer korte tijd een zeer groot vocabulair verwerven. Praat maar gammel alvast, een paar foutjes in de grammatica is niet zo erg. We moeten zo snel mogelijk de onnatuurlijke situatie beëindigen. Die grammatica gaat na verloop van tijd goed lopen, precies zoals bij kleine kinderen. Onze methode is dus heel anders dan de stap-voor-stap methoden op middelbare scholen.”
Spelenderwijs

,,Alles gaat via teksten. Begrijp je de tekst, dan ken je de woorden. Spelenderwijs leer je zo de taal. Het tragische van de middelbare school is dat de leerlingen onmogelijke verhaaltjes moeten lezen. ‘De auto staat voor het huis, de tuin is achter het huis.”

Sciarone betreurt het dan ook dat zijn methode in het voortgezet onderwijs nauwelijks ingang gevonden heeft. ,,Een aantal jaren geleden is er op een proefschool een experiment gehouden met een cursus Frans. Aan het eind van het jaar bleken de leerlingen die met deze methode werkten twee keer zo ver te zijn als de anderen. Maar het onderwijs is niet om te krijgen. De bereidheid tot verandering heb ik onderschat. Mensen hebben daar tientallen jaren voor nodig.”

Toch zijn de taalboeken op scholen niet zo erg meer als vroeger. Door de invloed van de Delftse methode zijn de echt ‘domme boekjes’ volgens Sciarone verdwenen. Hier is hij blij mee, al betreurt hij het dat de erkenning, bijvoorbeeld in de voorwoorden van de boeken, uitblijft. Volgens de gedreven taalhoogleraar werken commerciële instituten wel met de methode, en is het ook in het volwassenenonderwijs een succes.

De onderwijsmiddelen van de Delftse methode zijn nu alleen gericht op buitenlanders die Nederlands willen leren. Deze methode wordt op het moment ook gebruikt in Duitsland, Amerika, Indonesië en Hongarije. Volgens Sciarone is er inDuitsland onlangs ook een cursus ‘Deutsch für Ausländer’ ontwikkeld volgens de Delftse methode. Deze Duitse versie wil Sciarone ook in Nederland gebruiken voor onderwijs in de Duitse taal.
Onderzoek


Figuur 4 Sciarone: ,,Praat maar gammel alvast”

Jan Erik Grezel is één van de vier neerlandici die de methode in praktijk brengen. Grezel: ,,Toen ik hier kwam, had ik een uitgesproken scepsis ten aanzien van methoden. Maar allengs ben ik ervoor gewonnen, omdat ik zie dat het werkt.”

Naast het geven van onderwijs doet Grezel ook onderzoek met de resultaten van de studenten. Alle fouten die de studenten maken bij de oefeningen op de computer worden opgeslagen. ,,De uiteindelijke bedoeling is dat we erachter komen hoeveel zin het heeft om bijvoorbeeld een uur extra luistervaardigheid per dag te geven. Misschien komen we erachter dat dit voor bepaalde groepen, bijvoorbeeld de mensen met een romaanse taalachtergrond, wel helpt, maar voor anderen weer niet.”

,,Een ander deel van het onderzoek heeft betrekking op het soort fouten dat mensen maken. Het blijkt dat de meesten veel moeite hebben met functiewoorden zoals ‘er’ en ‘het’, terwijl ze inhoudswoorden snel oppikken. Dan weten we waar we meer aandacht aan moeten besteden.”

Kees Versluis

De Delftse methode is beroemd. Onder een streng regime waarbij teksten en conversatie centraal staan, en het stampen van rijtjes taboe is, leren buitenlandse studenten in zeer korte tijd Nederlands. De methode is gebaseerd op de wijze waarop kleine kinderen hun taal leren. ‘Een dwangmethode’, noemt één van de cursisten het die zijn vakantie ervoor opgeofferd heeft. Een kijkje achter de schermen bij de zomercursus.

Achter de pc’s, die op tafels langs de muren van de practicum-zaal in het GAAC-gebouw (De Vries Van Heytsplantsoen) staan, is een aantal studenten van de ochtendgroep nog bezig met een computer-oefening. Bij iedere computer hoort een koptelefoon. De studenten horen een zin, die ze vervolgens in goed Nederlands op de pc moeten reproduceren.

,,U heeft zes van de acht woorden goed”, verschijnt er op het scherm. Afgezien van het zachte tikken op het toetsenbord heerst er een serene rust in de zaal, af en toe onderbroken door iemand die assistentie vraagt. Het computerprogramma loopt nog wel eens vast.

Drs. Jan Erik Grezel, die straks de middaggroep zal leiden, zit voor in de zaal wat opstellen door te lezen. Half fluisterend legt hij uit dat in deze periode de zomercursus gegeven wordt. Dezelfde stof als in de reguliere cursus (die de rest van het jaar op het programma staat), maar dan in een veel korter tijdsbestek. ,,De zomercursus is daarom bedoeld voor mensen met een Germaanse moedertaal, zoals Duits of Scandinavisch.” Studenten met een andere achtergrond worden, wanneer ze sterk gemotiveerd zijn, soms ook toegelaten. ,,Wij waarschuwen dan wel dat het heel zwaar wordt.”
Intensief


Figuur 2 Grezel: ,,Ik zie dat het werkt”

Wat voor de reguliere cursus geldt, geldt voor de zomercursus in het bijzonder: het is zeer intensief. De studenten hebben een dagtaak aan het volgen van de lessen, het werken met de computerprogramma’s en het maken van het huiswerk. De nadruk ligt op teksten en conversatie. Woordjes en grammatica stampen is er niet bij. Oefeningen maken gebeurt niet in de les maar op de computer, die alles direct nakijkt.

Enkele weken geleden ging de zomercursus van start. De groep bestaat enerzijds uit mensen die (een deel van) hun studie in Delft gaan volgen, voornamelijk Noren. Voor hen is de cursus verplicht. Daarnaast zijn er de Erasmus-uitwisselingsstudenten voor wie de cursus facultatief is. Omdat de zomercursus een nieuwe fase is ingegaan (de derde ronde) en het studentenleven weer van start gaat, is Grezel bang dat een deel van de Erasmus-studenten afhaakt. Het tegendeel blijkt het geval.

De zaal stroomt vol, tot Grezels verbazing is vrijwel de hele groep weer compleet. De tamelijk jonge cursisten nemen hun plaats in de U-vorm. Veel blond verraadt de numerieke meerderheid van de Scandinaviërs in deze groep. Maar ook de niet-Germaanse culturen zijn vertegenwoordigd: David, eenjongen uit Spanje; Saeid, een Iraniër die in Zweden woont, en Rebekka uit Venezuela. Een laatste jongen van de ochtendgroep is niet bij de computer weg te slaan. ,,Ach, blijf ook maar zitten”, besluit Grezel.
Fiets

,,Jij was er de vorige keer niet, waarom niet?”, begint Grezel de les. Saeid, de Zweeds-Iraanse jongen, vertelt dat hij een contract bij de DUWO moest ondertekenen. ,,Groot probleem. Praten met politie”, zegt hij erbij. De reden wordt geaccepteerd, en Grezel wendt zich tot Nils uit Noorwegen. Nils blijkt in Maastricht gezeten te hebben. ,,Het was leuk”, voegt hij eraan toe. ,,Zijn de mensen anders in het zuiden?”, incorporeert Grezel het doornemen van de absentielijst in het lesprogramma. ,,Ze zijn aardig”, zegt Nils. ,,Hier niet?”, wil Grezel weten. ,,De mensen hier zijn ook aardig.” Harald, de derde absente, biecht op met zijn vriendin in Brussel geweest te zijn. De les neemt nu echt een aanvang.

Thuis heeft iedereen een tekst over de fiets doorgelezen. Op commando van Grezel gaan de boeken dicht, en hij vraagt her en der in het rond. Lars vertelt dat hij een ‘groot sloot’ om zijn fiets heeft. ‘Slot’, verbetert Grezel. ,,Een sloot ligt in de polder. Maar het meervoud is wel hetzelfde: sloten.”

De discussie belandt bij het witte fietsenplan in de jaren zestig in Amsterdam. Grezel legt uit hoe dat mislukte, dat er mensen waren die de fietsen zwart schilderden en er vervolgens hun eigen slot omheen deden. De zaal luistert aandachtig, waarbij Jenny uit Berlijn opmerkt dat in Kopenhagen tegenwoordig een zelfde initiatief loopt. ,,De fietsen hebben een hele andere vorm dan andere fietsen”, vertelt Jenny met Duits accent. Overspuiten heeft dus geen zin.

Van de fiets manoeuvreert Grezel de conversatie naar de auto, het milieu en het mobiliteitsvraagstuk. Hij haalt een poster tevoorschijn met daarop een lange file en de tekst ‘Hoe lang kan de heilige koe nog grazen?’. ,,Heilige koe, wat wordt daarmee bedoeld?” ,,Dat is een metafoor”, roept iemand en verbaast daarmee Grezel. ,,Grazen, daarin zit het woord gras. Gras eten”, completeert Grezel zijn uitleg.

Er wordt gediscussieerd over carpoolen en de vraag of mensen niet dichter bij hun werk moeten wonen. De hele conversatie is in het Nederlands. Afgezien van accenten, en zo nu en dan een grammaticale fout spreken de cursisten goed Nederlands, zeker gezien het feit dat ze pas vijf weken bezig zijn.
Regime

Hoewel ze er allemaal hun zomervakantie voor opofferen heeft vrijwel geen van de studenten spijt van de intensieve cursus. Over de Delftse methode, die Grezel omschrijft als ‘we knijpen ze behoorlijk af’, zijn de meesten te spreken. Een ‘dwangmethode’ noemt David uit Spanje het. Annika heeft al eerder in Duitsland een cursus Nederlands gedaan: ,,Minder gesprek in het Nederlands en minder intensief.”

Rebekka noemt de teksten uit het boek ‘van deze tijd.’ ,,Je leert veel dingen over Nederland. Kindertekstjes, zoals die in veel andere boeken staan, zijn stom voor iemand die zo groot is.” Harald daarentegen wordt een beetje ‘moe’ van alleenmaar ‘tekst en tekst en tekst’ lezen. Hij wacht op een cartoon of Donald Duck. Jenny vindt vooral het computerelement belangrijk. ,,Zonder de computertoetsen word ik faul.”

Opvallend is dat de studenten onderling (ook buiten de lessen) Nederlands met elkaar spreken. De Noorse studenten bekennen dat ze onderling wel Noors spreken, maar de twee Duitse dames, Annika en Jenny zeggen ook met elkaar in hun nieuwe taal te converseren.

,,Vijf minuten pauze”, houdt Grezel het regime strak. Net tijd om even koffie of een blikje te halen, en even te genieten van de zon voor het GAAC-gebouw. Grezel legt uit dat de studenten in de eerste en de tweede ronde het zogenaamde groene en gele boek hebben doorgewerkt. De derde ronde, die nu begonnen is, is iets minder intensief. Na de derde ronde eindigt de cursus met het onderdeel vaktaal: wiskunde en natuurkunde in het Nederlands. Wanneer alle onderdelen met succes zijn afgesloten krijgt de student een ‘Verklaring Nederlands’. Nu mag hij pas deelnemen aan het onderwijs aan de TU. Civiele Techniek, Lucht- en Ruimtevaart en Scheikundige Technologie vragen echter nog een aanvulling van specifieke vaktaal.

Voor Erasmus-uitwisselingsstudenten is de Verklaring Nederlands niet verplicht. Met name bij Bouwkunde lopen veel buitenlandse studenten rond die geen Nederlandse les volgen. Door het intensieve onderwijsprogramma bij Bouwkunde hebben deze – vooral Italiaanse – studenten overdag geen tijd de cursussen te volgen. Voor hen organiseert de sectie Toegepaste Taalkunde een minder intensieve cursus buiten collegetijd.

Een leuke kant van de cursus is de culturele verscheidenheid van de deelnemers. ,,Ik hoor bijna dagelijks nieuwe dingen. Dat fietsenplan in Kopenhagen bijvoorbeeld. In de reguliere groep behandelden we een keer het onderwerp ‘trouwen’. We kwamen uit bij: zwanger zijn zonder getrouwd te zijn. Volgens een gevluchte Iraniër wordt zo’n vrouw in zijn land gestenigd. Anderen vertelden dat de vrouw in zo’n geval in hun land gauw een huwelijk moet sluiten met de vader. ‘Maar als die dan weg is?’ Er ontstonden hele discussies, met allerlei oplossingen.”

,,Kortgeleden moest ik uit leggen wat ‘pak ‘m beet’ betekent. Ik zei dat ik dat woord zelf niet gauw zal gebruiken. ‘Nederland heeft de afgelopen vijftig jaar pak ‘m beet één keer van Italië kunnen winnen’, hoorde ik een Italiaanse jongen de volgende dag tegen anderen zeggen toen ik ‘m toevallig voorbijliep.”
Spreekbeurt

De pauze is voorbij en de conversatie aan de hand van teksten gaat verder. ,,Wat is een Wilhelmus-gevoel?”, vraagt Jenny zich verbaasd af. ,,Dat is een woord dat niet in het woordenboek staat”, legt Grezel lachend uit. ,,Is Wilhelm een veel voorkomende Nederlandse naam?”, wil iemand weten. ,,Nee”, antwoordt Grezel en de naam van Willem van Oranje valt. Eén van de Noorse studenten kan een rare Nederlandse uitdrukking niet plaatsen: ,,De minister wordt op zijn wenken bediend.” Geduldig en bekwaam helpt Grezel alle problemen de wereld uit.

Als afsluiting houdt een drietal cursisten een kortespreekbeurt. ,,De baksteen en zijn geschiedenis”, heft Jenny aan. ‘Klei’ verandert af en toe in ‘glei’, maar de opbouw is goed, zoals haar mede-studenten later beamen. ,,Heb je nog vragen over de baksteen”, eindigt Jenny. Ketil houdt een ‘kort maar krachtig’ praatje over de architectuur van het hoofdgebouw. Grezel waarschuwt de beide sprekers dat ze de volgende keer niet van het papier mogen lezen. ,,Daardoor heb je weinig contact met het publiek en gebruik je woorden die je normaal niet gebruikt.”

Annika neemt de wijze les ter hand, en kijkt veel het publiek in bij haar uiteenzetting over thee. ,,In Nederland drink ik bijna geen koffie meer; ‘s morgens begin ik met een kopje thee. Dat vond ik heel interessant.” Het is half vier, de les is afgelopen en iedereen duikt achter de computer. Grezel biedt hier en daar de helpende hand wanneer er een computer vastloopt. Ook houdt hij in de gaten of niemand stiekem in het boek spiekt.

Iedereen probeert in zo goed mogelijk Nederlands op het scherm te krijgen wat hij of zij via de koptelefoon hoort. ,,Tijdens het begin van de cursus moest je opnieuw beginnen als je een bepaald percentage niet gehaald had”, vertelt Saied. ,,Dan mocht je twintig of dertig minuten het programma niet in, en moest je eerst je les opnieuw leren.” Nu in de derde ronde is het regime iets versoepeld. Niemand hoeft tot ver in de avond ‘strafwerk’ te maken.

Na de luistertest schotelt de computer een artikel uit Delta voor over het grasdak van de nieuwe bibliotheek. Hier en daar is een woord weggelaten dat de studenten in moeten vullen. Hier toont de computer ook zijn nadelen. ,,De computer kent geen synoniemen”, klaagt Annika.

De Delta-invuloefening wordt niet al te serieus genomen, en de zaal druppelt langzaam leeg. ,,Tot vrijdag”, klinkt het; hier en daar wordt een eetafspraak gemaakt. Een enkele Noor blijft zich verdiepen in de ins en outs van het grasdak. Wanneer ook de laatste fanatiekeling de zaal verlaten heeft, blijft Grezel alleen achter.

,,Ik ga niet alles verbeteren”, zucht hij. ,,Ik streep het aan, dan kunnen ze het zelf opzoeken.” De computer neemt hem veel werk uit handen, maar het beoordelen van schrijfopdrachten blijft gelukkig voorbehouden aan de meester.

Heilig geloven in de Delftse methode

De Delftse methode werd begin jaren tachtig ontwikkeld door de sectie Toegepaste Taalkunde (faculteit Wijsbegeert en Technische Maatschappijwetenschappen) onder leiding van prof.dr. A.G. Sciarone. De methode, die radicaal brak met het systeem van grammatica stampen, losse rijtjes leren en eindeloze invuloefeningen, ondervond aanvankelijk veel tegenstand. Momenteel doet de Delftse methode zijn invloed steeds meer gelden, maar nog niet met de snelheid en de erkenning waar Sciarone op hoopt.

Sciarone gelooft heilig in zijn ideeën. ,,Het specifieke van de Delftse methode is dat wij het natuurlijk leren van een taal proberen te simuleren. De grammatica wordt niet stap voor stap moeilijker, maar de studenten krijgen vanaf het begin met alle grammatica te maken. Die grammatica hoeft niet uit het hoofd geleerd te worden, maar studenten weten wel waar ze het na kunnen zoeken. In de tweede plaats is het onderwijs heel tekstgericht. Er wordt gesproken over normale zaken. Kleine kinderen moeten de hele wereld nog ontdekken, dat geldt niet voor volwassenen.”

,,Het leren van een vreemde taal heeft dus een onnatuurlijk element: ineens kunnen we niets meer zeggen. Om dit te overwinnen, moeten de studenten binnen zeer korte tijd een zeer groot vocabulair verwerven. Praat maar gammel alvast, een paar foutjes in de grammatica is niet zo erg. We moeten zo snel mogelijk de onnatuurlijke situatie beëindigen. Die grammatica gaat na verloop van tijd goed lopen, precies zoals bij kleine kinderen. Onze methode is dus heel anders dan de stap-voor-stap methoden op middelbare scholen.”
Spelenderwijs

,,Alles gaat via teksten. Begrijp je de tekst, dan ken je de woorden. Spelenderwijs leer je zo de taal. Het tragische van de middelbare school is dat de leerlingen onmogelijke verhaaltjes moeten lezen. ‘De auto staat voor het huis, de tuin is achter het huis.”

Sciarone betreurt het dan ook dat zijn methode in het voortgezet onderwijs nauwelijks ingang gevonden heeft. ,,Een aantal jaren geleden is er op een proefschool een experiment gehouden met een cursus Frans. Aan het eind van het jaar bleken de leerlingen die met deze methode werkten twee keer zo ver te zijn als de anderen. Maar het onderwijs is niet om te krijgen. De bereidheid tot verandering heb ik onderschat. Mensen hebben daar tientallen jaren voor nodig.”

Toch zijn de taalboeken op scholen niet zo erg meer als vroeger. Door de invloed van de Delftse methode zijn de echt ‘domme boekjes’ volgens Sciarone verdwenen. Hier is hij blij mee, al betreurt hij het dat de erkenning, bijvoorbeeld in de voorwoorden van de boeken, uitblijft. Volgens de gedreven taalhoogleraar werken commerciële instituten wel met de methode, en is het ook in het volwassenenonderwijs een succes.

De onderwijsmiddelen van de Delftse methode zijn nu alleen gericht op buitenlanders die Nederlands willen leren. Deze methode wordt op het moment ook gebruikt in Duitsland, Amerika, Indonesië en Hongarije. Volgens Sciarone is er inDuitsland onlangs ook een cursus ‘Deutsch für Ausländer’ ontwikkeld volgens de Delftse methode. Deze Duitse versie wil Sciarone ook in Nederland gebruiken voor onderwijs in de Duitse taal.
Onderzoek


Figuur 4 Sciarone: ,,Praat maar gammel alvast”

Jan Erik Grezel is één van de vier neerlandici die de methode in praktijk brengen. Grezel: ,,Toen ik hier kwam, had ik een uitgesproken scepsis ten aanzien van methoden. Maar allengs ben ik ervoor gewonnen, omdat ik zie dat het werkt.”

Naast het geven van onderwijs doet Grezel ook onderzoek met de resultaten van de studenten. Alle fouten die de studenten maken bij de oefeningen op de computer worden opgeslagen. ,,De uiteindelijke bedoeling is dat we erachter komen hoeveel zin het heeft om bijvoorbeeld een uur extra luistervaardigheid per dag te geven. Misschien komen we erachter dat dit voor bepaalde groepen, bijvoorbeeld de mensen met een romaanse taalachtergrond, wel helpt, maar voor anderen weer niet.”

,,Een ander deel van het onderzoek heeft betrekking op het soort fouten dat mensen maken. Het blijkt dat de meesten veel moeite hebben met functiewoorden zoals ‘er’ en ‘het’, terwijl ze inhoudswoorden snel oppikken. Dan weten we waar we meer aandacht aan moeten besteden.”

Kees Versluis