Campus

‘Dit riekt naar verkapte fusie’

De universiteiten van Delft, Leiden en Rotterdam gaan een strategische alliantie aan. Hans Schenk, hoogleraar economie en fusie-expert aan de Universiteit Utrecht, waarschuwt voor een ‘waterhoofdconstructie’.


Wat zijn de verschillen tussen een fusie en deze strategische alliantie?

“Fusie is een veel verdergaande vorm: de individuele organisaties houden de facto op te bestaan. Bij een strategische alliantie niet. Je hebt op onderdelen afspraken gemaakt waar je van af kunt. Het college van bestuur kan later zeggen er toch niet gelukkig mee te zijn. Ook een nieuw college kan dat zeggen. In die zin is dit een beter plan. Kennelijk hebben de colleges geleerd van reacties. Maar wat je ziet, is een samenwerking op een heel breed terrein. Dat riekt een beetje naar een verkapte fusie. Zo van: er is geen draagvlak voor een fusie, dus laten we het een alliantie noemen. Het leidt mogelijkerwijs tot dezelfde bureaucratische rompslomp.”


Waarom?

“Op zeker tien terreinen is er een strategische alliantie. Dat moet allemaal georganiseerd worden. Daar zijn beleidsfunctionarissen en ondersteuners voor nodig. Voor je het weet gaat dat een eigen leven leiden. De samenwerking vindt dan voor tachtig procent op bestuurlijk niveau plaats en niet op de werkvloer. Zeker bij universiteiten zijn professionals degenen die het werk en het imago moeten dragen. Het lijkt er op dat het vooral iets is voor bestuurders die bij elkaar zijn gaan zitten en dachten: hoe kunnen we eens iets moois organiseren.”


Het is te breed?

“Ja, het is te veel hooi op de vork voor bestuurders. Het lijkt allemaal tegelijk aangepakt te worden. Zo krijg je een waterhoofdconstructie. En ondertussen gaan wetenschappers hun eigen weg.”


Over een fusie zei u vorig jaar dat samenwerking daarbij vaak moeilijk verloopt omdat mensen een ‘klik’ moeten hebben. Lukt dat bij een strategische alliantie wel?

“Die heeft een betere kans van slagen omdat je de samenwerking benoemt. Er worden bijvoorbeeld graduate schools opgericht. Daar voelen mensen zich meer toe aangesproken. Dat neemt niet weg dat zo’n brede vorm van een strategische alliantie het risico heeft dat medewerkers denken: ‘Die bestuurders gaan hun gang maar, wij gaan door met ons werk’. Ik durf er vergif op in te nemen dat mensen dat nu denken.”


Lijkt deze alliantie op het systeem van de Universiteit van Californië? Die is centraal geleid en bestaat uit meer campussen die redelijk veel vrijheid hebben.

“Het is een misverstand te denken dat de verschillende universiteiten die in Californië zijn aangesloten bij het overkoepelende staatssysteem centraal geleid worden. Niets is minder waar. De universiteiten concurreren sterk met elkaar en het overkoepelende orgaan is eerder te vergelijken met onze VSNU. De nu geopperde alliantie gaat met gezamenlijke opleidingen, instituten en internationaliseringsnetwerken veel verder. Het leidmotief zou moeten zijn: universiteiten draaien op professionals en niet op managers. Dat wordt in de Verenigde Staten hoog gehouden. De hoeveelheid docenten en onderzoekend personeel bedraagt in Nederlandse universiteiten vijftig procent. In de Verenigde Staten is dat tachtig procent. Dat betekent dat daar de staf-studentratio veel hoger ligt. Als je in Nederland spekkoper bent, moet je toch twee dagen per week onderwijs geven. Werkvloerondersteuning in de vorm van secretariaten en studentassistenten is veelal verdwenen. In de Verenigde Staten is men gericht op het faciliteren van professionals. In Nederland is het ondersteunend apparaat een aparte kolom onder het college van bestuur, met een eigen hiërarchische lijn. Ondenkbaar in de Verenigde Staten.”


U ziet vooral nadelen…

“Ik praat vooral over risico’s. Te veel in één keer oppakken. Je zou beter kunnen zeggen: laten we op één of twee terreinen kijken hoe samenwerking tot stand zou kunnen komen. Leiden heeft bijvoorbeeld een goede medische faculteit. Rotterdam ook. Als je gaat kijken hoeveel samenwerking mogelijk is, zie je dat er al veel samengewerkt wordt. Een voorbeeld is epidemiologie. Dan hoef je niet veel te doen. Alleen faciliteren, als epidemiologen dat zinvol vinden. Kijk naar de TU Delft. Die heeft een goede afdeling infrastructuur en vervoer. Je zou daar bijvoorbeeld micro-economie kunnen laten geven door iemand uit Rotterdam. Dat kan nu ook, maar er is onderling op werkvloerniveau geen goed draaiend verrekensysteem voor de kosten. Dus dat gebeurt minder dan mogelijk zou zijn. De individuele docent loopt daardoor tegen een muur aan: hij of zij moet het uit coulance doen in de vrije tijd, of niet doen.”


Een strategische alliantie is dan juist een voordeel.

“Als een strategische alliantie het faciliteren van individuele samenwerking beoogt, zou ik voor een strategische alliantie zijn.”


Ziet u meer voordelen?

“Als het primair het faciliteren van individuele mensen op de werkvloer als oogmerk heeft en niet primair bestuurlijke samenwerking, zijn er eigenlijk alleen maar voordelen. Maar: eerst zien, dan geloven. Onderwijs en onderzoek kan altijd beter. Als dat kan met anderen – wat vaak zo is – moet je dat faciliteren. Wie kan dat taxeren? Het college van bestuur niet. Beleidsmedewerkers: moeilijk. Dat is iets wat onderzoekers en docenten kunnen taxeren, maar die lopen vaak tegen de muur aan van verrekening. En het staf-student ratioprobleem wordt niet opgelost. Ik vrees dat dit zelfs erger wordt bij een fusie en bij een brede alliantie, via de indirecte staf van ondersteuners.”


Leiden, Delft en Rotterdam zien veel voordelen voor bijvoorbeeld bacheloronderwijs, zoals het gemakkelijker openstellen van het brede aanbod en het gezamenlijk ontwikkelen van digitaal onderwijs en onderwijshulpmiddelen.

“Daar is op zich niks tegen. De vraag is of het nodig is. Wat niet in de plannen staat is bijvoorbeeld een gezamenlijke bibliotheek. Daar zou een belangrijke verbetering mogelijk zijn. De Rotterdamse en de Leidse medische faculteit hebben bijvoorbeeld ieder een grote bibliotheek. Tijdschriften worden dan dubbel betaald. ‘Het samen laten gaan van opleidingen die te klein zijn’ staat in de alliantienotitie: ja, ik kan dat voor deze universiteiten niet beoordelen. Soms zijn kleinschalige opleidingen toch levensvatbaar. Onderlinge uitruil lijkt me daarbij niet al te problematisch.”


Ook op het gebied van internationalisering zien de drie universiteiten meerwaarde.

“Grappig punt. Waar steunt internationalisering eigenlijk op? Op individuele hoogleraren of docenten die iemand kennen in bijvoorbeeld Berkeley of Oxford. Die gaan dat niet zomaar doorgeven aan collega’s van andere universiteiten. Zij zien dat als ‘proprietary advantage’. Zij hebben dat via persoonlijke banden opgebouwd. Als hoogleraren in Rotterdam hun persoonlijk netwerk aan hoogleraren in Delft afstaan moet er iets tegenover staan. Ga dat maar eens op centraal niveau uitzoeken. Maar een gezamenlijke delegatie naar China sturen, of internationaal studenten werven: prima. Met andere woorden: als je dit op al die terreinen wilt uitventen, moet er nog heel wat water door de Maas stromen. Als dat niet goed loopt, zeggen mensen: ‘Tot hier en niet verder’.”



Zie ook: Geen fusie, maar een strategische alliantie








 

Als oplossing voor de groeiende vraag naar onderwijsruimte en werkplekken wil het college van bestuur (cvb) al jaren een learning centre. Dit centrum zou team- en studieplekken voor studenten, experimenteerruimten voor docenten, projectruimten en onderwijszalen moeten krijgen, voorzien van de modernste ict- en communicatievoorzieningen.

Ruim drie jaar geleden trok het college 10,6 miljoen euro uit voor een nieuw gebouw tussen de faculteiten Werktuigbouwkunde, Maritieme Techniek en Technische Materiaalwetenschappen (3mE), Industrieel Ontwerpen (IO) en Techniek, Bestuur en Management (TBM). Dit pand zou tevens een ontmoetingsruimte met café en tentoonstellingsruimte kunnen herbergen. 

Rondom het plein bij IO zou zodanig een kring van gebouwen en faciliteiten ontstaan die het geheel tot een levendige plek zou moeten maken. Begin vorig jaar koppelde het college de bouw daarom nog aan nieuwbouw voor TBM en herinrichting van IO.

Vanwege de bezuinigingsoperatie herijking wezen decanen het college op ongebruikte ruimtes rondom het plein. Het cvb houdt de plannen daarom toch nog eens kritisch tegen het licht om te kijken ‘wat de meest efficiënte en effectieve aanpak is’. “De wens om een learning centre te realiseren is er dus nog onverminderd”, zegt collegelid Paul Rullmann. Voor goed onderwijs zijn volgens Rullmann goede faciliteiten nodig en ‘is ruimte nodig om met nieuwe wijzen van leren en onderwijzen – met gebruik van ict – te experimenteren’. “Daarin willen wij als technische universiteit voorop lopen.” 

De dienst facilitair management en vastgoed onderzoekt nu de mogelijkheden met het composietenlab van InHolland als centraal punt, maar weet nog niet of dat een realistisch alternatief is. Ook is nog niet duidelijk of in deze opzet voldoende van de beoogde voorzieningen zijn te realiseren. In juni komt de dienst met een eindrapport.

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.