Education

Deetman: “Basisbeurs niet uithollen”

In de jaren tachtig was de studiefinanciering te ruimhartig, maar de bezuinigingen zijn sindsdien veel te ver gegaan. Daar gaan we de komende decennia problemen mee krijgen, voorspelde voormalig onderwijsminister Wim Deetman maandag 6 december.

De prominente CDA’er greep het vijfde lustrum van universiteitenvereniging VSNU aan voor een terugblik op de jaren tachtig, toen er eveneens een zware economische crisis was en hij flink moest bezuinigen op het hoger onderwijs.

‘Klip en klaar’ wilde Deetman zijn visie op de studiebeurs verwoorden: “De overheid moet investeren in de talenten van volwassen mensen. Als de markt wint, zullen talentvolle jongeren misschien sneller een goedbetaalde baan accepteren dan een studie volgen. Er moet iets tegenover staan om te kunnen gaan studeren en te willen gaan studeren.”

Met lede ogen heeft hij de ‘aanmerkelijke vermageringskuur’ van de studiefinanciering aangezien. Volgens hem is het onverstandig om de beurs steeds meer in een lening te veranderen.

Deetman kan erover meepraten, want hij heeft er zelf ook serieus over nagedacht, onthulde hij. Toen de studiefinanciering meer bleek te kosten dan geraamd, klopte hij samen met toenmalig minister van Financiën Onno Ruding bij de banken aan: konden die studiebeurzen misschien worden omgezet in leningen met een lage rente?

“Daar waren de banken wel toe bereid, maar onder één voorwaarde: de overheid moest garant staan. Die moest betalen als de leningen niet werden afgelost. Daarop is het toen stukgelopen”, aldus Deetman.

Ook sprak hij – naar eigen zeggen voor het eerst in het openbaar – over de achtergrond van een omstreden politieke beslissing die hij bij zijn aantreden nam. Hij vertelde dat zijn voorganger Jos van Kemenade met de ‘kaasschaaf’ had bezuinigd en dat de voorzitters van de universiteiten toen in vertrouwen hadden gezegd: de volgende keer bepalen wij liever zelf waar we op bezuinigen. Dan konden ze zwakke programma’s schrappen en sterke laten bestaan.

“Daarom prijs ik nog altijd de toenmalige universiteitsvoorzitters”, zegt Deetman, die destijds veel kritiek te verduren kreeg toen hij deze voorzitters vroeg om zelf de bezuinigingen in te vullen. “Volgens de commentaren was mijn verzoek niet oorbaar en moesten de voorzitters er niet aan meewerken. Maar zo wilden zij het zelf.”

Verder herinnerde hij de toehoorders – allemaal bestuurders en oud-bestuurders uit de universitaire wereld – aan het begin van de ‘derde geldstroom’. Destijds werd er nog hevig over gedebatteerd, maar uiteindelijk mochten de universiteiten gaan samenwerken met het bedrijfsleven en de opbrengst zelf houden. In ruil daarvoor boekte de overheid een bezuiniging van slechts enkele tientallen miljoenen guldens in.

“Mij dunkt dat dit voor de universiteiten een goede deal is geweest”, glimlachte hij, aangezien universiteiten veel inkomsten uit de samenwerking met het bedrijfsleven verwerven. Ook dat heeft hij niet eerder in het openbaar willen zeggen.

Fietsenmakers, worden TU-studenten genoemd. Dat is natuurlijk een vooroordeel, maar in het geval van Wytze van Mansum (30) klopt het wel. “Ik heb jarenlang een bijbaantje bij de fietsenmaker gehad tijdens mijn studie industrieel ontwerpen”, zegt Van Mansum. “Fietsen zijn mijn hobby. Het heeft alles in zich wat een product voor een industrieel ontwerper interessant maakt. Een fiets is technisch, en je moet rekening houden met de vormgeving. Het is ook een eerlijke vorm: je ziet alle techniek zitten: er is niets verstopt.”
Over zijn afstudeeropdracht hoefde Van Mansum niet lang na te denken. Hij zocht een fietsenfabrikant met veel vrijheid voor het ontwikkelen van een prototype. De Amerikaanse fietsfabrikant Cannondale hapte toe.

Door zijn bijbaantje wist de IO’er wat de meest voorkomende fietsklachten waren. “Mensen ergeren zich aan afbrekende koplampen en spatborden. Remkabels worden ook vaak kapot getrokken. En probeer je fiets maar eens uit een fietsenrek te halen. De sturen haken altijd in elkaar.”
Het waren problemen die Van Mansum in zijn prototype wilde oplossen. “De Dutchess is ontworpen voor de Amerikaanse markt, maar afbrekende fietskoplampen zijn natuurlijk geen typisch Delfts probleem.” Daarom integreerde de IO’er de lampen zoveel mogelijk in het frame, zodat ze bijna niet meer kunnen afbreken. De remkabels steken ook niet meer uit. “Die heb ik in de fiets verwerkt”, zegt Van Mansum. Tijdens stalling kan het stuur worden ingeklapt. “Zodat je niet meer met je stuur aan een andere fiets blijft hangen.”

De Amerikaanse fietsmarkt is heel anders dan de Europese, ontdekte Van Mansum. “Amerikanen zien fietsen als sport, niet als transportmiddel. Je gaat een rijwielhandel eigenlijk niet binnen zonder wielrenbroek. De omafiets is de enige fietssoort die ze niet met sport associëren. Op die fiets kun je in pak of met hakken rijden, zonder besmeurd op je werk aan te komen, weten ze. Stadsfietsen worden in Amerika vaak via modewinkels verkocht, als een hippe accessoire.”

Om een interessante fiets voor de Amerikaanse markt te bedenken, lag de omafiets voor de hand, maar Cannondale wilde meer dan een oud fietsconcept vernieuwen. “Cannondale is een innovatief merk dat bekend staat om hun vormintegratie. Ze willen geen standaard oplossingen, maar een omafiets met een heel eigen karakter dat vernieuwend is.”
Die vormintegratie was ook belangrijk omdat fietsen in Amerika vaak niet meer dan tien kilo wegen. Van Mansum moest zoveel mogelijk functies integreren om de fiets zo licht mogelijk te houden. De Dutchess heeft naast ingebouwde lampen bijvoorbeeld een achterspatbord dat een dragend deel van de fiets is. Door alle geïntegreerde onderdelen kan er weinig kapot aan de fiets. “De doelgroep van jonge, werkende vrouwen wil niet onderweg afstappen om op hun hakken aan de fiets te moeten sleutelen.”

Doordat Van Mansum wist hoe een fiets in elkaar steekt, kon hij het prototype van aluminium maken. “Ik weet bijvoorbeeld goed hoe ik een wiel moet spaken.” Zijn baas bij de fietsenhandel zou de fiets graag willen verkopen. “Hij vindt het resultaat geweldig.” Of de omafiets 2.0 in de handel komt, weet Van Mansum nog niet. “Dat ligt aan Cannondale.” Zelf heeft hij het fietsvirus te pakken. “Ik ben door al die aandacht voor de Dutchess freelancer geworden. Voor mijn volgende opdracht werk ik aan een Amsterdamse stadsfiets voor Flow Bikes. Het is erg leuk dat ik zo verder kan in de fietsontwerpwereld.” 

www.fytze.nl

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.