Campus

‘Draagvlak ontstaat niet door goed te rekenen’

Voor grote projecten in de olie-, gas- en mijnbouwindustrie ontbreekt nogal eens maatschappelijk draagvlak. Eelco de Groot, onlangs aangesteld als fellow, wil studenten leren dat hier meer voor nodig is dan goed rekenen.

Of: hoe het door oorlog geteisterde Congo een ‘Delftse jongen’ richting politieke besluitvorming duwde.

U werkt bij Royal HaskoningDHV als zogeheten social license to operate-expert. Wat houdt uw werk in?
“Ik zorg voor het verkrijgen en behouden van maatschappelijk draagvlak voor projecten in de olie-, gas-, mijnbouw- en windindustrie. De technische risico’s zoals ontploffingsgevaar, emissies en bodemvervuiling beheersen bedrijven goed, maar de sociaal-politieke risico’s zijn voor veel bedrijven lastig. Dat komt doordat dat per definitie een politiek en communicatiedomein is.”

Wat doet u concreet?
“Belangrijke actoren bij het proces betrekken. Ze laten begrijpen wat voor hen de impact is, positief en uiteraard ook negatief. Er zijn veel voorbeelden waarbij zaken werden overdreven. Shell stond in 1995 bijvoorbeeld op het punt het afgedankte olieplatform Brent Spar te laten afzinken in zee toen Greenpeace een campagne begon om het platform aan de wal te laten ontmantelen. Een duurdere operatie, maar Shell heeft vanwege die campagne besloten dat te doen. Aan wal bleek dat het wel meeviel met de hoeveelheid olie die er nog in zat en dat het voordeliger was geweest – en voor het milieu zelfs beter – als de Brent Spar was afgezonken. Politiek gezien was dat echter geen haalbare oplossing. Het was een emotionele discussie doordat de kritische actor – Greenpeace – laat in het proces werd betrokken en er veel kabaal over kon maken. Mijn inschatting is dat wanneer dit soort actoren vroeg in het proces waren betrokken, er misschien een ander besluit zou zijn gevallen. Een besluit dat beter was geweest voor alle partijen.”

U bent onlangs aangesteld als fellow bij Techniek, Bestuur en Management. Wat gaat u precies doen?
“Ik ga adviseren over een aantal vakken in het curriculum van de masteropleiding engineering and policy analysis. Dan kan de opleiding beter aansluiten bij de wensen van het bedrijfsleven en misschien ook wel van de overheid, want daar heb ik zelf veel mee te maken. Verder ga ik als gastdocent lesgeven vanuit mijn ervaring, om zo de aansluiting met de praktijk te concretiseren.”

Weet u al wat beter zou kunnen in het curriculum?
“Wat me opvalt, is dat er relatief veel aandacht is voor analyse van processen en wat minder voor het daadwerkelijk oplossen van problemen. Onenigheid beslechten, toezicht houden: dat zijn belangrijke onderdelen om draagvlak te houden, maar daar wordt minder of nauwelijks aandacht aan besteed. Ik vind het opmerkelijk dat communicatie geen vak is hier. Risicocommunicatie of crisismanagement zou een vak verdienen, vind ik.”

Wat moeten studenten weten nadat ze les van u hebben gehad?
“Ik ben tevreden als studenten niet van binnen naar buiten denken, maar ook in staat zijn om van buiten naar binnen te denken. Dat ze zich kunnen verplaatsen in mensen die anders denken dan zij, andere belangen hebben, maar desalniettemin relevante en gelijkwaardige actoren zijn. Draagvlak ontstaat niet wanneer je zegt dat jij er heel goed aan hebt gerekend. Je zult meer moeten doen anno 2015. Burgers zijn geïnformeerd, willen betrokken zijn en willen het begrijpen. We hebben het dan over alle projecten die significante impact hebben op de omgeving. Dus ook over windmolens, havens, wegen en luchthavens. Alles wat groot en omstreden is. De 2020 milieudoelstellingen waar die Urgenda-rechtszaak onlangs over is geweest, worden niet gehaald in Nederland. Niet omdat het geld er niet is. Niet omdat de windturbines niet modern genoeg zijn. Het ligt maar aan één ding: mensen willen het niet in hun achtertuin. Dat toont maar weer aan dat wanneer mensen last hebben van iets, je een complex besluitvormings- en onderhandelingsproces in zult moeten gaan. Als studenten dat begrijpen, ben ik tevreden. Het heeft geen zin om iets technisch goed op orde te hebben en kritiek te veronachtzamen. Kijk maar naar CO2-opslag: je krijgt het niet voor elkaar, hoe goed er ook over is nagedacht.”

U hebt een jaartje industrieel ontwerpen in Delft gestudeerd. Waarom maakte u die studie niet af?
De Groot lacht. “Destijds kwam maar vier procent van de industrieel ontwerpers terecht in de ontwerpafdeling van een bedrijf. Ik realiseerde me dat ik niet tot die vier procent beste ontwerpers zou behoren en dus net als de anderen terecht zou komen in managementfuncties. Ik dacht: dan kan ik maar beter bedrijfskunde gaan studeren. Dat ben ik gaan doen bij de TH Rijswijk (inmiddels de Haagse Hogeschool, red.), maar ik bleef in Delft wonen ook toen ik sociologie studeerde in Amsterdam.”

Waarom koos u voor sociologie?
“Het vak techniek en maatschappij sprak me in Delft erg aan. Techniek alleen is niks, het moet de mens dienen. Ik vond dat we vrij weinig aandacht hadden voor het begrijpen van de maatschappij. Dat ik sociologie ging studeren leidde tot veel gefrons bij mijn vrienden in Delft. Zij snapten er helemaal niets van dat ik zoiets vaags ging doen. Daarna ben ik bij it-consultant Accenture gaan werken en tijdens een sabbatical voor Artsen zonder Grenzen.”

Waarom ging u bij Artsen zonder Grenzen werken?
“Ze hadden mensen nodig die spullen op de juiste plek krijgen en dat goed administreren. Dat kon ik en ik heb altijd graag iets willen doen voor de armen. Een stukje schuldgevoel misschien en wat avontuur. Ik had nog nooit een teen in Afrika gezet en ging daar wel eens even een project runnen. Een groot ondervoedingsprogramma. Van 2000 tot 2001 heb ik voor Artsen zonder Grenzen in Congo gewerkt. In Kisangani, waar ‘Heart of Darkness’ is geschreven, het boek dat heeft geleid tot de film Apocalypse Now. Mijn hele wereld stond op zijn kop. Congo was in oorlog met Rwanda. Ik heb vervelende dingen meegemaakt. Dat was zo’n game changer dat ik dacht: ik ga niet meer Peoplesoft implementeren bij Accenture, ik moet hier wat mee.”

Wat maakte u mee in Congo?
“Ik zag ondervoede mensen die dood zijn gegaan. Ik heb het leger zien marcheren. Ik heb horen schieten. Omdat het zo onveilig is, zit je in een compound met bewaking. Je rijdt van die compound naar het kantoor van Artsen zonder Grenzen en van daar naar twee of drie restaurants of bars en soms naar een andere non-gouvernementele organisatie (NGO) die daar werkt. Dat is je leven: bijna een gevangenis. Geen vrijheid. Bijzonder als je daar aan wordt overgeleverd. Zeer leerzaam.”

Wilde u daarna niet meer terug naar uw baan?
“Ik heb het geprobeerd, maar ik trok het niet meer. Dat is hoe je kunt veranderen in één jaar. Ik heb geprobeerd iets te vinden bij een NGO in Nederland. Dat lukte niet, dus moest ik weer terug naar de it. Dat is dan opeens zo irrelevant… In een grijs pak en een dasje werken aan it-systemen: het kon me totaal niet meer boeien.”

Wat hebt u toen gedaan?
“Een half jaar later kon ik bij SenterNovem (een overheidsinstantie rondom innovatie, energie, klimaat en milieu –red.) aan de slag. Ik hield me bezig met Letland en de uitbreiding van de Europese Unie, maar Congo had me zo geïntrigeerd dat ik bij het Afrika Studiecentrum van de VU wilde promoveren op het gebied van Afrikaanse filosofie van de techniek. Heidegger en Mudimbe. Ik wilde begrijpen waarom wetenschap en vooral techniek maar niet wil aanslaan in Afrika. Het zit hem niet in de intelligentie, maar in een andere denktrant. Na tien maanden waren mijn fondsen op en moest ik weer gaan werken. Ik ben bij Cordaid begonnen als medewerker noodhulp en richtte me anderhalf jaar later als beleidsmedewerker op grondstoffen. Een van de oorzaken van die smerige oorlog in Congo was het slechte bestuur rondom grondstoffen zoals diamanten. Die zijn veel geld waard en makkelijk te smokkelen. Er was geen goede wetgeving, geen belastingsysteem. Het is puur wetteloos. Ik wil bijdragen aan een goed bestuur van die grondstoffensector door kennisoverdracht en verbeterde regelgeving. Vanaf 2011 tot 2014 heb ik meegeschreven aan internationale niet-bindende regelgeving waarbij de bank de lener – een olie- of mijnbouwbedrijf – vraagt of er aan allerlei dingen is gedacht. Heb je de bevolking erbij betrokken? Levert het haar banen op? Hanteer je milieustandaarden? Mijn finest hour was misschien wel dat ik de grondwet van Equatoriaal Guinee in opdracht van de Wereldbank heb mogen laten updaten. Een grondwet: mooier kan het niet.”

Meewerken aan een grondwet lijkt me eervol.
“Absoluut. Congo-Kinshasa vond ik ook heel eervol: daar heb ik aan de mijnbouwwet mee geschreven. Eerst akkoorden met die gemeenschap sluiten en dan beginnen met je mijnbouw. Heel relevant. Als ik tegen mensen zeg: stap uit je comfortzone, dan moet je het na tien jaar zelf ook maar eens doen. In mei vorig jaar ben ik naar HaskoningDHV gegaan. Ik wilde zien wat er allemaal van terechtkomt. De weerstand zit hem toch vaak in anders handelen dan je altijd hebt gedaan. Wat maakt toch dat de grondstoffen-industrie steeds dezelfde fout maakt: onvoldoende rekening houden met wat er leeft in de omgeving?”

Waarom maakt de industrie steeds dezelfde fouten?
“Het komt volgens mij door de bedrijfscultuur die uitgaat van het vermogen dingen op te lossen. ‘Als wij slimmer en sneller rekenen dan een ander, hebben wij een concurrentievoordeel. Dat doen we al 130 jaar…’ Het gelijk van langjarige existentie. Verder is de identiteit van iemand verknoopt met de wijze waarop hij denkt. Als je dan opeens anders moet gaan denken, wankelt je identiteit. De industrie weet niet goed hoe dat anders denken moet en is het er intern niet over eens. In de boardroom hebben politieke adviseurs en communicatie-experts geen doorslaggevende stem, want dat is in die bedrijfscultuur ‘de zachte kant’. In zulke termen wordt gedacht. Zolang die bedrijfscultuur blijft heersen, zal je in dergelijke projecten steeds op je bek gaan.”

Hoe zet u maatschappelijk draagvlak op de agenda?
“Essentieel is dat je laat zien hoe duur het is. Dat is een taal die iedereen snapt. Uiteindelijk luisteren bedrijven alleen naar bewijs en niet naar mooie theorieën. Het is geen onwil, maar onvermogen. Onvermogen om zich adequaat te verhouden tot maatschappelijke weerstand.”

Wilt u dat studenten vanuit gemeenschappen leren kijken of wilt u ze reputatiemanagement voor bedrijven aanleren?
“Ik wil hierin geen keuze maken. Ik wil dat studenten vanuit de overheid, vanuit het bedrijf én vanuit de gemeenschap kunnen denken. Je moet je in deze drie actoren kunnen verplaatsen om uiteindelijk in het faire midden uit te komen. Als je dat goed doet kost je dat als bedrijf veel minder geld, hebben mensen een baan en heeft de overheid inkomsten. En als je het een beetje netjes doet, is het ook goed voor het milieu.”

CV
CV

CV

Na een jaar industrieel ontwerpen aan de TU Delft besloot drs.ing. Eelco de Groot verder te gaan met bedrijfskunde en sociologie. Hij begon in de it bij Accenture, maar gooide het roer radicaal om na een sabbatical bij Artsen zonder Grenzen in Congo. Hij werkte tien jaar voor ontwikkelingsorganisatie Cordaid waar hij zich specialiseerde in de relatie tussen grote ondernemingen en gemeenschappen bij olie- en mijnbouwprojecten in ontwikkelingslanden. Sinds vorig jaar werkt hij bij Royal HaskoningDHV als sociaal-politiek expert. Hij was onder meer lid van de raden van bestuur van het Extractive Industry Transparency Initiative en Better Coal.

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.