Opinion

De vonk slaat over

Rustig aan, dacht ik, geen twee slokken tegelijk. Het draaide in mijn hoofd. De stem van Nellie, de torrenfreak, vrat zich een weg door mijn hersens: laat de problemen bij hun eigenaren.

Ik wist me geen raad met haar advies. Zes weken speurde ik naar de oorzaken van ontevredenheid in de kelders. Overal waar ik kwam, klonk gemor. Nergens kreeg ik een vinger achter de problemen. Laat de problemen bij hun eigenaren, zei Nellie. De mensen willen wat te klagen hebben, maar ze zijn best tevreden. Als jij naar andermans problemen zoekt, ben je eigenlijk ontevreden over jezelf. Vang iets zinnigs aan met je leven: red de tor!

Ik nam nog een slok uit de zakflacon van meneer Costeau. Hele goede rum. Red de tor, stop het ruisen in de buizen. Wat bizar dat ik dat geluid niet eerder gehoord had! Nu hoorde ik constant het zachte gezoem als achtergrondgeluid. In sommige gangen was het minder, maar nergens verdween het helemaal. Speurend naar de bron belandde ik in een doodlopende gang op de min-negentiende verdieping. Achter een deur met bliksemschichten erop geschilderd pruttelde en knerpte het ongedurig. Vonken lichtten op in het halfduister. Tussen trossen kabels en een groot prikbord vol stekkers en pluggen was een man van grove proporties bezig een mijnwerkerslamp op zijn voorhoofd te bevestigen. Ik nam nog een slokje.

,,Wadoetu?” vroeg ik.

,,Wablief?” Hij was zo doof als een katoenpluis.

,,Hallo!” riep ik. De man hield een hand bij zijn oor.

,, Wadoetu? ”

,,Wat ik doe? Stommiteiten uithalen. Ik zeg het maar eerlijk, anders lieg ik. Geef mij ook eens een slok.”

De man dronk. Ik zag losse snoeren in zijn handen hangen, pluggen in zijn borstzak, tangen aan zijn riem. Zijn lamp zwaaide een bundel licht door de hal. Buizenkluwens waaierden naar alle kanten uit. Ik meende verwarmingsbuizen te herkennen, telefoonsnoeren, elektriciteitskabels misschien.

,,Lekker spul. He, hoor jij ook iets? Sorry, ik moet even pluggen.” Hij draaide zijn oor naar het prikbord, trok er een snoer uit, stak hem terug in een ander gat. Ik hoorde geen verschil, een constante mist van zoem en ruis hing rond ons.

,,Ikhoornies”, zei ik. Ik voelde dat mijn tong dubbelsloeg. Nog een laatste slok, dacht ik, dan stop ik de fles weg.

,,Nee, ik hoor ook geen verschil. Stommiteiten, stommiteiten.

Ik had het zo mooi op orde. Doodstil was het hier. Maar nee, een man als ik kan het toch niet laten, ik streef naar perfectie. Wilt u het weten? Ach wat. Ik wissel twee pluggen om. Het ruisen begint weer. Fout, denk ik, snel ze weer terugwisselen. Maar welke twee waren het? Net als bij dat spelletje, memorie. Ik trek twee pluggen uit het bord, het zijn niet de goede. Ik steek ze terug, het ruisen wordt nog harder, het galmt door in de verwarmingsbuizen. Tot op de gang is het te horen. Ik raak in paniek, voor ik het weet sta ik met vijftig losse snoeren in mijn hand en nog is het niet stil. Vonken slaan over tussen de pluggen. Dat was twee maanden geleden. Nu heb ik alle combinaties geprobeerd,misschien wel twintig keer. Het houdt niet op. Geef mij ook nog maar een slok.”

,,Waazijnzzevoor, die znoere?”

De man kijkt me aan, zijn mijnwerkerslamp schijnt recht in mijn gezicht. Ik zie niets dan licht, ik hoor niets dan ruisen. Een licht zo wit als de zon, ruisen zo kalm als de zee. Mijn god, wat verlang ik ineens naar een straaltje daglicht, een briesje ongefilterde lucht. Ik zet de fles aan mijn mond.

,,Geen idee. Ik weet niet waar die snoeren voor zijn. Ze zijn er om vanaf te blijven, denk ik. Het is als het zenuwcentrum van een levend wezen. Met elke plug die ik hier uittrek, valt op een van de verdiepingen misschien een functie uit. Deze universiteit is een organisme van een omvang waar wij geen overzicht over kunnen hebben. Als we daaraan rommelen, verstoren we het evenwicht, dat heb ik nu wel begrepen. Mag ik jou een raad geven, een algemeen advies? Als je iets niet doorziet, blijf er dan met je vingers vanaf.”

Zijn woorden laten een vonk overspringen in mijn hoofd. De vloer komt in golven op me af. Licht, lucht, geluid sterven weg. Als laatste voel ik de harde klap van mijn hoofd tegen het prikbord, dan vult de wereld zich met zwart dons.

Rustig aan, dacht ik, geen twee slokken tegelijk. Het draaide in mijn hoofd. De stem van Nellie, de torrenfreak, vrat zich een weg door mijn hersens: laat de problemen bij hun eigenaren. Ik wist me geen raad met haar advies. Zes weken speurde ik naar de oorzaken van ontevredenheid in de kelders. Overal waar ik kwam, klonk gemor. Nergens kreeg ik een vinger achter de problemen. Laat de problemen bij hun eigenaren, zei Nellie. De mensen willen wat te klagen hebben, maar ze zijn best tevreden. Als jij naar andermans problemen zoekt, ben je eigenlijk ontevreden over jezelf. Vang iets zinnigs aan met je leven: red de tor!

Ik nam nog een slok uit de zakflacon van meneer Costeau. Hele goede rum. Red de tor, stop het ruisen in de buizen. Wat bizar dat ik dat geluid niet eerder gehoord had! Nu hoorde ik constant het zachte gezoem als achtergrondgeluid. In sommige gangen was het minder, maar nergens verdween het helemaal. Speurend naar de bron belandde ik in een doodlopende gang op de min-negentiende verdieping. Achter een deur met bliksemschichten erop geschilderd pruttelde en knerpte het ongedurig. Vonken lichtten op in het halfduister. Tussen trossen kabels en een groot prikbord vol stekkers en pluggen was een man van grove proporties bezig een mijnwerkerslamp op zijn voorhoofd te bevestigen. Ik nam nog een slokje.

,,Wadoetu?” vroeg ik.

,,Wablief?” Hij was zo doof als een katoenpluis.

,,Hallo!” riep ik. De man hield een hand bij zijn oor.

,, Wadoetu? ”

,,Wat ik doe? Stommiteiten uithalen. Ik zeg het maar eerlijk, anders lieg ik. Geef mij ook eens een slok.”

De man dronk. Ik zag losse snoeren in zijn handen hangen, pluggen in zijn borstzak, tangen aan zijn riem. Zijn lamp zwaaide een bundel licht door de hal. Buizenkluwens waaierden naar alle kanten uit. Ik meende verwarmingsbuizen te herkennen, telefoonsnoeren, elektriciteitskabels misschien.

,,Lekker spul. He, hoor jij ook iets? Sorry, ik moet even pluggen.” Hij draaide zijn oor naar het prikbord, trok er een snoer uit, stak hem terug in een ander gat. Ik hoorde geen verschil, een constante mist van zoem en ruis hing rond ons.

,,Ikhoornies”, zei ik. Ik voelde dat mijn tong dubbelsloeg. Nog een laatste slok, dacht ik, dan stop ik de fles weg.

,,Nee, ik hoor ook geen verschil. Stommiteiten, stommiteiten.

Ik had het zo mooi op orde. Doodstil was het hier. Maar nee, een man als ik kan het toch niet laten, ik streef naar perfectie. Wilt u het weten? Ach wat. Ik wissel twee pluggen om. Het ruisen begint weer. Fout, denk ik, snel ze weer terugwisselen. Maar welke twee waren het? Net als bij dat spelletje, memorie. Ik trek twee pluggen uit het bord, het zijn niet de goede. Ik steek ze terug, het ruisen wordt nog harder, het galmt door in de verwarmingsbuizen. Tot op de gang is het te horen. Ik raak in paniek, voor ik het weet sta ik met vijftig losse snoeren in mijn hand en nog is het niet stil. Vonken slaan over tussen de pluggen. Dat was twee maanden geleden. Nu heb ik alle combinaties geprobeerd,misschien wel twintig keer. Het houdt niet op. Geef mij ook nog maar een slok.”

,,Waazijnzzevoor, die znoere?”

De man kijkt me aan, zijn mijnwerkerslamp schijnt recht in mijn gezicht. Ik zie niets dan licht, ik hoor niets dan ruisen. Een licht zo wit als de zon, ruisen zo kalm als de zee. Mijn god, wat verlang ik ineens naar een straaltje daglicht, een briesje ongefilterde lucht. Ik zet de fles aan mijn mond.

,,Geen idee. Ik weet niet waar die snoeren voor zijn. Ze zijn er om vanaf te blijven, denk ik. Het is als het zenuwcentrum van een levend wezen. Met elke plug die ik hier uittrek, valt op een van de verdiepingen misschien een functie uit. Deze universiteit is een organisme van een omvang waar wij geen overzicht over kunnen hebben. Als we daaraan rommelen, verstoren we het evenwicht, dat heb ik nu wel begrepen. Mag ik jou een raad geven, een algemeen advies? Als je iets niet doorziet, blijf er dan met je vingers vanaf.”

Zijn woorden laten een vonk overspringen in mijn hoofd. De vloer komt in golven op me af. Licht, lucht, geluid sterven weg. Als laatste voel ik de harde klap van mijn hoofd tegen het prikbord, dan vult de wereld zich met zwart dons.

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.