Education

De TU’s van de patsers, ondernemers en boeren

De drie technische universiteiten in Nederland trekken steeds meer naar elkaar toe. Gezamenlijke projecten en topoverleg moeten de Nederlandse kenniseconomie nieuw leven in blazen.

Goed, dus organisatorisch is er veel samenwerking, maar wat hebben de TU’s uit het noord-oosten, westen en zuiden gemeen? Een onderzoek naar de cultuurverschillen.

Op een warme lentedag staan twee eerstejaars studenten voor een rood stoplicht. De volle, zware tas op hun rug trekt hun schouders naar achteren. Opeens kijken ze verschrikt op. Ze horen hoefgeklik op het asfalt steeds dichterbij komen. Even later staat de paardentram naast ze te wachten. Amerikaanse toeristen, met grote zonnebrillen en in korte broek, T-shirt en witte gympen, kijken verveeld naar buiten.

Alleen aan de TU Delft lopen studenten het risico om niet alleen auto’s tegen te komen, maar ook de paardentram. Of de DelftXpress, een treintje beschilderd met Delftsblauwe tegeltjes. Echt ver rijdt de paardentram overigens niet door. In de TU-wijk valt behalve de bibliotheek niets te zien, volgens de menner. In vergelijking met het imposante centrum van Delft is het net een lange kantoorgang met links en rechts de gebouwen als werkkamers. Dus slaan de paarden bij het gebouw met de uitstekende kegel resoluut linksaf, om het asfalt te verruilen voor de klinkers van de oude binnenstad.

Vrijwel alle studenten in Delft roemen de sfeer van de Delftse binnenstad, met de wirwar van kleine straatjes en Venetiaanse grachten. Maar over de TU-wijk zijn ze minder te spreken. “De gebouwen zijn hier oersaai en lelijk”, zegt Wessel Wikkerink resoluut. Hij is masterstudent transport, infrastructuur en logistiek. “Er zijn weinig open plekken waar je met vrienden kunt zitten. Als je iets wilt drinken, ga je naar de binnenstad. Hier blijf je niet hangen na college. Maar dat is niet zo erg, want het centrum is heel mooi.”

Op het dak van de TU-bibliotheek is het door het warme lenteweer wel goed toeven, volgens Leon van Kouwen. De eerstejaars student technische natuurkunde ligt relaxt achterover in het gras. Over de gebouwen van de TU-wijk is hij, op de aula na, te spreken. “De gebouwen van werktuigbouwkunde en industrieel ontwerpen zijn echt heel vet. Als ik daar langs loop geven ze mij het gevoel dat in Delft niet alleen de nieuwste technologie wordt onderwezen, maar dat ze ook wordt gebruikt. Maar met dit warme weer ga ik liever naar het Delftse Hout om met wat vrienden te hangen. Ik mis het wel, dat hier geen kroeg is waar je na college kunt blijven plakken. Met een terrasje bijvoorbeeld.”

Overwegingen om aan een andere universiteit te studeren had Van Kouwen nauwelijks. “Ik heb wel gekeken in Eindhoven, maar die stad vond ik veel minder gezellig dan Delft. De campus zag er daar ongeveer hetzelfde uit als hier, dus ik heb echt gekozen voor de stad. Ik ben opgegroeid in een klein dorp bij Nijmegen, en ik wilde in mijn studententijd graag bij grotere steden in de buurt wonen.”
Vogelgekwetter

Ver weg van die grote steden is de campus van Enschede. Een groter verschil met de drukke Mekelweg is nauwelijks denkbaar. In een slootje zwemt een meerkoet af en aan met voedsel in zijn snavel voor zijn pas uit het ei gekropen jongen. Ganzen waggelen langs de waterkant. Een kakofonie van vogelgekwetter is onafgebroken te horen. Uitbundig vertelt derdejaars psychologie Maarten Marsman over de campus. “Dit is toch eigenlijk de enige echte campus van Nederland? Ziet het er niet prachtig uit? Iedereen die hier loopt studeert hier, daardoor is er een grote saamhorigheid tussen de mensen. Hier wordt echt geleefd, dat maakt de UT anders dan de andere TU’s.”

Marsman was meteen verkocht toen hij de eerste keer het campusterrein op liep. Met trots spreekt hij over zijn universiteit, in een licht noordelijk accent. “Het is hier net Center Parcs. Je studeert in de bossen.” Hij wijst naar een terras aan een klein meer. Studenten drinken een koud glas cola onder een parasol. Ze houden aantekeningenblokken in de hand of tikken op hun laptops op tafel. De broekspijpen en mouwen zijn opgestroopt. In het midden van het meer staat een kerktoren, het kabbelende water slaat tegen de wijzerplaat. Duiven vliegen af en aan naar de klokkentoren, die nog net boven het water uitsteekt. Marsman: “Dit ziet er toch ongelooflijk gezellig uit?” Direct daarna voegt hij er aan toe: “Er wordt hier ook heel hard gestudeerd, hoor. Maar dan wel buiten.”

“Je gaat hier wel op kamers, maar je blijft in een natuurlijke, rustige omgeving”, zegt tiendejaars chemische technologie Carla Kruit. “Je komt veel vrienden hier steeds weer tegen, omdat alles dicht bij elkaar is.” Op de campus is een supermarkt en zelfs een kapper. In alles lijkt het op een bungalowpark of een klein dorp. Met studenten die door de bossen fietsen met studietassen achterop of de dagelijkse boodschappen.

In vergelijking met Delft, ligt de UT bijzonder rustiek. Het is er, op het vogelgefluit na, stil. En bij de UT heten de straten niet de Mekelweg of Mijnbouwstraat maar de Bosweg en Reelaan. Er rijden bijna geen auto’s en de enige paarden die langskomen zijn van ruiters en niet van de paardentram.

Van het in hun ogen drukke Delft moeten de Twentse studenten dan ook maar weinig hebben. “Ik vind het leuk om in Delft rond te kijken”, zegt Marsman. “Maar ik ben ook heel blij als ik er weer weg ben. Je ziet daar zoveel corpsballen en mensen die populair doen. Ik noem dat het Delft Blauw-principe, naar de serie op RTL5. Studenten die heel hip doen. Niks voor mij. Veel te overdreven.”

Ook Kruit spreekt Delft niet aan. “In Delft zie je veel meer mensen in pak lopen, de sfeer is gehaast. En in Eindhoven is geen greintje gezelligheid. Die stad is veel te industrieel. Afschuwelijk. Net een grote betonnen vloer.”

De eerste vooroordelen zijn gevallen. Aan de TU Delft studeren de heertjes. ‘Patsers’, volgens de studenten in Eindhoven en Enschede. De reden om voor een studie in Delft, Eindhoven of Enschede te kiezen draait om meer dan de inhoud van de studie alleen. Het zegt, volgens de studenten aan de universiteiten, ook wat over je karakter.

De UT ligt landelijker dan de TU’s in Eindhoven en Delft, die op loopafstand van het centrum liggen. In de buurt van Enschede liggen geen grote steden. In Eindhoven en Delft worden de studenten van de UT daarom vaak als boeren gezien. In Enschede halen de studenten laconiek de schouders op. “Misschien klopt het wel een beetje”, zegt Marsman. “Er komen hier wel veel studenten uit de omgeving.” Maar ‘boer’ ziet hij niet als een grote belediging, eerder als een geuzennaam.

Ook de Delftenaren voelen zich niet aangesproken als ‘patser’. Hoewel ze niet helemaal ontkennen dat er niets van klopt. “Studenten staan hier wel bekend om de Delftse botheid”, zegt Suzanne de Lange, tweedejaars civiele techniek. “Ik merk dat studenten van andere universiteiten wel eens schrikken van het drukke en stoere gedrag van de jongens hier.”

Studenten van de TU Delft en UT omschrijven hun collega-studenten aan de TU Eindhoven op hun beurt weer als ondernemers of industriëlen. Eindhoven is toch vooral de stad van Philips, waar de ingenieurs met een zakelijk instinct vandaan komen. Saai is dan vaak het eerste woord dat valt in Enschede en Delft over de TU/e. Koen Verbruggen, eerstejaars student intelligent design, geeft ze met een grote glimlach gelijk. “‘s Avonds is het hier uitgestorven. Er gebeurt helemaal niets. Enschede is wat dat betreft veel mooier, daar hangt wel sfeer. Het ziet er bijna uit als bij een festival.” Maar echt overwogen om er te gaan studeren heeft Verbruggen niet. Daarvoor lag Enschede toch te afgelegen. Delft vindt hij te druk.

Op het Eindhovense Simon Stevinplein, ingeklemd tussen de hoge universiteitsgebouwen Vertigo (Bouwkunde), het hoofdgebouw en het auditorium, trappen jongens een balletje in de lentezon. Jassen en tassen doen dienst als doelpalen. “Hier hangen een Brabantse sfeer en mentaliteit”, zegt zesdejaars student scheikundige technologie Ruud Kerst. “Hier is niet het heel drukke van de Randstad, maar meer het gemoedelijk van Brabant. Dat was voor mij een belangrijke reden om hier te gaan studeren.” Verbuggen vult hem aan: “Het is hier gezelliger dan in Delft. Studenten en docenten gaan veel minder zakelijk met elkaar om. Dat is echt de Brabantse sfeer.”

Ook de interesse van de studenten ligt aan iedere universiteit anders, volgens Kerst. “Hier ligt de nadruk op management en ondernemerschap. Ik heb het idee dat in Delft meer diepgravend wetenschappelijk onderzoek wordt gedaan. In Eindhoven zijn studenten heel praktisch ingesteld. Dat komt natuurlijk ook door het bedrijfsleven uit de buurt. Want de invloed van Philips is heel groot. Je krijgt er gemakkelijk toegang, er worden veel stages aangeboden.”

Dat de drie TU’s samenwerken, zegt de studenten maar weinig. Ze vinden het ‘prima’, maar een echte voorstelling kunnen ze zich er niet goed bij maken. Daarvoor liggen de universiteiten toch te ver bij elkaar vandaan. Met de trein ben je naar de campus in Enschede al gauw drie uur onderweg vanuit Delft en naar Eindhoven anderhalf uur. Maar ook in hun belevenis staan de patsers, boeren en ondernemers nog ver bij elkaar vandaan.

‘Saai’ is vaak het eerste woord dat valt in Enschede en Delft over de TU Eindhoven. “Eindhoven is vooral de stad van Philips, waar de ingenieurs met een zakelijk instinct vandaan komen. ‘s Avonds is het er uitgestorven. Er gebeurt helemaal niets.”

Sfeervol studeren in Twente. “Dit ziet er toch ongelooflijk gezellig uit? Er wordt hier ook heel hard gestudeerd, hoor. Maar dan wel buiten.”

“De gebouwen van de TU Delft zijn oersaai en lelijk.” (Foto’s: Nout Steenkamp/FMAX)

Op een warme lentedag staan twee eerstejaars studenten voor een rood stoplicht. De volle, zware tas op hun rug trekt hun schouders naar achteren. Opeens kijken ze verschrikt op. Ze horen hoefgeklik op het asfalt steeds dichterbij komen. Even later staat de paardentram naast ze te wachten. Amerikaanse toeristen, met grote zonnebrillen en in korte broek, T-shirt en witte gympen, kijken verveeld naar buiten.

Alleen aan de TU Delft lopen studenten het risico om niet alleen auto’s tegen te komen, maar ook de paardentram. Of de DelftXpress, een treintje beschilderd met Delftsblauwe tegeltjes. Echt ver rijdt de paardentram overigens niet door. In de TU-wijk valt behalve de bibliotheek niets te zien, volgens de menner. In vergelijking met het imposante centrum van Delft is het net een lange kantoorgang met links en rechts de gebouwen als werkkamers. Dus slaan de paarden bij het gebouw met de uitstekende kegel resoluut linksaf, om het asfalt te verruilen voor de klinkers van de oude binnenstad.

Vrijwel alle studenten in Delft roemen de sfeer van de Delftse binnenstad, met de wirwar van kleine straatjes en Venetiaanse grachten. Maar over de TU-wijk zijn ze minder te spreken. “De gebouwen zijn hier oersaai en lelijk”, zegt Wessel Wikkerink resoluut. Hij is masterstudent transport, infrastructuur en logistiek. “Er zijn weinig open plekken waar je met vrienden kunt zitten. Als je iets wilt drinken, ga je naar de binnenstad. Hier blijf je niet hangen na college. Maar dat is niet zo erg, want het centrum is heel mooi.”

Op het dak van de TU-bibliotheek is het door het warme lenteweer wel goed toeven, volgens Leon van Kouwen. De eerstejaars student technische natuurkunde ligt relaxt achterover in het gras. Over de gebouwen van de TU-wijk is hij, op de aula na, te spreken. “De gebouwen van werktuigbouwkunde en industrieel ontwerpen zijn echt heel vet. Als ik daar langs loop geven ze mij het gevoel dat in Delft niet alleen de nieuwste technologie wordt onderwezen, maar dat ze ook wordt gebruikt. Maar met dit warme weer ga ik liever naar het Delftse Hout om met wat vrienden te hangen. Ik mis het wel, dat hier geen kroeg is waar je na college kunt blijven plakken. Met een terrasje bijvoorbeeld.”

Overwegingen om aan een andere universiteit te studeren had Van Kouwen nauwelijks. “Ik heb wel gekeken in Eindhoven, maar die stad vond ik veel minder gezellig dan Delft. De campus zag er daar ongeveer hetzelfde uit als hier, dus ik heb echt gekozen voor de stad. Ik ben opgegroeid in een klein dorp bij Nijmegen, en ik wilde in mijn studententijd graag bij grotere steden in de buurt wonen.”
Vogelgekwetter

Ver weg van die grote steden is de campus van Enschede. Een groter verschil met de drukke Mekelweg is nauwelijks denkbaar. In een slootje zwemt een meerkoet af en aan met voedsel in zijn snavel voor zijn pas uit het ei gekropen jongen. Ganzen waggelen langs de waterkant. Een kakofonie van vogelgekwetter is onafgebroken te horen. Uitbundig vertelt derdejaars psychologie Maarten Marsman over de campus. “Dit is toch eigenlijk de enige echte campus van Nederland? Ziet het er niet prachtig uit? Iedereen die hier loopt studeert hier, daardoor is er een grote saamhorigheid tussen de mensen. Hier wordt echt geleefd, dat maakt de UT anders dan de andere TU’s.”

Marsman was meteen verkocht toen hij de eerste keer het campusterrein op liep. Met trots spreekt hij over zijn universiteit, in een licht noordelijk accent. “Het is hier net Center Parcs. Je studeert in de bossen.” Hij wijst naar een terras aan een klein meer. Studenten drinken een koud glas cola onder een parasol. Ze houden aantekeningenblokken in de hand of tikken op hun laptops op tafel. De broekspijpen en mouwen zijn opgestroopt. In het midden van het meer staat een kerktoren, het kabbelende water slaat tegen de wijzerplaat. Duiven vliegen af en aan naar de klokkentoren, die nog net boven het water uitsteekt. Marsman: “Dit ziet er toch ongelooflijk gezellig uit?” Direct daarna voegt hij er aan toe: “Er wordt hier ook heel hard gestudeerd, hoor. Maar dan wel buiten.”

“Je gaat hier wel op kamers, maar je blijft in een natuurlijke, rustige omgeving”, zegt tiendejaars chemische technologie Carla Kruit. “Je komt veel vrienden hier steeds weer tegen, omdat alles dicht bij elkaar is.” Op de campus is een supermarkt en zelfs een kapper. In alles lijkt het op een bungalowpark of een klein dorp. Met studenten die door de bossen fietsen met studietassen achterop of de dagelijkse boodschappen.

In vergelijking met Delft, ligt de UT bijzonder rustiek. Het is er, op het vogelgefluit na, stil. En bij de UT heten de straten niet de Mekelweg of Mijnbouwstraat maar de Bosweg en Reelaan. Er rijden bijna geen auto’s en de enige paarden die langskomen zijn van ruiters en niet van de paardentram.

Van het in hun ogen drukke Delft moeten de Twentse studenten dan ook maar weinig hebben. “Ik vind het leuk om in Delft rond te kijken”, zegt Marsman. “Maar ik ben ook heel blij als ik er weer weg ben. Je ziet daar zoveel corpsballen en mensen die populair doen. Ik noem dat het Delft Blauw-principe, naar de serie op RTL5. Studenten die heel hip doen. Niks voor mij. Veel te overdreven.”

Ook Kruit spreekt Delft niet aan. “In Delft zie je veel meer mensen in pak lopen, de sfeer is gehaast. En in Eindhoven is geen greintje gezelligheid. Die stad is veel te industrieel. Afschuwelijk. Net een grote betonnen vloer.”

De eerste vooroordelen zijn gevallen. Aan de TU Delft studeren de heertjes. ‘Patsers’, volgens de studenten in Eindhoven en Enschede. De reden om voor een studie in Delft, Eindhoven of Enschede te kiezen draait om meer dan de inhoud van de studie alleen. Het zegt, volgens de studenten aan de universiteiten, ook wat over je karakter.

De UT ligt landelijker dan de TU’s in Eindhoven en Delft, die op loopafstand van het centrum liggen. In de buurt van Enschede liggen geen grote steden. In Eindhoven en Delft worden de studenten van de UT daarom vaak als boeren gezien. In Enschede halen de studenten laconiek de schouders op. “Misschien klopt het wel een beetje”, zegt Marsman. “Er komen hier wel veel studenten uit de omgeving.” Maar ‘boer’ ziet hij niet als een grote belediging, eerder als een geuzennaam.

Ook de Delftenaren voelen zich niet aangesproken als ‘patser’. Hoewel ze niet helemaal ontkennen dat er niets van klopt. “Studenten staan hier wel bekend om de Delftse botheid”, zegt Suzanne de Lange, tweedejaars civiele techniek. “Ik merk dat studenten van andere universiteiten wel eens schrikken van het drukke en stoere gedrag van de jongens hier.”

Studenten van de TU Delft en UT omschrijven hun collega-studenten aan de TU Eindhoven op hun beurt weer als ondernemers of industriëlen. Eindhoven is toch vooral de stad van Philips, waar de ingenieurs met een zakelijk instinct vandaan komen. Saai is dan vaak het eerste woord dat valt in Enschede en Delft over de TU/e. Koen Verbruggen, eerstejaars student intelligent design, geeft ze met een grote glimlach gelijk. “‘s Avonds is het hier uitgestorven. Er gebeurt helemaal niets. Enschede is wat dat betreft veel mooier, daar hangt wel sfeer. Het ziet er bijna uit als bij een festival.” Maar echt overwogen om er te gaan studeren heeft Verbruggen niet. Daarvoor lag Enschede toch te afgelegen. Delft vindt hij te druk.

Op het Eindhovense Simon Stevinplein, ingeklemd tussen de hoge universiteitsgebouwen Vertigo (Bouwkunde), het hoofdgebouw en het auditorium, trappen jongens een balletje in de lentezon. Jassen en tassen doen dienst als doelpalen. “Hier hangen een Brabantse sfeer en mentaliteit”, zegt zesdejaars student scheikundige technologie Ruud Kerst. “Hier is niet het heel drukke van de Randstad, maar meer het gemoedelijk van Brabant. Dat was voor mij een belangrijke reden om hier te gaan studeren.” Verbuggen vult hem aan: “Het is hier gezelliger dan in Delft. Studenten en docenten gaan veel minder zakelijk met elkaar om. Dat is echt de Brabantse sfeer.”

Ook de interesse van de studenten ligt aan iedere universiteit anders, volgens Kerst. “Hier ligt de nadruk op management en ondernemerschap. Ik heb het idee dat in Delft meer diepgravend wetenschappelijk onderzoek wordt gedaan. In Eindhoven zijn studenten heel praktisch ingesteld. Dat komt natuurlijk ook door het bedrijfsleven uit de buurt. Want de invloed van Philips is heel groot. Je krijgt er gemakkelijk toegang, er worden veel stages aangeboden.”

Dat de drie TU’s samenwerken, zegt de studenten maar weinig. Ze vinden het ‘prima’, maar een echte voorstelling kunnen ze zich er niet goed bij maken. Daarvoor liggen de universiteiten toch te ver bij elkaar vandaan. Met de trein ben je naar de campus in Enschede al gauw drie uur onderweg vanuit Delft en naar Eindhoven anderhalf uur. Maar ook in hun belevenis staan de patsers, boeren en ondernemers nog ver bij elkaar vandaan.

‘Saai’ is vaak het eerste woord dat valt in Enschede en Delft over de TU Eindhoven. “Eindhoven is vooral de stad van Philips, waar de ingenieurs met een zakelijk instinct vandaan komen. ‘s Avonds is het er uitgestorven. Er gebeurt helemaal niets.”

Sfeervol studeren in Twente. “Dit ziet er toch ongelooflijk gezellig uit? Er wordt hier ook heel hard gestudeerd, hoor. Maar dan wel buiten.”

“De gebouwen van de TU Delft zijn oersaai en lelijk.” (Foto’s: Nout Steenkamp/FMAX)

Op een warme lentedag staan twee eerstejaars studenten voor een rood stoplicht. De volle, zware tas op hun rug trekt hun schouders naar achteren. Opeens kijken ze verschrikt op. Ze horen hoefgeklik op het asfalt steeds dichterbij komen. Even later staat de paardentram naast ze te wachten. Amerikaanse toeristen, met grote zonnebrillen en in korte broek, T-shirt en witte gympen, kijken verveeld naar buiten.

Alleen aan de TU Delft lopen studenten het risico om niet alleen auto’s tegen te komen, maar ook de paardentram. Of de DelftXpress, een treintje beschilderd met Delftsblauwe tegeltjes. Echt ver rijdt de paardentram overigens niet door. In de TU-wijk valt behalve de bibliotheek niets te zien, volgens de menner. In vergelijking met het imposante centrum van Delft is het net een lange kantoorgang met links en rechts de gebouwen als werkkamers. Dus slaan de paarden bij het gebouw met de uitstekende kegel resoluut linksaf, om het asfalt te verruilen voor de klinkers van de oude binnenstad.

Vrijwel alle studenten in Delft roemen de sfeer van de Delftse binnenstad, met de wirwar van kleine straatjes en Venetiaanse grachten. Maar over de TU-wijk zijn ze minder te spreken. “De gebouwen zijn hier oersaai en lelijk”, zegt Wessel Wikkerink resoluut. Hij is masterstudent transport, infrastructuur en logistiek. “Er zijn weinig open plekken waar je met vrienden kunt zitten. Als je iets wilt drinken, ga je naar de binnenstad. Hier blijf je niet hangen na college. Maar dat is niet zo erg, want het centrum is heel mooi.”

Op het dak van de TU-bibliotheek is het door het warme lenteweer wel goed toeven, volgens Leon van Kouwen. De eerstejaars student technische natuurkunde ligt relaxt achterover in het gras. Over de gebouwen van de TU-wijk is hij, op de aula na, te spreken. “De gebouwen van werktuigbouwkunde en industrieel ontwerpen zijn echt heel vet. Als ik daar langs loop geven ze mij het gevoel dat in Delft niet alleen de nieuwste technologie wordt onderwezen, maar dat ze ook wordt gebruikt. Maar met dit warme weer ga ik liever naar het Delftse Hout om met wat vrienden te hangen. Ik mis het wel, dat hier geen kroeg is waar je na college kunt blijven plakken. Met een terrasje bijvoorbeeld.”

Overwegingen om aan een andere universiteit te studeren had Van Kouwen nauwelijks. “Ik heb wel gekeken in Eindhoven, maar die stad vond ik veel minder gezellig dan Delft. De campus zag er daar ongeveer hetzelfde uit als hier, dus ik heb echt gekozen voor de stad. Ik ben opgegroeid in een klein dorp bij Nijmegen, en ik wilde in mijn studententijd graag bij grotere steden in de buurt wonen.”
Vogelgekwetter

Ver weg van die grote steden is de campus van Enschede. Een groter verschil met de drukke Mekelweg is nauwelijks denkbaar. In een slootje zwemt een meerkoet af en aan met voedsel in zijn snavel voor zijn pas uit het ei gekropen jongen. Ganzen waggelen langs de waterkant. Een kakofonie van vogelgekwetter is onafgebroken te horen. Uitbundig vertelt derdejaars psychologie Maarten Marsman over de campus. “Dit is toch eigenlijk de enige echte campus van Nederland? Ziet het er niet prachtig uit? Iedereen die hier loopt studeert hier, daardoor is er een grote saamhorigheid tussen de mensen. Hier wordt echt geleefd, dat maakt de UT anders dan de andere TU’s.”

Marsman was meteen verkocht toen hij de eerste keer het campusterrein op liep. Met trots spreekt hij over zijn universiteit, in een licht noordelijk accent. “Het is hier net Center Parcs. Je studeert in de bossen.” Hij wijst naar een terras aan een klein meer. Studenten drinken een koud glas cola onder een parasol. Ze houden aantekeningenblokken in de hand of tikken op hun laptops op tafel. De broekspijpen en mouwen zijn opgestroopt. In het midden van het meer staat een kerktoren, het kabbelende water slaat tegen de wijzerplaat. Duiven vliegen af en aan naar de klokkentoren, die nog net boven het water uitsteekt. Marsman: “Dit ziet er toch ongelooflijk gezellig uit?” Direct daarna voegt hij er aan toe: “Er wordt hier ook heel hard gestudeerd, hoor. Maar dan wel buiten.”

“Je gaat hier wel op kamers, maar je blijft in een natuurlijke, rustige omgeving”, zegt tiendejaars chemische technologie Carla Kruit. “Je komt veel vrienden hier steeds weer tegen, omdat alles dicht bij elkaar is.” Op de campus is een supermarkt en zelfs een kapper. In alles lijkt het op een bungalowpark of een klein dorp. Met studenten die door de bossen fietsen met studietassen achterop of de dagelijkse boodschappen.

In vergelijking met Delft, ligt de UT bijzonder rustiek. Het is er, op het vogelgefluit na, stil. En bij de UT heten de straten niet de Mekelweg of Mijnbouwstraat maar de Bosweg en Reelaan. Er rijden bijna geen auto’s en de enige paarden die langskomen zijn van ruiters en niet van de paardentram.

Van het in hun ogen drukke Delft moeten de Twentse studenten dan ook maar weinig hebben. “Ik vind het leuk om in Delft rond te kijken”, zegt Marsman. “Maar ik ben ook heel blij als ik er weer weg ben. Je ziet daar zoveel corpsballen en mensen die populair doen. Ik noem dat het Delft Blauw-principe, naar de serie op RTL5. Studenten die heel hip doen. Niks voor mij. Veel te overdreven.”

Ook Kruit spreekt Delft niet aan. “In Delft zie je veel meer mensen in pak lopen, de sfeer is gehaast. En in Eindhoven is geen greintje gezelligheid. Die stad is veel te industrieel. Afschuwelijk. Net een grote betonnen vloer.”

De eerste vooroordelen zijn gevallen. Aan de TU Delft studeren de heertjes. ‘Patsers’, volgens de studenten in Eindhoven en Enschede. De reden om voor een studie in Delft, Eindhoven of Enschede te kiezen draait om meer dan de inhoud van de studie alleen. Het zegt, volgens de studenten aan de universiteiten, ook wat over je karakter.

De UT ligt landelijker dan de TU’s in Eindhoven en Delft, die op loopafstand van het centrum liggen. In de buurt van Enschede liggen geen grote steden. In Eindhoven en Delft worden de studenten van de UT daarom vaak als boeren gezien. In Enschede halen de studenten laconiek de schouders op. “Misschien klopt het wel een beetje”, zegt Marsman. “Er komen hier wel veel studenten uit de omgeving.” Maar ‘boer’ ziet hij niet als een grote belediging, eerder als een geuzennaam.

Ook de Delftenaren voelen zich niet aangesproken als ‘patser’. Hoewel ze niet helemaal ontkennen dat er niets van klopt. “Studenten staan hier wel bekend om de Delftse botheid”, zegt Suzanne de Lange, tweedejaars civiele techniek. “Ik merk dat studenten van andere universiteiten wel eens schrikken van het drukke en stoere gedrag van de jongens hier.”

Studenten van de TU Delft en UT omschrijven hun collega-studenten aan de TU Eindhoven op hun beurt weer als ondernemers of industriëlen. Eindhoven is toch vooral de stad van Philips, waar de ingenieurs met een zakelijk instinct vandaan komen. Saai is dan vaak het eerste woord dat valt in Enschede en Delft over de TU/e. Koen Verbruggen, eerstejaars student intelligent design, geeft ze met een grote glimlach gelijk. “‘s Avonds is het hier uitgestorven. Er gebeurt helemaal niets. Enschede is wat dat betreft veel mooier, daar hangt wel sfeer. Het ziet er bijna uit als bij een festival.” Maar echt overwogen om er te gaan studeren heeft Verbruggen niet. Daarvoor lag Enschede toch te afgelegen. Delft vindt hij te druk.

Op het Eindhovense Simon Stevinplein, ingeklemd tussen de hoge universiteitsgebouwen Vertigo (Bouwkunde), het hoofdgebouw en het auditorium, trappen jongens een balletje in de lentezon. Jassen en tassen doen dienst als doelpalen. “Hier hangen een Brabantse sfeer en mentaliteit”, zegt zesdejaars student scheikundige technologie Ruud Kerst. “Hier is niet het heel drukke van de Randstad, maar meer het gemoedelijk van Brabant. Dat was voor mij een belangrijke reden om hier te gaan studeren.” Verbuggen vult hem aan: “Het is hier gezelliger dan in Delft. Studenten en docenten gaan veel minder zakelijk met elkaar om. Dat is echt de Brabantse sfeer.”

Ook de interesse van de studenten ligt aan iedere universiteit anders, volgens Kerst. “Hier ligt de nadruk op management en ondernemerschap. Ik heb het idee dat in Delft meer diepgravend wetenschappelijk onderzoek wordt gedaan. In Eindhoven zijn studenten heel praktisch ingesteld. Dat komt natuurlijk ook door het bedrijfsleven uit de buurt. Want de invloed van Philips is heel groot. Je krijgt er gemakkelijk toegang, er worden veel stages aangeboden.”

Dat de drie TU’s samenwerken, zegt de studenten maar weinig. Ze vinden het ‘prima’, maar een echte voorstelling kunnen ze zich er niet goed bij maken. Daarvoor liggen de universiteiten toch te ver bij elkaar vandaan. Met de trein ben je naar de campus in Enschede al gauw drie uur onderweg vanuit Delft en naar Eindhoven anderhalf uur. Maar ook in hun belevenis staan de patsers, boeren en ondernemers nog ver bij elkaar vandaan.

‘Saai’ is vaak het eerste woord dat valt in Enschede en Delft over de TU Eindhoven. “Eindhoven is vooral de stad van Philips, waar de ingenieurs met een zakelijk instinct vandaan komen. ‘s Avonds is het er uitgestorven. Er gebeurt helemaal niets.”

Sfeervol studeren in Twente. “Dit ziet er toch ongelooflijk gezellig uit? Er wordt hier ook heel hard gestudeerd, hoor. Maar dan wel buiten.”

“De gebouwen van de TU Delft zijn oersaai en lelijk.” (Foto’s: Nout Steenkamp/FMAX)

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.