Science

Delft als verzamelpunt voor waterbeheerders

Vertegenwoordigers van twaalf universiteiten uit de Derde Wereld komen deze week in Delft bijeen om te brainstormen over waterbeheer – en hoe daar op universitair niveau opleidingen voor te verzorgen.

br />
,,Dit is een unieke gelegenheid, het is alsof je in één klap twaalf universiteiten bezoekt”, zegt dr. M.F. Bari van de Bangladesh University of Engineering & Technology. ,,We kunnen prachtig discussiëren over onze onderwijs- en onderzoeksdoelen voor de komende eeuw. Bijvoorbeeld: hoe train je ingenieurs zodat ze voorbereid zijn op steeds grotere steden en de watervervuiling die dat met zich meebrengt? Dat zijn problemen die overal spelen.”

Het Cicat heeft voor de bijeenkomst bewust niet een strak programma in elkaar gezet, dat er in korte tijd veel informatie doorheenpompt. De nadruk ligt vooral op onderlinge kennismaking van de twaalf universiteiten en onderzoeksinstellingen, die allemaal op de een of andere manier een band met Delft hebben. Die kennismaking moet het aangaan van onderlinge samenwerking bevorderen.

,,Netwerken is uiterst belangrijk”, beaamt dr. S. Shitote van de Keniaanse Moi University. ,,Als je iemand nooit ontmoet hebt, correspondeer je veel moeilijker, ookal weet je dat diegene je uitstekend kan helpen bij een probleem waar je mee zit. Hier kunnen we uit de eerste hand informatie uitwisselen. Zo kunnen we voorkomen dat we dingen dubbel doen.”

Tenslotte hebben de Derde-Wereld-universiteiten genoeg gemeen om elkaar van dienst te kunnen zijn. Zo werken Mozambique en Zambia bijvoorbeeld samen bij het beheer van de Zambezi, die door beide landen stroomt. Onderzoek dat de een doet, hoeft de ander dan niet over te doen.
Leest

Het is de bedoeling dat in de loop van de week ook andere landen de mogelijkheden voor samenwerking onderzoeken. ,,Eigenlijk is voor ons Nederland eigenlijk de ideale partner”, zegt Bari’s collega dr. M. Mirjahan alvast. ,,Nederland, met zijn laagland en rivieren, kent immers dezelfde geografische situatie als Bangladesh.”

Niet alleen inhoudelijk maar ook bij de inrichting van curricula kunnen de universiteiten van elkaar leren. ,,Onze opleiding is op Amerikaanse leest geschoeid”, legt Bari uit. ,,Dat betekent dat hij eigenlijk te theoretisch is. Anderzijds bestaan wij al 25 jaar en hebben we opleidingen op meerdere niveaus. Die expertise kan voor anderen van nut zijn.”

Het Keniaanse programma heeft juist weer een zeer praktische inslag, zegt Shitote: ,,Gedurende het vijfjarige programma volgen studenten drie maal een stage van twaalf weken. De docent komt ter plekke kijken en beoordeelt hun werk. Als een student op zo’n stage is geweest, merk je meteen dat hij praktischer georiënteerd is, bijvoorbeeld doordat hij bij colleges een ander soort vragen stelt.”

Hoewel er nog geen concrete plannen voor samenwerking zijn, zijn Bari en Shitote optimistisch over de toekomst. De contactenmoeten tenslotte in het klein beginnen. Bari: ,,De uitwisseling vindt nu vooral op persoonlijk niveau plaats, niet op landelijk. Delft is dan handig als verzamelpunt.”

,,Het zou ook mooi zijn als we de uitwisseling van docenten konden uitbreiden tot studenten”, vult Shitote aan. ,,Het is uiterst nuttig om je te realiseren dat andere landen totaal andere problemen kennen dan je thuisland. En al gaat het maar om een paar studenten, het heeft toch een groot effect.”

Vertegenwoordigers van twaalf universiteiten uit de Derde Wereld komen deze week in Delft bijeen om te brainstormen over waterbeheer – en hoe daar op universitair niveau opleidingen voor te verzorgen.

,,Dit is een unieke gelegenheid, het is alsof je in één klap twaalf universiteiten bezoekt”, zegt dr. M.F. Bari van de Bangladesh University of Engineering & Technology. ,,We kunnen prachtig discussiëren over onze onderwijs- en onderzoeksdoelen voor de komende eeuw. Bijvoorbeeld: hoe train je ingenieurs zodat ze voorbereid zijn op steeds grotere steden en de watervervuiling die dat met zich meebrengt? Dat zijn problemen die overal spelen.”

Het Cicat heeft voor de bijeenkomst bewust niet een strak programma in elkaar gezet, dat er in korte tijd veel informatie doorheenpompt. De nadruk ligt vooral op onderlinge kennismaking van de twaalf universiteiten en onderzoeksinstellingen, die allemaal op de een of andere manier een band met Delft hebben. Die kennismaking moet het aangaan van onderlinge samenwerking bevorderen.

,,Netwerken is uiterst belangrijk”, beaamt dr. S. Shitote van de Keniaanse Moi University. ,,Als je iemand nooit ontmoet hebt, correspondeer je veel moeilijker, ookal weet je dat diegene je uitstekend kan helpen bij een probleem waar je mee zit. Hier kunnen we uit de eerste hand informatie uitwisselen. Zo kunnen we voorkomen dat we dingen dubbel doen.”

Tenslotte hebben de Derde-Wereld-universiteiten genoeg gemeen om elkaar van dienst te kunnen zijn. Zo werken Mozambique en Zambia bijvoorbeeld samen bij het beheer van de Zambezi, die door beide landen stroomt. Onderzoek dat de een doet, hoeft de ander dan niet over te doen.
Leest

Het is de bedoeling dat in de loop van de week ook andere landen de mogelijkheden voor samenwerking onderzoeken. ,,Eigenlijk is voor ons Nederland eigenlijk de ideale partner”, zegt Bari’s collega dr. M. Mirjahan alvast. ,,Nederland, met zijn laagland en rivieren, kent immers dezelfde geografische situatie als Bangladesh.”

Niet alleen inhoudelijk maar ook bij de inrichting van curricula kunnen de universiteiten van elkaar leren. ,,Onze opleiding is op Amerikaanse leest geschoeid”, legt Bari uit. ,,Dat betekent dat hij eigenlijk te theoretisch is. Anderzijds bestaan wij al 25 jaar en hebben we opleidingen op meerdere niveaus. Die expertise kan voor anderen van nut zijn.”

Het Keniaanse programma heeft juist weer een zeer praktische inslag, zegt Shitote: ,,Gedurende het vijfjarige programma volgen studenten drie maal een stage van twaalf weken. De docent komt ter plekke kijken en beoordeelt hun werk. Als een student op zo’n stage is geweest, merk je meteen dat hij praktischer georiënteerd is, bijvoorbeeld doordat hij bij colleges een ander soort vragen stelt.”

Hoewel er nog geen concrete plannen voor samenwerking zijn, zijn Bari en Shitote optimistisch over de toekomst. De contactenmoeten tenslotte in het klein beginnen. Bari: ,,De uitwisseling vindt nu vooral op persoonlijk niveau plaats, niet op landelijk. Delft is dan handig als verzamelpunt.”

,,Het zou ook mooi zijn als we de uitwisseling van docenten konden uitbreiden tot studenten”, vult Shitote aan. ,,Het is uiterst nuttig om je te realiseren dat andere landen totaal andere problemen kennen dan je thuisland. En al gaat het maar om een paar studenten, het heeft toch een groot effect.”

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.