Opinion

‘Delftse studenten namen deel aan illegaal werk: spionage, sabotageacties, vervalsing van papieren en helpen van onderduikers’

Voorwoord
De Tweede Wereldoorlog was een donkere periode in de geschiedenis van onze universiteit. Vanaf de mobilisatie was duidelijk dat het leven in Delft onherroepelijk zou veranderen.

Delftse studenten staakten. Meer dan honderd studenten en medewerkers van de Technische Hogeschool kwamen uiteindelijk om in het verzet. Anderen tekenden loyaliteitsverklaringen of waren openlijk pro-Duits. Wat waren hun motieven, hun ervaringen? Veel is bekend, maar veel ook nog niet. Daarom namen de TU Delft en de vereniging van oud-leden van het Delftsch Studenten Corps het initiatief om de geschiedenis van de Delftse oorlogsperiode en de rol daarin van studenten en docenten te laten onderzoeken. Nog niet eerder was er een dergelijk veelomvattend boek vanuit TH-perspectief. Voor dit gedegen historische werk gebruikte dr. Onno Sinke niet alleen de bekende bronnen, maar verzamelde hij ook nieuw materiaal. Mede gebaseerd op deze interviews, dagboekfragmenten en brieven van overlevenden en nabestaanden heeft het boek een authentiek Delfts geluid. Opdat wij niet vergeten. Want ook wij kunnen vandaag de dag als wetenschapper en als mens met ingrijpende gewetensvragen geconfronteerd worden.



Karel Luyben, rector magnificus



De aanloop.

Augustus 1939 – mei 1940



Voor de Technische Hogeschool begon de Tweede Wereldoorlog al op 29 augustus 1939. In verband met de gespannen internationale situatie had de Nederlandse regering een dag eerder de algemene mobilisatie afgekondigd. Het dagelijks leven aan de hogeschool werd er behoorlijk door ontregeld. Bijna de helft van de 1776 studenten werd gemobiliseerd. De meeste studenten waren verspreid over het hele land gelegerd, maar 180 Delftse studenten mochten in Delft blijven. Zij vormden de TH-compagnie en hadden als belangrijkste taak om zo snel mogelijk hun kandidaatsexamen te halen. Hun enige militaire training bestond uit een halfuur per dag paraderen in militaire uitrusting. Op alle mogelijke manieren probeerde de hogeschool de overige gemobiliseerde studenten te helpen met de studie, maar in de praktijk kwam daar weinig van terecht.



Capitulatie.

Mei 1940 – november 1940



Op 10 mei 1940 viel Duitsland Nederland aan. Overal in het land kwamen de gemobiliseerde Delftse studenten in actie. De TH-compagnie hield de wacht op strategische punten of voerde patrouilles uit. De studenten die niet gemobiliseerd waren, bewaakten de gebouwen van de Technische Hogeschool of vingen de vluchtelingen op die naar Delft stroomden na de bombardementen op de Wippolder en Rotterdam. Het bombardement op die laatste stad leidde de capitulatie in van het Nederlandse leger op 14 mei. Na de capitulatie nam het dagelijks leven al gauw zijn gang. De leiding van de Technische Hogeschool probeerde voor alles provocatie van de bezetter te vermijden. De eerste maanden van de bezetting grepen de Duitsers nog nauwelijks in het hoger onderwijs in. Maar in oktober 1940 moesten alle ambtenaren aangeven of zij joodse voorouders hadden. Op 21 november volgde het bericht dat zes joodse docenten in Delft door de Duitsers geschorst werden: de hoogleraren A.C. Josephus Jitta, H.I. Waterman en D. van Dantzig, de conservatoren en privaatdocenten R.A. Biegel en W.D. Cohen en de assistent K.J. Schulz.



Staking en sluiting.

November – december 1940



Het nieuws dat de joodse docenten geschorst werden, kwam direct op 21 november de studenten ter ore. In de eethuisjes en op de sociëteiten overlegden de verontwaardigde studenten wat hen te doen stond. Vooral de schorsing van de populaire hoogleraar Josephus Jitta trof hen diep. Velen besloten de volgende ochtend naar het afscheidscollege van Josephus Jitta te gaan in het gebouw van Weg- en Waterbouwkunde aan het Oostplantsoen. Op zaterdagochtend 23 november verzamelden zich honderden studenten in de hal en op de trap van het gebouw. Maar professor Josephus Jitta mocht van de Duitsers zelfs geen laatste college meer geven. Frans van Hasselt, de voorzitter van de studievereniging Praktische Studie, richtte het woord tot de studenten. Hij riep hen op rustig te blijven en memoreerde de ontzetting en het verdriet die velen hadden gevoeld bij het horen van de schorsing van hun geliefde hoogleraar. Na afloop van zijn toespraak besloten zijn medestudenten spontaan te gaan staken. Op maandag 25 november 1940 bleek de staking een groot succes. Dezelfde dag nog werd de Technische Hogeschool gesloten. Alleen in Leiden kwam het ook tot een staking. Het Delftsch Studenten Corps, de Delftsche Studenten Bond en Sanctus Virgilius werden op 18 december 1940 als straf opgeheven en hun sociëteiten werden gesloten. Het studentenleven ging nu ondergronds verder.



Verharding verhoudingen.

Januari 1940 – januari 1943



Vanaf eind maart 1941 werd de Technische Hogeschool stapsgewijs geopend, vermoedelijk omdat Delft als enige in Nederland ingenieurs afleverde. Vrijwel direct na de heropening was het weer onrustig in Delft. De hoogleraren J.A.A. Mekel, R.L.A. Schoemaker en meerdere studenten werden vanwege verzetsactiviteiten door de Duitsers opgepakt. Zij werden een jaar later geëxecuteerd. De Duitsers en hun sympathisanten namen verschillende maatregelen om de hogeschool te nazificeren. De joodse docenten werden ontslagen terwijl het aantal joodse studenten dat in Delft mocht studeren beperkt werd. Op 1 november 1941 mochten de joodse studenten ook geen lid meer zijn van niet-commerciële verenigingen. Uit protest hieven de resterende studentenverenigingen zichzelf op. In het bestuur van de Technische Hogeschool kregen NSB’ers grote volmachten. Zij slaagden er niet in de hogeschool te nazificeren door onhandig opereren en een gebrek aan medestanders.



Loyaliteitsverklaring.

Februari 1943 – mei 1943



Op 6 februari 1943 werden als represaille voor de aanslag op een belangrijke NSB’er in verschillende studentensteden razzia’s uitgevoerd. In Delft werden in gebouwen van de Technische Hogeschool en het studentenhuis OD81 223 studenten opgepakt en naar kamp Vught afgevoerd. Als voorwaarde voor hun vrijlating eisten de Duitsers dat de studenten een loyaliteitsverklaring zouden tekenen waarin ze zouden beloven zich te onthouden van anti-Duitse acties. Al snel werd deze eis uitgebreid tot alle studenten. Alleen degenen die de verklaring tekenden, mochten doorstuderen. Er ontstonden hevige discussies tussen de studenten. Voorstanders meenden dat het tekenen van de verklaring weinig voorstelde. Door te tekenen bleef de hogeschool open en konden de studenten verder studeren. Bovendien: wie het papiertje tekende, hoefde zich nog niet te houden aan de belofte om niets tegen de Duitsers te ondernemen. Maar tegenstanders vonden het een principiële kwestie: men moest niet steeds blijven toegeven aan de Duitse eisen. De Delftse hoogleraren besloten de studenten toch aan te raden om de verklaring te tekenen. Uiteindelijk tekende 25 procent van de Delftse studenten de loyaliteitsverklaring. Op 5 mei 1943 werden degenen die niet getekend hadden opgeroepen om zich te melden voor tewerkstelling in Duitsland. Van de Delftenaren gaven achthonderd  à negenhonderd gevolg aan de oproep. De rest van de studenten die niet getekend had, ongeveer veertig procent van het totale aantal Delftse studenten, dook onder of vond een sluipweg om een baan aan te nemen. Dit laatste was namelijk door de Duitsers verboden.



Het einde.

Juni 1943 – april 1945



Voor het studiejaar 1943-1944 schreven zich maar 766 studenten in. De meeste hoogleraren bleven les geven, zij het vaak met tegenzin. In juni 1944 lieten de hoogleraren op aansporing van rector magnificus J. Muysken weten dat zij hun advies om de loyaliteitsverklaring te tekenen, betreurden. Ook stelden zij voor om het hoger onderwijs te schorsen. Muysken werd hierop door de Duitsers gearresteerd. In de laatste oorlogswinter was er hoe dan ook geen plaats meer voor onderwijs, omdat iedereen bezig was met overleven. De studenten die de loyaliteitsverklaring niet getekend hadden, bevonden zich ondertussen in Duitsland of waren ondergedoken. De Duitslandgangers kregen het steeds moeilijker naarmate het einde van de oorlog dichterbij kwam. De leef- en werkomstandigheden lieten veel te wensen zodat er geregeld sterfgevallen waren. De ondergedoken Delftse studenten konden vanaf februari 1944 clandestien studeren en tentamens afleggen bij sommige hoogleraren. Veel anderen kwamen door hun weigering om te tekenen vrij voor verzetswerk. Delftse studenten namen deel aan verschillende soorten illegaal werk: van spionage, vervalsing van papieren en sabotageacties tot verspreiding van illegale blaadjes en het helpen van onderduikers.

Een voorbeeld was student civiele techniek en SSR-lid Folkert Bergsma. Hij dook onder in het dorpje Sexbierum in Friesland, na zijn weigering om de loyaliteitsverklaring te tekenen. Al snel sloot hij zich aan bij de lokale Knokploeg. De Landelijke Knokploegen hielpen de Landelijke Organisatie voor hulp aan onderduikers door gewapende overvallen aan blanco persoonsbewijzen en distributiebescheiden voor de onderduikers. Ook werden bijvoorbeeld bevolkingsregisters vernietigd om de gedwongen tewerkstelling van arbeiders in Duitsland in de war te sturen. Bergsma nam waarschijnlijk op 3 augustus 1943 deel aan een kleine overval op het gemeentehuis in Sexbierum waarbij het bevolkingsregister werd meegenomen en vernietigd. In de nacht van 21 op 22 november 1943 was Sexbierum opeens vergeven van de Sicherheitspolizei. Er was verraad in het spel geweest. Ook Bergsma werd gearresteerd en naar Groningen gevoerd voor verhoor. De belangrijkste leden van de Knokploeg werden tijdens hun proces ter dood veroordeeld. Samen met drie anderen werd Folkert Bergsma op 16 februari 1944 op Schiphol geëxecuteerd.

Vergeleken met de studenten die actief waren in het verzet, was het aantal Delftse docenten dat diep in het verzetswerk zat, beperkt. Een vijftiental docenten verleende hand- en spandiensten, variërend van het verbergen van onderduikers en het vervaardigen van zenders voor ondergrondse inlichtingengroepen tot het toestaan van verboden activiteiten in gebouwen van de hogeschool, zoals de installatie van een illegale telefooncentrale in het gebouw van Geodesie.

Lector Heertjes speelde een belangrijke rol in het Delftse verzet. Hij zorgde ervoor dat zijn mannen werden onderwezen in de basisprincipes van het militaire bedrijf. ’s Nachts oefenden ze in kleine groepjes om de vijand aan te vallen en zich dan weer snel terug te trekken. In de kelders van het gebouw van Technische Botanie werden schietoefeningen gehouden, gemaskeerd door het geluid van zware ventilatoren.

Maar het treffen van voorbereidingen voor het moment van de bevrijding was niet genoeg voor de actieve Heertjes. Zijn mannen werkten nauw samen met de Delftse Knokploegen bij hun acties. Ook liet hij inlichtingen verzamelen over bunkers en stellingen van de Duitsers. Begin september 1944 werd hij districtscommandant van Delft en omstreken toen de Landelijke Knokploegen, de Raad van Verzet (in Delft afwezig) en de Ordedienst volgens instructie van Londen werden gebundeld tot de Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten.



Nasleep.

Mei 1945 en verder



Op 5 mei 1945 werd Nederland bevrijd. De oorlog eiste de levens van 180 Delftse studenten, docenten en recent afgestudeerden. Na de bevrijding duurde het nog maanden voordat de Technische Hogeschool werd heropend. Gas en elektriciteit waren de eerste tijd niet leverbaar. Veel gebouwen van de hogeschool waren geplunderd door de Duitsers en na de bevrijding in gebruik genomen door geallieerde troepen en Nederlandse instanties. Maar het was toch vooral de ‘zuivering’ die de hogeschool stillegde en de gemoederen bezighield. Net als aan de andere hogescholen en universiteiten werden commissies gevormd om de houding van de docenten en studenten tijdens de oorlog te beoordelen. Degenen die zich hadden misdragen in de ogen van de commissies werden voor bepaalde tijd uitgesloten van de hogeschool of, in het geval van het personeel, ontslagen. In september 1945 begon ondanks alles het eerste naoorlogse studiejaar.



Boekpresentatie en tentoonstelling

Presentatie van het boek ‘Loyaliteit in verdrukking. De Technische Hogeschool Delft tijdens de bezetting’ van dr. Onno Sinke, 23 november tussen 16.00 en 18.00 uur in de senaatszaal van de Aula. De Leidse historicus Cees Fasseur geeft dan de eerste Frans van Hasseltlezing, naar deze in 1942 in concentratiekamp Buchenwald overleden Delftse student. Daarna neemt rector Karel Luyben het boek in ontvangst. Van 22 november tot 2 januari is in de TU Library een kleine tentoonstelling over de loyaliteitsverklaring die studenten in 1943 van de Duitsers moesten ondertekenen, ingericht door Onno Sinke. Zijn boek (€24,95) is te koop bij de informatiebalie in de aula.

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.