Kandidaten voor onderwijsfuncties zullen standaard worden gescreend op de Basiskwalificatie Onderwijs (BKO). Ook zittende docenten krijgen vaker met didactische screening en toetsing te maken.
De manier waarop onderwijsgevenden in de toekomst worden gescreend, bijgeschoold en getoetst, stemmen de drie TU’s onderling af. Een projectgroep van de 3TU Graduate School ontwikkelt een screeningsprocedure voor zowel nieuwe als zittende docenten. Bij de screening wordt vastgesteld welke didactische kwaliteiten de betrokkene al heeft. Die moet daartoe een ‘portfolio’ leveren waarin hij zijn onderwijservaring documenteert en evalueert. Daaruit volgt een aanbeveling. Zonodig moet de docent een BKO-training volgen. De aanbeveling is maar in beperkte mate verplichtend. Alleen nieuwe docenten kunnen de training dwingend opgelegd krijgen. Bovendien zal hun aanstelling niet afhangen van het behalen van het certificaat.
De projectgroep formuleert tevens de eisen waaraan de BKO-trainingen van de drie TU’s moeten voldoen. Er wordt gewerkt aan een toetsprocedure. Uitgangspunt is ‘dat de procedure voldoende licht is om in de praktijk hanteerbaar te zijn en dat bureaucratie waar mogelijk vermeden wordt’. Er komt één gezamenlijke 3TU-toetsingscommissie. De toetsing wordt in een pilot beproefd.
De mate waarin docenten van de TU’s de BKO-eisen krijgen opgelegd, verschilt nu nog per faculteit. Een breedgedragen screeningsprocedure en toetsingsprocedure BKO moet daar meer lijn in brengen.
Sinds 2002 biedt de TU Delft het traject ‘didactische kwalificatie universitair onderwijs’, voor docenten die niet aan de Basiskwalificatie Onderwijs voldoen. De faculteit Techniek, Bestuur en Management verzorgt het traject. Deelnemers aan deze training kunnen na het volgen van drie modulen en de presentatie van een portfolio het certificaat ‘didactische kwaliteiten universitair docent van de TU Delft’ behalen.
De faculteit Elektrotechniek, Wiskunde en Informatica (EWI) screent nieuwe docenten sinds enkele jaren niet alleen op hun onderwijsvaardigheden, maar er wordt ook geëxperimenteerd met de toetsing van zittende docenten. Een proef waaraan zeven docenten hebben meegedaan is in januari afgerond. De zeven hebben een portfolio samengesteld. Daarop zijn zij door externe deskundigen beoordeeld.
De faculteit gebruikt de ervaringen bij een bredere invoering van een ‘EWI-BKO’, die gekenmerkt wordt door een ‘lichte aanpak’. Drs. Nellie van de Griend, die de proef vanuit Onderwijs en Studentenzaken van EWI begeleidt, legt uit wat dat betekent: “EWI streeft naar haalbare resultaten. We zeggen niet tegen ervaren docenten dat ze 240 uur cursus moeten volgen. Wel stimuleren we docenten serieus bezig te zijn met hun vak. Jonge docenten worden getoetst op hun vaardigheden. Zo moet men aan de BKO voldoen om te worden bevorderd van universitair docent tot universitair hoofddocent. Waar tekorten worden geconstateerd bieden we trainingen aan waarin de kwalificatie kan worden behaald.”
De manier waarop onderwijsgevenden in de toekomst worden gescreend, bijgeschoold en getoetst, stemmen de drie TU’s onderling af. Een projectgroep van de 3TU Graduate School ontwikkelt een screeningsprocedure voor zowel nieuwe als zittende docenten. Bij de screening wordt vastgesteld welke didactische kwaliteiten de betrokkene al heeft. Die moet daartoe een ‘portfolio’ leveren waarin hij zijn onderwijservaring documenteert en evalueert. Daaruit volgt een aanbeveling. Zonodig moet de docent een BKO-training volgen. De aanbeveling is maar in beperkte mate verplichtend. Alleen nieuwe docenten kunnen de training dwingend opgelegd krijgen. Bovendien zal hun aanstelling niet afhangen van het behalen van het certificaat.
De projectgroep formuleert tevens de eisen waaraan de BKO-trainingen van de drie TU’s moeten voldoen. Er wordt gewerkt aan een toetsprocedure. Uitgangspunt is ‘dat de procedure voldoende licht is om in de praktijk hanteerbaar te zijn en dat bureaucratie waar mogelijk vermeden wordt’. Er komt één gezamenlijke 3TU-toetsingscommissie. De toetsing wordt in een pilot beproefd.
De mate waarin docenten van de TU’s de BKO-eisen krijgen opgelegd, verschilt nu nog per faculteit. Een breedgedragen screeningsprocedure en toetsingsprocedure BKO moet daar meer lijn in brengen.
Sinds 2002 biedt de TU Delft het traject ‘didactische kwalificatie universitair onderwijs’, voor docenten die niet aan de Basiskwalificatie Onderwijs voldoen. De faculteit Techniek, Bestuur en Management verzorgt het traject. Deelnemers aan deze training kunnen na het volgen van drie modulen en de presentatie van een portfolio het certificaat ‘didactische kwaliteiten universitair docent van de TU Delft’ behalen.
De faculteit Elektrotechniek, Wiskunde en Informatica (EWI) screent nieuwe docenten sinds enkele jaren niet alleen op hun onderwijsvaardigheden, maar er wordt ook geëxperimenteerd met de toetsing van zittende docenten. Een proef waaraan zeven docenten hebben meegedaan is in januari afgerond. De zeven hebben een portfolio samengesteld. Daarop zijn zij door externe deskundigen beoordeeld.
De faculteit gebruikt de ervaringen bij een bredere invoering van een ‘EWI-BKO’, die gekenmerkt wordt door een ‘lichte aanpak’. Drs. Nellie van de Griend, die de proef vanuit Onderwijs en Studentenzaken van EWI begeleidt, legt uit wat dat betekent: “EWI streeft naar haalbare resultaten. We zeggen niet tegen ervaren docenten dat ze 240 uur cursus moeten volgen. Wel stimuleren we docenten serieus bezig te zijn met hun vak. Jonge docenten worden getoetst op hun vaardigheden. Zo moet men aan de BKO voldoen om te worden bevorderd van universitair docent tot universitair hoofddocent. Waar tekorten worden geconstateerd bieden we trainingen aan waarin de kwalificatie kan worden behaald.”
Comments are closed.