Pyke Koch wordt gewoonlijk gezien als een vertegenwoordiger van het magisch realisme. Omdat hij heulde met Mussolini rustte er lange tijd een smet op zijn naam.
Niettemin bouwde hij in zijn lange kunstenaarsleven een betrekkelijk klein, maar boeiend oeuvre op. Museum Boymans-van Beuningen wijdt momenteel een overzichtstentoonstelling aan zijn werk.
Sommige schilderijen hoef je maar één keer te zien en ze branden zich voor altijd op je netvlies. Opvallend aan het oeuvre van Pyke Koch (1901-1991) is dat bijna ieder doek een onuitwisbare indruk achterlaat. Hij schilderde verhoudingsgewijs niet veel, soms jaren achtereen in het geheel niet, maar wat hij maakte onlokte kunsthistoricus Carel Blotkamp de uitspraak dat hij één van de grootste Nederlandse schilders van deze eeuw is.
Daar zag het overigens in het begin van zijn leven niet naar uit. Koch had in zijn jeugd wel getekend, maar had niet de ambitie om er zijn beroep van te maken. Vooralsnog ging hij rechten studeren. Vlak voor zijn doctoraalexamen gaf hij er echter de brui aan en besloot hij van de ene dag op de andere schilder te worden.
Hij sloeg een aantal handboeken na over schildertechnieken, won wat advies in van schilders en maakte binnen een paar jaar naam als een veelbelovend kunstenaar. Zijn carrière liep zo voorspoedig dat Museum Boymans-van Beuningen op zijn dertigste al het monumentale schilderij ‘De Schiettent’ aankocht.
Koch onderscheidde zich van anderen doordat hij een fijnschilder was die zijn techniek ontleende aan die van oude meesters en Vlaamse primitieven. Aan abstracte kunst had hij een broertje dood. Wat dat betreft sloot zijn schilderkunst aan bij de Duitse Nieuwe Zakelijkheid (met Otto Dix en George Grosz als belangrijkste representanten) en bij andere Nederlandse magisch realisten, zoals Carel Willink.
Zelfkant
Voor de oorlog putte Koch veel inspiratie uit de zelfkant van het leven. Beroemd zijn vooral zijn vrouwenportretten zoals het ‘Portret van Asta Nielsen’ (1929). Koch was een groot liefhebber van film en de Deense actrice Asta Nielsen zou nog verschillende malen in zijn werk opduiken. Voor hem vertegenwoordigde zij, in zijn eigen woorden, de categorie ‘hard-boiled wijven’. Een soort oervrouwen die symbool stonden voor ongelimiteerde seksuele lustbevrediging. Het sterkst komt dat naar voren in het duistere doek ‘Bertha van Antwerpen’ (1931).
Van huis uit was Koch een politiek conservatief man en een cultuurpessimist. Dat was tijdens de donkere crisisjaren niet uitzonderlijk. Het boek ‘Der Untergang des Abendlandes’ van Oswald Spengler was in die jaren een veelgelezen bestseller. Koch ging echter net een stap te ver nadat hij na een Italiaanse reis aan het eind van de jaren dertig veel sympathie voor Mussolini begon te voelen.
Hoewel hij de fascistische thematiek slechts in een paar van zijn werken onverholen tot uitdrukking heeft gebracht (bijvoorbeeld in het ‘Zelfportret met zwarte band’ (1937) en ‘Marschgezang’ uit 1940) dragen andere werken er wel de sporen van. Zelfs het statige portret van zijn vrouw Jonvrouw Heddy de Geer (1940), lijkt een ode aan ‘De Nieuwe Mensch’.
Het werd Koch na de oorlog niet in dank afgenomen. Toch bleef hij rustig doorschilderen. Zijn werk werd onder invloed vanItaliaanse schilders als Andrea Mantegna en Pierro della Francesca zonniger en lichter van kleur. Wat bleef waren de raadselachtige, verstilde expressie en de erotische toespelingen. Een hoogtepunt bereikte hij in zijn schilderijen van ‘slangemensen’, zoals ‘De grote contorsioniste’ (1957). Maar ook aan het eind van zijn carrière deed hij nog van zich spreken met bijvoorbeeld ‘Het signaal’ (1975), dat weer terugverwijst naar de doeken die hij rond de jaren dertig maakte en ‘De koorddanser III’ (1980) waarin hij zijn artistiek credo tracht te symboliseren.
Door zijn spel met symbolen en gelaagde betekenissen kan het werk van Koch niet eenduidig geïnterpreteerd worden. Zelf was hij zich daar terdege van bewust, getuige zijn uitspraak: ,,Een schilderij is een zelfbedieningswinkel. Ieder haalt eruit wat hem van pas komt.”
De overzichtstentoonstelling van Pyke Koch is nog t/m 14 mei te zien in Museum Boymans-van Beuningen.
‘De koorddanser III’, uit 1980 (Klik voor grotere foto)
,
Pyke Koch wordt gewoonlijk gezien als een vertegenwoordiger van het magisch realisme. Omdat hij heulde met Mussolini rustte er lange tijd een smet op zijn naam. Niettemin bouwde hij in zijn lange kunstenaarsleven een betrekkelijk klein, maar boeiend oeuvre op. Museum Boymans-van Beuningen wijdt momenteel een overzichtstentoonstelling aan zijn werk.
Sommige schilderijen hoef je maar één keer te zien en ze branden zich voor altijd op je netvlies. Opvallend aan het oeuvre van Pyke Koch (1901-1991) is dat bijna ieder doek een onuitwisbare indruk achterlaat. Hij schilderde verhoudingsgewijs niet veel, soms jaren achtereen in het geheel niet, maar wat hij maakte onlokte kunsthistoricus Carel Blotkamp de uitspraak dat hij één van de grootste Nederlandse schilders van deze eeuw is.
Daar zag het overigens in het begin van zijn leven niet naar uit. Koch had in zijn jeugd wel getekend, maar had niet de ambitie om er zijn beroep van te maken. Vooralsnog ging hij rechten studeren. Vlak voor zijn doctoraalexamen gaf hij er echter de brui aan en besloot hij van de ene dag op de andere schilder te worden.
Hij sloeg een aantal handboeken na over schildertechnieken, won wat advies in van schilders en maakte binnen een paar jaar naam als een veelbelovend kunstenaar. Zijn carrière liep zo voorspoedig dat Museum Boymans-van Beuningen op zijn dertigste al het monumentale schilderij ‘De Schiettent’ aankocht.
Koch onderscheidde zich van anderen doordat hij een fijnschilder was die zijn techniek ontleende aan die van oude meesters en Vlaamse primitieven. Aan abstracte kunst had hij een broertje dood. Wat dat betreft sloot zijn schilderkunst aan bij de Duitse Nieuwe Zakelijkheid (met Otto Dix en George Grosz als belangrijkste representanten) en bij andere Nederlandse magisch realisten, zoals Carel Willink.
Zelfkant
Voor de oorlog putte Koch veel inspiratie uit de zelfkant van het leven. Beroemd zijn vooral zijn vrouwenportretten zoals het ‘Portret van Asta Nielsen’ (1929). Koch was een groot liefhebber van film en de Deense actrice Asta Nielsen zou nog verschillende malen in zijn werk opduiken. Voor hem vertegenwoordigde zij, in zijn eigen woorden, de categorie ‘hard-boiled wijven’. Een soort oervrouwen die symbool stonden voor ongelimiteerde seksuele lustbevrediging. Het sterkst komt dat naar voren in het duistere doek ‘Bertha van Antwerpen’ (1931).
Van huis uit was Koch een politiek conservatief man en een cultuurpessimist. Dat was tijdens de donkere crisisjaren niet uitzonderlijk. Het boek ‘Der Untergang des Abendlandes’ van Oswald Spengler was in die jaren een veelgelezen bestseller. Koch ging echter net een stap te ver nadat hij na een Italiaanse reis aan het eind van de jaren dertig veel sympathie voor Mussolini begon te voelen.
Hoewel hij de fascistische thematiek slechts in een paar van zijn werken onverholen tot uitdrukking heeft gebracht (bijvoorbeeld in het ‘Zelfportret met zwarte band’ (1937) en ‘Marschgezang’ uit 1940) dragen andere werken er wel de sporen van. Zelfs het statige portret van zijn vrouw Jonvrouw Heddy de Geer (1940), lijkt een ode aan ‘De Nieuwe Mensch’.
Het werd Koch na de oorlog niet in dank afgenomen. Toch bleef hij rustig doorschilderen. Zijn werk werd onder invloed vanItaliaanse schilders als Andrea Mantegna en Pierro della Francesca zonniger en lichter van kleur. Wat bleef waren de raadselachtige, verstilde expressie en de erotische toespelingen. Een hoogtepunt bereikte hij in zijn schilderijen van ‘slangemensen’, zoals ‘De grote contorsioniste’ (1957). Maar ook aan het eind van zijn carrière deed hij nog van zich spreken met bijvoorbeeld ‘Het signaal’ (1975), dat weer terugverwijst naar de doeken die hij rond de jaren dertig maakte en ‘De koorddanser III’ (1980) waarin hij zijn artistiek credo tracht te symboliseren.
Door zijn spel met symbolen en gelaagde betekenissen kan het werk van Koch niet eenduidig geïnterpreteerd worden. Zelf was hij zich daar terdege van bewust, getuige zijn uitspraak: ,,Een schilderij is een zelfbedieningswinkel. Ieder haalt eruit wat hem van pas komt.”
De overzichtstentoonstelling van Pyke Koch is nog t/m 14 mei te zien in Museum Boymans-van Beuningen.
‘De koorddanser III’, uit 1980 (Klik voor grotere foto)
Pyke Koch wordt gewoonlijk gezien als een vertegenwoordiger van het magisch realisme. Omdat hij heulde met Mussolini rustte er lange tijd een smet op zijn naam. Niettemin bouwde hij in zijn lange kunstenaarsleven een betrekkelijk klein, maar boeiend oeuvre op. Museum Boymans-van Beuningen wijdt momenteel een overzichtstentoonstelling aan zijn werk.
Sommige schilderijen hoef je maar één keer te zien en ze branden zich voor altijd op je netvlies. Opvallend aan het oeuvre van Pyke Koch (1901-1991) is dat bijna ieder doek een onuitwisbare indruk achterlaat. Hij schilderde verhoudingsgewijs niet veel, soms jaren achtereen in het geheel niet, maar wat hij maakte onlokte kunsthistoricus Carel Blotkamp de uitspraak dat hij één van de grootste Nederlandse schilders van deze eeuw is.
Daar zag het overigens in het begin van zijn leven niet naar uit. Koch had in zijn jeugd wel getekend, maar had niet de ambitie om er zijn beroep van te maken. Vooralsnog ging hij rechten studeren. Vlak voor zijn doctoraalexamen gaf hij er echter de brui aan en besloot hij van de ene dag op de andere schilder te worden.
Hij sloeg een aantal handboeken na over schildertechnieken, won wat advies in van schilders en maakte binnen een paar jaar naam als een veelbelovend kunstenaar. Zijn carrière liep zo voorspoedig dat Museum Boymans-van Beuningen op zijn dertigste al het monumentale schilderij ‘De Schiettent’ aankocht.
Koch onderscheidde zich van anderen doordat hij een fijnschilder was die zijn techniek ontleende aan die van oude meesters en Vlaamse primitieven. Aan abstracte kunst had hij een broertje dood. Wat dat betreft sloot zijn schilderkunst aan bij de Duitse Nieuwe Zakelijkheid (met Otto Dix en George Grosz als belangrijkste representanten) en bij andere Nederlandse magisch realisten, zoals Carel Willink.
Zelfkant
Voor de oorlog putte Koch veel inspiratie uit de zelfkant van het leven. Beroemd zijn vooral zijn vrouwenportretten zoals het ‘Portret van Asta Nielsen’ (1929). Koch was een groot liefhebber van film en de Deense actrice Asta Nielsen zou nog verschillende malen in zijn werk opduiken. Voor hem vertegenwoordigde zij, in zijn eigen woorden, de categorie ‘hard-boiled wijven’. Een soort oervrouwen die symbool stonden voor ongelimiteerde seksuele lustbevrediging. Het sterkst komt dat naar voren in het duistere doek ‘Bertha van Antwerpen’ (1931).
Van huis uit was Koch een politiek conservatief man en een cultuurpessimist. Dat was tijdens de donkere crisisjaren niet uitzonderlijk. Het boek ‘Der Untergang des Abendlandes’ van Oswald Spengler was in die jaren een veelgelezen bestseller. Koch ging echter net een stap te ver nadat hij na een Italiaanse reis aan het eind van de jaren dertig veel sympathie voor Mussolini begon te voelen.
Hoewel hij de fascistische thematiek slechts in een paar van zijn werken onverholen tot uitdrukking heeft gebracht (bijvoorbeeld in het ‘Zelfportret met zwarte band’ (1937) en ‘Marschgezang’ uit 1940) dragen andere werken er wel de sporen van. Zelfs het statige portret van zijn vrouw Jonvrouw Heddy de Geer (1940), lijkt een ode aan ‘De Nieuwe Mensch’.
Het werd Koch na de oorlog niet in dank afgenomen. Toch bleef hij rustig doorschilderen. Zijn werk werd onder invloed vanItaliaanse schilders als Andrea Mantegna en Pierro della Francesca zonniger en lichter van kleur. Wat bleef waren de raadselachtige, verstilde expressie en de erotische toespelingen. Een hoogtepunt bereikte hij in zijn schilderijen van ‘slangemensen’, zoals ‘De grote contorsioniste’ (1957). Maar ook aan het eind van zijn carrière deed hij nog van zich spreken met bijvoorbeeld ‘Het signaal’ (1975), dat weer terugverwijst naar de doeken die hij rond de jaren dertig maakte en ‘De koorddanser III’ (1980) waarin hij zijn artistiek credo tracht te symboliseren.
Door zijn spel met symbolen en gelaagde betekenissen kan het werk van Koch niet eenduidig geïnterpreteerd worden. Zelf was hij zich daar terdege van bewust, getuige zijn uitspraak: ,,Een schilderij is een zelfbedieningswinkel. Ieder haalt eruit wat hem van pas komt.”
De overzichtstentoonstelling van Pyke Koch is nog t/m 14 mei te zien in Museum Boymans-van Beuningen.
‘De koorddanser III’, uit 1980 (Klik voor grotere foto)
Comments are closed.