Je zou zeggen dat over Leonardo da Vinci zo onderhand alles wel verteld is. Drie waterbouwkundigen vonden echter een nieuwe insteek. Inderdaad, waterbouw.
Leonardo da Vinci is vermoedelijk in de eerste plaats bekend als de schilder van de Mona Lisa, en daarna als bedenker van talloze mechanische apparaten, van vliegtuigen tot onderzeeërs. Biografieën gaan uiteraard ook in op zijn onderzoekende werk, vooral op het gebied van de anatomie. Water komt er daarbij redelijk bekaaid vanaf.
Wanneer water je beroep is, zoals in het geval van Laurent Pfister, Hubert Savenije en Fabricio Fenicia (de laatste twee zijn werkzaam aan de TU Delft), wil je natuurlijk wel eens wat meer weten over Da Vinci’s inzichten. Tenslotte was hij een van de eersten, die zich empirisch in water verdiepten. De weerslag van het onderzoek van het drietal staat in het boek ‘Leonardo da Vinci’s water theory’. Dit verscheen bij de International Association of Hydrological Sciences (IAHS) en ligt niet in de boekwinkel.
De auteurs speculeren dat Leonardo’s belangstelling voor de (destructieve) kracht van water al vroeg gewekt werd omdat hij in zijn jeugd grote overstromingen meemaakte. De vele tekeningen van woeste waterpartijen, te vinden in zijn onvoltooide manuscript over water, zouden daarvan getuigen.
Van dat manuscript zijn diverse kopieën in omloop, die niet exact overeenkomen of volledig zijn. Voor dit boek zijn ze allemaal geraadpleegd. Zo ontstaat een coherent beeld van Leonardo’s ideeën over water. De meeste daarvan zijn inmiddels achterhaald, maar de logica waarmee Leonardo tot zijn conclusies kwam, gebaseerd op de feiten zoals hij ze kende, is niettemin interessant genoeg. Pfister, Savenije en Fenicia spitten ze tot in detail uit, vooral rond de thema’s atmosfeer, geologie, de watercyclus en bewegend water.
Leonardo’s belangstelling voor de atmosfeer hing sterk samen met zijn verlangen een vliegmachine te maken. Daarvoor moest hij begrijpen wat stabiele meteorologische omstandigheden waren. Hij wist dat lucht bestaat uit gasmoleculen, die zonlicht weerkaatsen, waardoor de lucht blauw lijkt, en dat de luchtdruk afneemt naar mate je hoger in de bergen komt. Anderzijds dacht hij ook dat water altijd ander water opzoekt en dat dit de reden is waarom regen naar beneden valt. Daarin volgde hij de Arestoteliaanse theorie dat de vier elementen aarde, water, lucht en vuur er een voorkeur voor hebben in die volgorde van binnen naar buiten geordend te zijn.
Dat was ook de grondslag voor zijn geologische gedachten. Een van de problemen die hij meende te moeten oplossen, was dat de aarde op veel plekken duidelijk boven het water uitsteekt. Zijn theorie was dat de wereld ooit geheel bedekt was met water, maar dat door erosie de onderliggende aarde in beweging is geraakt en er daardoor op sommige plekken bovenuit steekt. Op die manier ook zouden fossielen hoog in de bergen beland zijn, niet als gevolg van de bijbelse zondvloed. Erosie was een voortdurende kracht, waardoor de bovenlagen van de aarde afslijten en nieuwe stukken omhoog geduwd worden.
Eenzelfde cyclus kende water ook: zon verdampt het water, regen brengt het terug naar de oppervlakte. Leonardo dacht echter dat de zon niet krachtig genoeg was om deze cyclus aan te drijven en bedacht daarom een aanvullende energiebron in de vuurlaag boven de lucht. Hij bedacht verschillende instrumenten om windsnelheden en regenval te meten.
In die cyclus beweegt het water, en Leonardo spande zich in om te begrijpen hoe en waarom, met als belangrijkste doelen betere bescherming tegen overstroming en minder gevaren voor de scheepvaart op rivieren. In die zin
was hij veel meer een ingenieur dan een wetenschapper: hij redeneerde altijd vanuit de toepassing, op zoek naar de kennis die hij daarvoor nodig had.
Uit de nauwgezette onderzoekingen van ‘Leonard da Vinci’s water theory’ komt Leonardo naar voren als een origineel denker, wiens inzichten geplaatst in zijn tijd nog altijd heel veel bewondering verdienen. Dit is een degelijk boek, geschreven in een stijl die meandert tussen toegankelijk en overdreven precies, maar je moet wel behoorlijk in water of Da Vinci geïnteresseerd zijn om het van kaft tot kaft te lezen.
Laurent Pfister, Hubert Savenije en Fabricio Fenicia, ‘Leonardo da Vinci’s water theory; on the origin and fate of water’. IAHS, pp. 94.
Het in de hockeycompetitie debuterende Scoop was zondag tegen Schoonhoven, na vijf verliespartijen, dicht bij de eerste punten. De in fris appelgroen gestoken studentenploeg speelde op het sportcentrum de gecreëerde kansen echter niet goed uit. De met slechts tien man opererende bezoekers gingen er met een krappe 1-0 zege vandoor. De damesploeg van Scoop stond na de wedstrijd tegen Saxenburg eveneens met lege handen. De koploper veegde met 6-1 de vloer aan met de TU-studentes die het met één punt uit zes duels nauwelijks beter doen dan de heren. Verdedigster Lisa de Gee houdt moed: “Volgende week gaan we winnen. Dat zeggen we elke week, maar het gaat een keer lukken.”
Minstens zo beroerd gaat het, sportief gezien, met de rugbysters van Thor. De gouden tijden van de twaalfvoudige landskampioen lijken voorbij, gezien de rampzalige cijfers op de huidige ranglijst: vijf keer gespeeld, vijf keer verloren en slechts één (bonus)punt. Ook het thuisduel met Diok ging verloren (10-20). Verder dan de twee try’s van Anne Bennett en Fanny Ruiter kwam de gastploeg niet. “We hadden precies vijftien speelsters”, verklaarde laatstgenoemde de nederlaag. “Net genoeg voor een complete veldbezetting. Er vielen twee speelsters geblesseerd uit, van wie een al vroeg in de wedstrijd.” Hoofdoorzaken van de terugval zijn volgens Ruiter enkele langdurige blessuregevallen en het inpassen van nieuwe speelsters. “Onze doelstelling dit jaar is niet de landstitel, maar zorgen dat we niet degraderen naar de B-poule. We zitten in een opbouwfase waarin de nieuwe meiden ervaring moeten opdoen.” Een ander probleem is de aankomende selectie voor het Nederlands sevens-team in voorbereiding op het WK in Dubai, eind maart. “Waarschijnlijk zitten daar drie of vier speelsters van ons bij. Die zijn wij kwijt tot april. De vraag is of we dan überhaupt nog een compleet team kunnen opstellen”, somberde Ruiter.
Wordt er nog ergens gewonnen? Jazeker. Tennisvereniging Obvius vierde zaterdag driedubbel feest, nadat het eerste, tweede én derde gemengde team kampioen waren geworden in de najaarscompetitie. “Eigenlijk zoals vooraf verwacht”, reageerde wedstrijdcommissaris Melchior van Wessem nuchter.
Nog geen kampioen, maar wel een goed begin voor de debuterende handbalsters van DSHV Torius. In sporthal Kerkpolder klopten zij Northa met 17-14. Torius bestaat achttien jaar, maar deed nooit eerder mee aan de competitie. “We hebben de handen ineengeslagen met burgerclub EDH, zodat we naast de gebruikelijke toernooien ‘echte wedstrijden’ kunnen spelen”, vertelt bestuurslid Sylvia Looijestijn. Binnen Torius was de animo onder de dames zo groot, dat zij een eigen team konden vormen onder de naam EDH-Torius. Trainer/coach Dennis Mulder sprak hen toe in de rust. “Dat was voor ons een compleet nieuwe ervaring.” De peptalk werkte, want de studentes liepen na de pauze van 8-8 uit naar een paar punten voorsprong, die niet meer uit handen werd gegeven.
Comments are closed.