Opinion

De wetenschap struikelt vooruit

De ontwikkeling van de wetenschap lijkt op een glorieuze opeenvolging van kleine en grote ontdekkingen. In ‘Hidden histories of science’ valt dat beeld in duigen.

De voortgang is grillig en hangt af van veel toeval en geluk.


(
Klik voor grotere foto)

De Duitse fysicus en fysioloog H.L.F. Helmholtz (1821-1894) vergeleek een wetenschapper eens met een bergbeklimmer. De berg kan alleen worden beklommen door trial and error, omdat een duidelijk zicht op de weg omhoog ontbreekt. Hij maakt valse starts, betreedt doodlopende paden, moet omkeren en opnieuw beginnen. Langzaam en moeizaam, met onnoemelijk veel fouten en correcties, gaat hij zigzaggend naar boven. Pas wanneer hij de top heeft bereikt, ziet hij dat er ook een directe route, ‘een koninklijke weg’, naar toe loopt.

Als we uit de vijf essays in ‘Hidden histories of science’ een conclusie kunnen trekken, dan is het wel dat deze metafoor niet alleen van toepassing is op de wetenschapper, maar ook op de wetenschap zelf. Achteraf gezien lijkt de ontwikkeling daarvan op een prachtig gebaande route die van de ene naar de andere ontdekking voert. In werkelijkheid is dat natuurlijk niet het geval en gaan er achter elke ontdekking vele miskleunen schuil. Hoewel deze vaak een belangrijke rol hebben gespeeld bij het tot stand komen van een ontdekking, komen ze er in de wetenschapsgeschiedenis meestal bekaaid vanaf.

In het boek staan daarvan prachtige voorbeelden. Zo gaat Jonathan Miller in op de geschiedenis van het Onbewuste. De ontdekking daarvan voert hem terug naar de achttiende-eeuwse arts Franz Anton Mesmer (1734-1815). Deze dacht dat de rotatie van hemellichamen invloed uitoefent op de menselijke psyche, net zoals de maan de getijden van de oceanen bepaalt. Het zenuwstelsel zou onderworpen zijn aan ‘dierlijk magnetisme’. Door met zijn handen langdurig over het lichaam van een patiënt te strijken, zonder het aan te raken, zou hij genezen van zijn geestelijke kwalen. De grootste kans daarop bestond wanneer de patiënt in trance kwam. In Wenen kreeg hij veel kritiek te verduren, maar gevlucht naar Parijs werd de cult van het dierlijke magnetisme al snel een hype.
Evolutie

Meer dan een halve eeuw later formuleerde de Schotse chirurg James Braid dat de trance waarin deze patiënten werden gebracht het gevolg was van ‘hypnose’, waarin de wil tijdelijk is uitgeschakeld. Dat fenomeen leidde twee andere wetenschappers, Benjamin Carpenter en Thomas Laycock, naar het bestaan van het Onbewuste. De inhoud daarvan was volgens hen ontoegankelijk, omdat het ons anders zou belemmeren in ons functioneren. Dat is een iets andere betekenis die het later in de psychoanalyse zou krijgen, namelijk een soort reservoir van verdrongen ervaringen. Het duurde tot de jarenvijftig voordat het in zijn eerste en nu weer relevante betekenis opgeld deed. Dat gebeurde toen de werking van de menselijke hersenen werd vergeleken met die van een computer.

Hoe iets wordt ontdekt, daarna in de vergetelheid raakt en later weer een belangrijke rol gaat spelen in de wetenschap, daarvan geeft ook Oliver Sacks een aantal voorbeelden. In het kort laat hij bijvoorbeeld zien hoe het syndroom van Gilles de la Tourette, dat beschreven is in 1880, in de eerste helft van de twintigste eeuw compleet van de aardbodem was verdwenen. Pas met de introductie van effectieve geneesmiddelen in de jaren zestig dook het syndroom ineens weer overal op.

Het enige hoofdstuk dat in deze leeswaardige bundel uit de toon valt, maar zeker niet minder interessant, is dat van Stephen Jay Gould. Hij betreurt het dat wetenschappelijke inzichten soms verkeerd worden gevisualiseerd. Een notoir voorbeeld uit zijn eigen vakgebied is de weergave van de evolutie. Ten onrechte wordt deze vaak voorgesteld als een progressieve, lineaire ontwikkeling die culmineert in de Homo sapiens. Tegenwoordig duiken zulke plaatjes vooral op in de reclame. Meestal zien we een serie primaten die steeds meer rechtop lopen. De laatste is steevast een zakenman met een laptop onder zijn arm.

In een advertentie voor een weekblad werd het onlangs omgedraaid. Als u ons niet leest degenereert u binnen de kortste tijd tot een aap, luidde de boodschap van de cartoon. Het geeft een onjuiste voorstelling van zaken, maar dat doen reclames wel vaker.

‘Hidden histories of science’ is uitgegeven door Granta Books, ISBN 1 86207 005 9, prijs 33,90 gulden.

,

De ontwikkeling van de wetenschap lijkt op een glorieuze opeenvolging van kleine en grote ontdekkingen. In ‘Hidden histories of science’ valt dat beeld in duigen. De voortgang is grillig en hangt af van veel toeval en geluk.


(
Klik voor grotere foto)

De Duitse fysicus en fysioloog H.L.F. Helmholtz (1821-1894) vergeleek een wetenschapper eens met een bergbeklimmer. De berg kan alleen worden beklommen door trial and error, omdat een duidelijk zicht op de weg omhoog ontbreekt. Hij maakt valse starts, betreedt doodlopende paden, moet omkeren en opnieuw beginnen. Langzaam en moeizaam, met onnoemelijk veel fouten en correcties, gaat hij zigzaggend naar boven. Pas wanneer hij de top heeft bereikt, ziet hij dat er ook een directe route, ‘een koninklijke weg’, naar toe loopt.

Als we uit de vijf essays in ‘Hidden histories of science’ een conclusie kunnen trekken, dan is het wel dat deze metafoor niet alleen van toepassing is op de wetenschapper, maar ook op de wetenschap zelf. Achteraf gezien lijkt de ontwikkeling daarvan op een prachtig gebaande route die van de ene naar de andere ontdekking voert. In werkelijkheid is dat natuurlijk niet het geval en gaan er achter elke ontdekking vele miskleunen schuil. Hoewel deze vaak een belangrijke rol hebben gespeeld bij het tot stand komen van een ontdekking, komen ze er in de wetenschapsgeschiedenis meestal bekaaid vanaf.

In het boek staan daarvan prachtige voorbeelden. Zo gaat Jonathan Miller in op de geschiedenis van het Onbewuste. De ontdekking daarvan voert hem terug naar de achttiende-eeuwse arts Franz Anton Mesmer (1734-1815). Deze dacht dat de rotatie van hemellichamen invloed uitoefent op de menselijke psyche, net zoals de maan de getijden van de oceanen bepaalt. Het zenuwstelsel zou onderworpen zijn aan ‘dierlijk magnetisme’. Door met zijn handen langdurig over het lichaam van een patiënt te strijken, zonder het aan te raken, zou hij genezen van zijn geestelijke kwalen. De grootste kans daarop bestond wanneer de patiënt in trance kwam. In Wenen kreeg hij veel kritiek te verduren, maar gevlucht naar Parijs werd de cult van het dierlijke magnetisme al snel een hype.
Evolutie

Meer dan een halve eeuw later formuleerde de Schotse chirurg James Braid dat de trance waarin deze patiënten werden gebracht het gevolg was van ‘hypnose’, waarin de wil tijdelijk is uitgeschakeld. Dat fenomeen leidde twee andere wetenschappers, Benjamin Carpenter en Thomas Laycock, naar het bestaan van het Onbewuste. De inhoud daarvan was volgens hen ontoegankelijk, omdat het ons anders zou belemmeren in ons functioneren. Dat is een iets andere betekenis die het later in de psychoanalyse zou krijgen, namelijk een soort reservoir van verdrongen ervaringen. Het duurde tot de jarenvijftig voordat het in zijn eerste en nu weer relevante betekenis opgeld deed. Dat gebeurde toen de werking van de menselijke hersenen werd vergeleken met die van een computer.

Hoe iets wordt ontdekt, daarna in de vergetelheid raakt en later weer een belangrijke rol gaat spelen in de wetenschap, daarvan geeft ook Oliver Sacks een aantal voorbeelden. In het kort laat hij bijvoorbeeld zien hoe het syndroom van Gilles de la Tourette, dat beschreven is in 1880, in de eerste helft van de twintigste eeuw compleet van de aardbodem was verdwenen. Pas met de introductie van effectieve geneesmiddelen in de jaren zestig dook het syndroom ineens weer overal op.

Het enige hoofdstuk dat in deze leeswaardige bundel uit de toon valt, maar zeker niet minder interessant, is dat van Stephen Jay Gould. Hij betreurt het dat wetenschappelijke inzichten soms verkeerd worden gevisualiseerd. Een notoir voorbeeld uit zijn eigen vakgebied is de weergave van de evolutie. Ten onrechte wordt deze vaak voorgesteld als een progressieve, lineaire ontwikkeling die culmineert in de Homo sapiens. Tegenwoordig duiken zulke plaatjes vooral op in de reclame. Meestal zien we een serie primaten die steeds meer rechtop lopen. De laatste is steevast een zakenman met een laptop onder zijn arm.

In een advertentie voor een weekblad werd het onlangs omgedraaid. Als u ons niet leest degenereert u binnen de kortste tijd tot een aap, luidde de boodschap van de cartoon. Het geeft een onjuiste voorstelling van zaken, maar dat doen reclames wel vaker.

‘Hidden histories of science’ is uitgegeven door Granta Books, ISBN 1 86207 005 9, prijs 33,90 gulden.

De ontwikkeling van de wetenschap lijkt op een glorieuze opeenvolging van kleine en grote ontdekkingen. In ‘Hidden histories of science’ valt dat beeld in duigen. De voortgang is grillig en hangt af van veel toeval en geluk.


(
Klik voor grotere foto)

De Duitse fysicus en fysioloog H.L.F. Helmholtz (1821-1894) vergeleek een wetenschapper eens met een bergbeklimmer. De berg kan alleen worden beklommen door trial and error, omdat een duidelijk zicht op de weg omhoog ontbreekt. Hij maakt valse starts, betreedt doodlopende paden, moet omkeren en opnieuw beginnen. Langzaam en moeizaam, met onnoemelijk veel fouten en correcties, gaat hij zigzaggend naar boven. Pas wanneer hij de top heeft bereikt, ziet hij dat er ook een directe route, ‘een koninklijke weg’, naar toe loopt.

Als we uit de vijf essays in ‘Hidden histories of science’ een conclusie kunnen trekken, dan is het wel dat deze metafoor niet alleen van toepassing is op de wetenschapper, maar ook op de wetenschap zelf. Achteraf gezien lijkt de ontwikkeling daarvan op een prachtig gebaande route die van de ene naar de andere ontdekking voert. In werkelijkheid is dat natuurlijk niet het geval en gaan er achter elke ontdekking vele miskleunen schuil. Hoewel deze vaak een belangrijke rol hebben gespeeld bij het tot stand komen van een ontdekking, komen ze er in de wetenschapsgeschiedenis meestal bekaaid vanaf.

In het boek staan daarvan prachtige voorbeelden. Zo gaat Jonathan Miller in op de geschiedenis van het Onbewuste. De ontdekking daarvan voert hem terug naar de achttiende-eeuwse arts Franz Anton Mesmer (1734-1815). Deze dacht dat de rotatie van hemellichamen invloed uitoefent op de menselijke psyche, net zoals de maan de getijden van de oceanen bepaalt. Het zenuwstelsel zou onderworpen zijn aan ‘dierlijk magnetisme’. Door met zijn handen langdurig over het lichaam van een patiënt te strijken, zonder het aan te raken, zou hij genezen van zijn geestelijke kwalen. De grootste kans daarop bestond wanneer de patiënt in trance kwam. In Wenen kreeg hij veel kritiek te verduren, maar gevlucht naar Parijs werd de cult van het dierlijke magnetisme al snel een hype.
Evolutie

Meer dan een halve eeuw later formuleerde de Schotse chirurg James Braid dat de trance waarin deze patiënten werden gebracht het gevolg was van ‘hypnose’, waarin de wil tijdelijk is uitgeschakeld. Dat fenomeen leidde twee andere wetenschappers, Benjamin Carpenter en Thomas Laycock, naar het bestaan van het Onbewuste. De inhoud daarvan was volgens hen ontoegankelijk, omdat het ons anders zou belemmeren in ons functioneren. Dat is een iets andere betekenis die het later in de psychoanalyse zou krijgen, namelijk een soort reservoir van verdrongen ervaringen. Het duurde tot de jarenvijftig voordat het in zijn eerste en nu weer relevante betekenis opgeld deed. Dat gebeurde toen de werking van de menselijke hersenen werd vergeleken met die van een computer.

Hoe iets wordt ontdekt, daarna in de vergetelheid raakt en later weer een belangrijke rol gaat spelen in de wetenschap, daarvan geeft ook Oliver Sacks een aantal voorbeelden. In het kort laat hij bijvoorbeeld zien hoe het syndroom van Gilles de la Tourette, dat beschreven is in 1880, in de eerste helft van de twintigste eeuw compleet van de aardbodem was verdwenen. Pas met de introductie van effectieve geneesmiddelen in de jaren zestig dook het syndroom ineens weer overal op.

Het enige hoofdstuk dat in deze leeswaardige bundel uit de toon valt, maar zeker niet minder interessant, is dat van Stephen Jay Gould. Hij betreurt het dat wetenschappelijke inzichten soms verkeerd worden gevisualiseerd. Een notoir voorbeeld uit zijn eigen vakgebied is de weergave van de evolutie. Ten onrechte wordt deze vaak voorgesteld als een progressieve, lineaire ontwikkeling die culmineert in de Homo sapiens. Tegenwoordig duiken zulke plaatjes vooral op in de reclame. Meestal zien we een serie primaten die steeds meer rechtop lopen. De laatste is steevast een zakenman met een laptop onder zijn arm.

In een advertentie voor een weekblad werd het onlangs omgedraaid. Als u ons niet leest degenereert u binnen de kortste tijd tot een aap, luidde de boodschap van de cartoon. Het geeft een onjuiste voorstelling van zaken, maar dat doen reclames wel vaker.

‘Hidden histories of science’ is uitgegeven door Granta Books, ISBN 1 86207 005 9, prijs 33,90 gulden.

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.