Campus

De universiteit als aardewerkfabriek

De minister heft zijn handen bezwerend ten hemel: nee, de universiteiten zullen in de toekomst niet worden bestuurd door dictators. Hij heeft de schijn echter tegen.

Zijn wetsvoorstel lijkt een poging om de greep op de universiteiten te versterken. ,,Zometeen zitten er alleen nog ambtenaren in de besturen. Terwijl je de steun van hoogleraren niet kunt missen.”

Een verrassing was het zeker niet, dat Ritzen het bestuur van de universiteiten wil ,,stroomlijnen”. De boze reacties over de ,,afbraak van de universitaire democratie” waren eveneens voorspelbaar. Nu raadsleden de complete tekst van het wetsvoorstel hebben gelezen en die hebben laten bezinken, wordt hun pas goed duidelijk hoe fors de minister ingrijpt. Zo fors, dat zelfs de meest harmonieuze verhouding tussen college van bestuur en universiteitsraad geen garantie is dat die niet zal omslaan in een vechtcultuur.

Niet alleen ontneemt de minister de universiteits- en faculteitsraden hun status van bestuursorgaan en geeft hij hun daarvoor instemmings- en adviesrechten terug. Hij schept tegelijkertijd een getrapt stelsel waarmee hij de gang van zaken bij een universiteit vergaand onder controle krijgt. Ritzen presenteert een blauwdruk. Dat is in elk geval de conclusie van bijvoorbeeld M.L. van der Heijden, lid van de universiteitsraad in Leiden.

Zelf benadrukt Ritzen in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel dat de Raad van Toezicht, die boven het college van bestuur komt te staan, ,,van een afstand toezicht houdt” en ,,geen vooruitgeschoven post is van de overheid”. Anders dan de Stichtingsbesturen van de drie bijzondere universiteiten nu (de KUN in Nijmegen, de KUB in Tilburg en de VU in Amsterdam) mag dèze Raad geen knopen doorhakken als college van bestuur en universiteitsraad-nieuwe stijl het niet met elkaar eens worden. Overigens zal die nieuwe universiteitsraad dan medezeggenschaps- of ondernemingsraad heten.
Twijfels

Toch bestaan er sterke twijfels. Het college van bestuur moet verantwoording afleggen aan de Raad van Toezicht. De Raad is belast met de goedkeuring van onder meer het instellingsplan, de begroting en het jaarverslag. Ook mag de Raad van Toezicht zich bemoeien met belangrijke besluiten van het college over opleidingen en de samenwerking met derden. Voor al deze taken is de Raad uitsluitend verantwoording verschuldigd aan de minister.

Ritzen lijkt dus wel degelijk te streven naar meer invloed op de universiteiten. De wijze waarop de bestuurders hun positie verwerven neemt voor sommigen elke twijfel weg. De minister benoemt voor elke universiteit een Raad van Toezicht. Deze benoemt het college van bestuur, dat op zijn beurt defaculteitsdecaan of het faculteitsbestuur aanwijst. Er loopt met andere woorden een rechtstreekse lijn van de minister tot in de faculteit, die door geen van de bestaande raden kan worden onderbroken.

De goed geïnformeerde voorzitter van de universiteitsraad in Utrecht, C.T.M. Kuijpers, is ,,zeer cynisch”. ,,We worden zeer kwetsbaar voor opgelegde benoemingen. Nergens in het wetsvoorstel staat dat er mensen uit de wereld van onderwijs en onderzoek in de Raad van Toezicht moeten worden benoemd. Het is dus mogelijk dat het louter topambtenaren worden. Bijvoorbeeld ambtenaren die worden wegbezuinigd bij de ministeries. De cultuur om vooral ambtenaren aan te stellen bestaat al. Hoeveel oud-hoogleraren zitten in de colleges van bestuur?”
Kloof

Meer ambtenaren op hoge bestuursposten betekent een vergroting van de kloof tussen bestuur en werkvloer. Besluiten kunnen misschien wel sneller worden genomen omdat de tegenstander buitenspel staat, maar de uitvoering wordt een stuk onzekerder. De literatuur daarover is duidelijk, zegt Kuijpers. Het betekent dat hoogleraren op zoek gaan naar omwegen om onwelgevallige besluiten van ‘daarboven’ te omzeilen. ,,Niet voor niets zitten er drie hoogleraren in de Utrechtse universiteitsraad.”

Hoe terecht is de angst dat de Raad van Toezicht zich als een lastige, om niet te zeggen gevaarlijke bemoeial gaat opstellen? Het fenomeen is nieuw voor negen van de tien openbare universiteiten. Voor hen is het wetsvoorstel bedoeld. De drie bijzondere universiteiten hebben hun eigen bestuursvorm, al dient die volgens de wet de openbare universiteiten te volgen. Afwijkingen zijn toegestaan voor zover zij kunnen worden beargumenteerd met hun ‘bijzondere aard’. Op dit moment hebben de drie bijzondere instellingen een Stichtings- of verenigingsbestuur. Bij de KUB en de VU houdt dat zich netjes op de achtergrond. In Nijmegen ligt dat anders. Daar moest de u-raad twee jaar geleden macht inleveren.

,,De u-raad was te log, te groot en er speelden te veel deelbelangen. Als het college zwak was, verdeelden de fracties de buit”, kijkt hoogleraar functieleer prof.dr. J.M.H. Vossen terug. Hij verliet de Nijmeegse raad in mei. Sinds de instelling van de eerste u-raad in 1969 had Vossen daar in totaal twintig jaar doorgebracht. Het Stichtingsbestuur kreeg de rol van scheidsrechter voor het geval college van bestuur en raad het niet met elkaar eens konden worden.

Werkt de nieuwe structuur in Nijmegen? Tot nog toe werd slechts één maal de hulp van het Stichtingsbestuur ingeroepen. College en raad werden het eind 1994 niet eens over de vraag of de raad het recht van amendement had. De raad meende van wel, en kreeg gelijk van het Stichtingsbestuur.
Periferie

Volgens Vossen zorgt de aanwezigheid van het Stichtingsbestuur in Nijmegen voor een redelijk evenwicht tussen college en raad. De raad weet dat hij niet te ver kan gaan omdat altijdonzeker is wat het Stichtingsbestuur doet. En het college past er eveneens voor om de zaak op de spits te drijven. Vossen: ,,Als een bestuurder te vaak de hulp van het Stichtingsbestuur inroept, wordt hij aangeschoten wild. Dan brand je af. Elke keer is de vraag weer: hoeveel water doe je in de wijn.”

Daarmee is de Nijmeegse vernieuwing nog geen succes. Als een raad niet meer kan meebesturen, moet hij volgens Vossen meer mogelijkheden krijgen om het college te controleren. Maar de benodigde informatie komt onvoldoende door. ,,Zo kan de raad in de periferie belanden. Dat is gevaarlijk. Je kunt een universiteit niet besturen als een aardewerkfabriek. Je moet het personeel betrokken houden.”

Als enige openbare instelling had de Rijksuniversiteit Leiden (RUL) het afgelopen jaar te maken met een Raad van Toezicht. Deze werd vorig jaar zomer ingesteld door staatssecretaris Cohen, nadat de harmonieuze verhouding tussen college en raad in Leiden was stukgelopen. Aanleiding was een bouwschandaal waarbij de voorzitter van het college, mr. C.P.C.M. Oomen, uiteindelijk het veld moest ruimen. De universiteitsraad mocht slechts nog adviseren aan de Raad van Toezicht. Een andere situatie dan Ritzen zich voorstelt, maar volgens Leidse raadsleden wel een goed voorbeeld van hoe het niet moet.

Raadslid Van der Heijden noemt de kwestie Arbeid en Gezondheid. De universiteitsraad was tegen een subsidie voor deze nieuwe afstudeerrichting bij Psychologie. Het college van bestuur was voor, en stapte naar de Raad van Toezicht. Deze steunde het college. Van der Heijden: ,,Waarom, dat bleef onduidelijk.” Van der Heijden was met name geïrriteerd over het feit dat de Raad van Toezicht zich indringend bemoeide met het onderwijs aan de Leidse universiteit. ,,Zo’n raad kan dus een enorme invloed uitoefenen.”
Onder druk

,,De openbaarheid van de besluitvorming komt onder druk te staan”, is de eerste ervaring die bij een ander Leids raadslid, dr. H. Jousma, naar boven komt. Vooral als de universiteitsraad in de toekomst minder bevoegdheden krijgt, wordt de situatie penibel. Ook, omdat het de vraag is of de leden van de Raad van Toezicht wel altijd weten waar het over gaat. Het feit dat zij buitenstaander zijn, geeft hun het voordeel van een frisse, onbevangen blik. Maar dat kan volgens Jousma net zo goed verkeerd uitpakken als zij niet over dezelfde informatie beschikken als de huidige u-raad. Weten zij wel precies wat er aan de hand is?

Sterker nog, in Leiden is het vermoeden gerezen dat ook een Raad van Toezicht niet ongevoelig is voor beïnvloeding van buitenaf. Lobbys. Het was volgens betrokkenen niet toevallig dat de Raad kritische vragen stelde over de gedwongen verhuizing van de vakgroep Sterrenkunde. Zat in de Raad niet de Utrechtse astronoom prof.dr. H. van der Laan? Met vertraging werd alsnog tot de verhuizing besloten. Zo’n Raad is dus niet altijd zo efficiënt, aldus Jousma.

De zorgen over de toekomstige invloed van personeel en studenten worden nog versterkt doordat minister Ritzen de instelling van een ondernemingsraad (OR) mogelijk maakt. Dat is nog een graadje erger dan een medezeggenschapsraad. Personeel en studenten zitten dan elk in een apart orgaan, datoverlegt met het college van bestuur. In Delft heeft het college van bestuur al eens de wens uitgesproken om een OR in te stellen en deze zomer is een begin gemaakt met daadwerkelijke onderhandelingen daarover met de vakbonden. Ook de collegevoorzitter van de Universiteit van Amsterdam, drs. J.K. Gevers, is naar verluidt warm voorstander van een OR.

In Leiden heeft de Studenten Groepering Leiden het initiatief genomen tot een alternatief voorstel, waarvoor het landelijk steun probeert te krijgen. De universiteitsraad behoudt in dat voorstel zijn rol als medebestuurder, maar zal rekening moeten houden met een Raad van Toezicht die het laatste woord heeft in geval van een conflict met het college van bestuur. De u-raad krijgt wel een belangrijke rol in de samenstelling van de Raad van Toezicht. Ook wil de SGL de u-raad verkleinen. Minder, maar harder werkende raadsleden zijn volgens de SGL effectiever.

De SGL hoopt dat de Tweede Kamer het stuk aangrijpt om Ritzen bij te sturen. ,,Roepen dat het allemaal slecht is, haalt niets uit”, zegt SGL-fractielid Jeroen Vugts. ,,En dat we minister Ritzen zelf op andere gedachten kunnen brengen, is uitgesloten. Die man is zó overtuigd van zijn eigen gelijk.” (HOP/P.E.)


Figuur 1 Ter gelegenheid van de driehonderdste vergadering van de universiteitsraad, enige jaren geleden, werd gedemonsteerd voor de democratische rechten. Het betrof echter een sketch van enige raadsleden zelf …

Pieter Evelein

De minister heft zijn handen bezwerend ten hemel: nee, de universiteiten zullen in de toekomst niet worden bestuurd door dictators. Hij heeft de schijn echter tegen. Zijn wetsvoorstel lijkt een poging om de greep op de universiteiten te versterken. ,,Zometeen zitten er alleen nog ambtenaren in de besturen. Terwijl je de steun van hoogleraren niet kunt missen.”

Een verrassing was het zeker niet, dat Ritzen het bestuur van de universiteiten wil ,,stroomlijnen”. De boze reacties over de ,,afbraak van de universitaire democratie” waren eveneens voorspelbaar. Nu raadsleden de complete tekst van het wetsvoorstel hebben gelezen en die hebben laten bezinken, wordt hun pas goed duidelijk hoe fors de minister ingrijpt. Zo fors, dat zelfs de meest harmonieuze verhouding tussen college van bestuur en universiteitsraad geen garantie is dat die niet zal omslaan in een vechtcultuur.

Niet alleen ontneemt de minister de universiteits- en faculteitsraden hun status van bestuursorgaan en geeft hij hun daarvoor instemmings- en adviesrechten terug. Hij schept tegelijkertijd een getrapt stelsel waarmee hij de gang van zaken bij een universiteit vergaand onder controle krijgt. Ritzen presenteert een blauwdruk. Dat is in elk geval de conclusie van bijvoorbeeld M.L. van der Heijden, lid van de universiteitsraad in Leiden.

Zelf benadrukt Ritzen in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel dat de Raad van Toezicht, die boven het college van bestuur komt te staan, ,,van een afstand toezicht houdt” en ,,geen vooruitgeschoven post is van de overheid”. Anders dan de Stichtingsbesturen van de drie bijzondere universiteiten nu (de KUN in Nijmegen, de KUB in Tilburg en de VU in Amsterdam) mag dèze Raad geen knopen doorhakken als college van bestuur en universiteitsraad-nieuwe stijl het niet met elkaar eens worden. Overigens zal die nieuwe universiteitsraad dan medezeggenschaps- of ondernemingsraad heten.
Twijfels

Toch bestaan er sterke twijfels. Het college van bestuur moet verantwoording afleggen aan de Raad van Toezicht. De Raad is belast met de goedkeuring van onder meer het instellingsplan, de begroting en het jaarverslag. Ook mag de Raad van Toezicht zich bemoeien met belangrijke besluiten van het college over opleidingen en de samenwerking met derden. Voor al deze taken is de Raad uitsluitend verantwoording verschuldigd aan de minister.

Ritzen lijkt dus wel degelijk te streven naar meer invloed op de universiteiten. De wijze waarop de bestuurders hun positie verwerven neemt voor sommigen elke twijfel weg. De minister benoemt voor elke universiteit een Raad van Toezicht. Deze benoemt het college van bestuur, dat op zijn beurt defaculteitsdecaan of het faculteitsbestuur aanwijst. Er loopt met andere woorden een rechtstreekse lijn van de minister tot in de faculteit, die door geen van de bestaande raden kan worden onderbroken.

De goed geïnformeerde voorzitter van de universiteitsraad in Utrecht, C.T.M. Kuijpers, is ,,zeer cynisch”. ,,We worden zeer kwetsbaar voor opgelegde benoemingen. Nergens in het wetsvoorstel staat dat er mensen uit de wereld van onderwijs en onderzoek in de Raad van Toezicht moeten worden benoemd. Het is dus mogelijk dat het louter topambtenaren worden. Bijvoorbeeld ambtenaren die worden wegbezuinigd bij de ministeries. De cultuur om vooral ambtenaren aan te stellen bestaat al. Hoeveel oud-hoogleraren zitten in de colleges van bestuur?”
Kloof

Meer ambtenaren op hoge bestuursposten betekent een vergroting van de kloof tussen bestuur en werkvloer. Besluiten kunnen misschien wel sneller worden genomen omdat de tegenstander buitenspel staat, maar de uitvoering wordt een stuk onzekerder. De literatuur daarover is duidelijk, zegt Kuijpers. Het betekent dat hoogleraren op zoek gaan naar omwegen om onwelgevallige besluiten van ‘daarboven’ te omzeilen. ,,Niet voor niets zitten er drie hoogleraren in de Utrechtse universiteitsraad.”

Hoe terecht is de angst dat de Raad van Toezicht zich als een lastige, om niet te zeggen gevaarlijke bemoeial gaat opstellen? Het fenomeen is nieuw voor negen van de tien openbare universiteiten. Voor hen is het wetsvoorstel bedoeld. De drie bijzondere universiteiten hebben hun eigen bestuursvorm, al dient die volgens de wet de openbare universiteiten te volgen. Afwijkingen zijn toegestaan voor zover zij kunnen worden beargumenteerd met hun ‘bijzondere aard’. Op dit moment hebben de drie bijzondere instellingen een Stichtings- of verenigingsbestuur. Bij de KUB en de VU houdt dat zich netjes op de achtergrond. In Nijmegen ligt dat anders. Daar moest de u-raad twee jaar geleden macht inleveren.

,,De u-raad was te log, te groot en er speelden te veel deelbelangen. Als het college zwak was, verdeelden de fracties de buit”, kijkt hoogleraar functieleer prof.dr. J.M.H. Vossen terug. Hij verliet de Nijmeegse raad in mei. Sinds de instelling van de eerste u-raad in 1969 had Vossen daar in totaal twintig jaar doorgebracht. Het Stichtingsbestuur kreeg de rol van scheidsrechter voor het geval college van bestuur en raad het niet met elkaar eens konden worden.

Werkt de nieuwe structuur in Nijmegen? Tot nog toe werd slechts één maal de hulp van het Stichtingsbestuur ingeroepen. College en raad werden het eind 1994 niet eens over de vraag of de raad het recht van amendement had. De raad meende van wel, en kreeg gelijk van het Stichtingsbestuur.
Periferie

Volgens Vossen zorgt de aanwezigheid van het Stichtingsbestuur in Nijmegen voor een redelijk evenwicht tussen college en raad. De raad weet dat hij niet te ver kan gaan omdat altijdonzeker is wat het Stichtingsbestuur doet. En het college past er eveneens voor om de zaak op de spits te drijven. Vossen: ,,Als een bestuurder te vaak de hulp van het Stichtingsbestuur inroept, wordt hij aangeschoten wild. Dan brand je af. Elke keer is de vraag weer: hoeveel water doe je in de wijn.”

Daarmee is de Nijmeegse vernieuwing nog geen succes. Als een raad niet meer kan meebesturen, moet hij volgens Vossen meer mogelijkheden krijgen om het college te controleren. Maar de benodigde informatie komt onvoldoende door. ,,Zo kan de raad in de periferie belanden. Dat is gevaarlijk. Je kunt een universiteit niet besturen als een aardewerkfabriek. Je moet het personeel betrokken houden.”

Als enige openbare instelling had de Rijksuniversiteit Leiden (RUL) het afgelopen jaar te maken met een Raad van Toezicht. Deze werd vorig jaar zomer ingesteld door staatssecretaris Cohen, nadat de harmonieuze verhouding tussen college en raad in Leiden was stukgelopen. Aanleiding was een bouwschandaal waarbij de voorzitter van het college, mr. C.P.C.M. Oomen, uiteindelijk het veld moest ruimen. De universiteitsraad mocht slechts nog adviseren aan de Raad van Toezicht. Een andere situatie dan Ritzen zich voorstelt, maar volgens Leidse raadsleden wel een goed voorbeeld van hoe het niet moet.

Raadslid Van der Heijden noemt de kwestie Arbeid en Gezondheid. De universiteitsraad was tegen een subsidie voor deze nieuwe afstudeerrichting bij Psychologie. Het college van bestuur was voor, en stapte naar de Raad van Toezicht. Deze steunde het college. Van der Heijden: ,,Waarom, dat bleef onduidelijk.” Van der Heijden was met name geïrriteerd over het feit dat de Raad van Toezicht zich indringend bemoeide met het onderwijs aan de Leidse universiteit. ,,Zo’n raad kan dus een enorme invloed uitoefenen.”
Onder druk

,,De openbaarheid van de besluitvorming komt onder druk te staan”, is de eerste ervaring die bij een ander Leids raadslid, dr. H. Jousma, naar boven komt. Vooral als de universiteitsraad in de toekomst minder bevoegdheden krijgt, wordt de situatie penibel. Ook, omdat het de vraag is of de leden van de Raad van Toezicht wel altijd weten waar het over gaat. Het feit dat zij buitenstaander zijn, geeft hun het voordeel van een frisse, onbevangen blik. Maar dat kan volgens Jousma net zo goed verkeerd uitpakken als zij niet over dezelfde informatie beschikken als de huidige u-raad. Weten zij wel precies wat er aan de hand is?

Sterker nog, in Leiden is het vermoeden gerezen dat ook een Raad van Toezicht niet ongevoelig is voor beïnvloeding van buitenaf. Lobbys. Het was volgens betrokkenen niet toevallig dat de Raad kritische vragen stelde over de gedwongen verhuizing van de vakgroep Sterrenkunde. Zat in de Raad niet de Utrechtse astronoom prof.dr. H. van der Laan? Met vertraging werd alsnog tot de verhuizing besloten. Zo’n Raad is dus niet altijd zo efficiënt, aldus Jousma.

De zorgen over de toekomstige invloed van personeel en studenten worden nog versterkt doordat minister Ritzen de instelling van een ondernemingsraad (OR) mogelijk maakt. Dat is nog een graadje erger dan een medezeggenschapsraad. Personeel en studenten zitten dan elk in een apart orgaan, datoverlegt met het college van bestuur. In Delft heeft het college van bestuur al eens de wens uitgesproken om een OR in te stellen en deze zomer is een begin gemaakt met daadwerkelijke onderhandelingen daarover met de vakbonden. Ook de collegevoorzitter van de Universiteit van Amsterdam, drs. J.K. Gevers, is naar verluidt warm voorstander van een OR.

In Leiden heeft de Studenten Groepering Leiden het initiatief genomen tot een alternatief voorstel, waarvoor het landelijk steun probeert te krijgen. De universiteitsraad behoudt in dat voorstel zijn rol als medebestuurder, maar zal rekening moeten houden met een Raad van Toezicht die het laatste woord heeft in geval van een conflict met het college van bestuur. De u-raad krijgt wel een belangrijke rol in de samenstelling van de Raad van Toezicht. Ook wil de SGL de u-raad verkleinen. Minder, maar harder werkende raadsleden zijn volgens de SGL effectiever.

De SGL hoopt dat de Tweede Kamer het stuk aangrijpt om Ritzen bij te sturen. ,,Roepen dat het allemaal slecht is, haalt niets uit”, zegt SGL-fractielid Jeroen Vugts. ,,En dat we minister Ritzen zelf op andere gedachten kunnen brengen, is uitgesloten. Die man is zó overtuigd van zijn eigen gelijk.” (HOP/P.E.)


Figuur 1 Ter gelegenheid van de driehonderdste vergadering van de universiteitsraad, enige jaren geleden, werd gedemonsteerd voor de democratische rechten. Het betrof echter een sketch van enige raadsleden zelf …

Pieter Evelein

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.