Welke eigenschappen moet een goede wetenschapper hebben? Het klassieke antwoord is dat hij (m/v) vooral nieuwsgierig moet zijn. Het ideaalbeeld is een wetenschapper die als een soort ontdekkingsreiziger continu de grenzen van zijn vakgebied afstruint op zoek naar nieuwe inzichten.
Regelmatig hoor je ook dat er iets mis is met ons onderwijs. Alle kinderen zijn nieuwsgierig; waarom kiezen dan zo weinig kinderen later voor de wetenschap? Waarschijnlijk omdat je geen Spinozapremie krijgt door de hele dag “Waarom?” te roepen en achter vlinders aan te rennen.
Nieuwsgierigheid lijkt me een overschatte eigenschap. Het is meer iets voor mensen die dolgraag willen weten of de butler het gedaan heeft. Of waar de buurman zijn mooie jonge vriendin heeft opgedoken. Of wie de nieuwe verkering van Arie Boomsma is. Als wetenschapper heb je er niet heel veel aan. Hooguit helpt het je om de juiste vragen te vinden, maar daarna is er nog een heleboel meer nodig.
Ik was dan ook erg opgetogen toen ik sterrenkundige Vincent Icke eens hoorde briesen dat het in de wetenschap niet gaat om nieuwsgierigheid, maar om opmerkzaamheid. Een goede wetenschapper ziet dezelfde dingen die iedereen om zich heen ziet, maar ontdekt als enige dat daar iets bijzonders achter zit. Die opmerkzaamheid is de onderscheidende eigenschap. Zoals Isaac Asimov ooit schreef: de meest opwindende zin in de wetenschap is niet “Eureka”. Nieuwe ontdekkingen worden aangekondigd door: “Dat is grappig.” Je ziet dat er iets geks is, maar weet nog niet precies wat het is.
Het is makkelijk om te onderschatten hoe moeilijk het is om opmerkzaam te zijn. Oude ontdekkingen lijken achteraf zo logisch en voor de hand liggend dat je je bijna niet kunt voorstellen dat mensen dát niet wisten. De stelling van Pythagoras is met een klein tekeningetje kinderlijk eenvoudig te bewijzen. Maar zou je hem bedacht hebben als je niets van meetkunde had geweten? Ooit moet er één iemand als eerste gezegd hebben: “Kijk wat grappig, als je bij deze rechthoekige driehoek aan elk van de zijden een vierkant tekent, dan zijn deze twee vierkanten samen precies even groot als die grote daar. En bij deze driehoek werkt het ook al. Zou daar soms iets achter zitten?”
Met nieuwsgierigheid én opmerkzaamheid kom je als wetenschapper een heel eind. Toch vrees ik dat een moderne wetenschapper vooral realistisch moet zijn. Voor welk onderwerp is er geld beschikbaar? Welk onderzoek kan ik nog voor mijn postdoc-contract afloopt afronden? Wat kan ik doen binnen het budget dat mijn laboratorium heeft? Ik betwijfel of iemand die bij NWO een aanvraag indient om twintig jaar aan de Riemann-hypothese te werken, een beurs zal krijgen. Toch zou het mooi zijn als we een aantal getalenteerde wetenschappers een zak geld konden geven zonder dat ze precies moeten opschrijven wat ze van plan zijn te gaan ontdekken. Hun enige opdracht zou zijn: zorg dat je iets ziet dat niemand anders nog heeft gezien. De mooie publicaties en toepassingen volgen dan vanzelf wel.
Comments are closed.