Science

De TU zoekt het onderzoeksavontuur

De veelbesproken DIOC’s, Delftse interfacultaire onderzoekscentra, laten nog even op zich wachten. 1 Januari bleek niet haalbaar, waardoor 1 april als nieuwe startdatum is vastgesteld.

De betrokkenen zijn opgewonden over hun nieuwe avontuur. Critici vragen zich echter af wat er zo bijzonder is aan het fenomeen. En aan de rest van de TU heersen vraagtekens; wat is nou precies een DIOC?
Joyce Ouwerkerk

,,DIOC’s lijken nog het meest op de technologische topinstituten die onlangs door minister Wijers zijn benoemd, maar dan op Delftse schaal”, zegt prof.dr.ir. A.J. Berkhout. Hij is voorzitter van de Adviesraad Technologiebeleid Delft, kortweg ARTD, die het plan voor de interfacultaire onderzoekscentra ontwikkelde.

Een DIOC is een baksteenloos instituut. Flexibeler dan een onderzoekschool en per definitie multidisciplinair. Groepjes wetenschappers, verspreid over vakgroepen van diverse faculteiten, werken erin samen aan enkele centrale vraagstukken. De vraagstelling moet wetenschappelijk uitdagend zijn en een urgent maatschappelijk probleem betreffen. Om even oneerbiedig samen te vatten gaat het om wereldverbeterend onderzoek met een hoog ‘Willie-Wortelgehalte’.

De vraagstelling is het begin van een onderzoeksprogramma. Dat bestaat uit een verzameling samenhangende projecten waarin deelvragen worden opgelost. Een interfacultair onderzoekscentrum kan meer dan één programma bevatten, maar om te beginnen zijn het er maximaal twee.

Nodig voor het leiden van zo’n onderzoeksprogramma is allereerst een programmaleider: een succesvol technisch wetenschapper met ervaring in het leiden van groepen. ,,Deze champion is hoofdelijk aansprakelijk voor zijn programma en heeft vergaande operationele mandaat. Hij stelt projectleiders aan: jongere mensen die met hun groep promovendi en andere wetenschappers een project uitvoeren”, vertelt Berkhout.

De programmaleider is ook aanspreekpunt voor een DIOC. Deze rol was oorspronkelijk weggelegd bij de themaleiders, die de ideeën voor de onderzoekscentra tot nu toe gestalte hebben gegeven. De functie van themaleider is per 1 januari echter opgeheven.
Beoordelingscommissie

De gekozen onderzoeksthema’s blijven bestaan totdat ze niet langer actueel zijn. Het is mogelijk dat ze na verloop van tijd worden aangepast. Zolang een programma bestaat blijft in principe ook de programmaleider aan. Overige deelnemers aan interfacultaire onderzoekscentra variëren doordat projecten aflopen en nieuwe aanvangen. De programma’s worden elke vierjaar extern beoordeeld en indien nodig bijgesteld of beëindigd. Redenen daarvoor kunnen bijvoorbeeld magere resultaten zijn, of nieuwe ontwikkelingen in de samenleving.

Beoordeling van de nieuwe programmavoorstellen geschiedt door een internationale externe beoordelingscommissie die is samengesteld uit mensen uit het hele land, bijeengesprokkeld door de themaleiders zelf. Elk programma krijgt een gebruikerscommissie die ook een belangrijke stem heeft bij de verlenging.

De Adviesraad voor het Technologiebeleid in Delft, de bedenker van de DIOC’s, is de opvolger van de commissie-Beek. Het verschil tussen beide commissie zit in het niveau waarop gedacht en gewerkt wordt. Berkhout: ,,De commissie-Beek dacht op losse-projectniveau, de adviesraad op programmaniveau. Essentieel voor de interfacultaire onderzoekscentra is de samenhang tussen projecten.”
Aanpassing

,,Dit moderne denken op programmaniveau is een hele aanpassing voor de TU-gemeenschap. Het heeft even geduurd voordat de themaleiders doordrenkt waren van het feit dat de centrale vraagstelling het startpunt moest zijn van hun programma-invulling.” Ook de communicatielijnen van de twee commissies verschillen. Moest de commissie-Beek onderhandelen met de universiteitsraad, de raad van Berkhout rapporteert direct aan het college van bestuur.

In de praktijk blijkt wel dat het speerpuntenonderzoek van Beek inhoudelijk vrijwel dezelfde onderzoeksgebieden besloeg. Berkhout: ,,We blinken aan de TU uit in infrastructurele zaken. Het is dus niet verwonderlijk dat Beek ook in die richtingen stimuleerde.”

De commissie-Beek spendeerde gemiddeld zestien miljoen gulden per jaar aan onderzoekstimulering. De interfacultaire onderzoekscentra gaan per april met tien miljoen gulden beginnen (vanwege de verlate start), oplopend tot meer dan achttien miljoen per jaar in 1999. Berkhout: ,,Elk programma krijgt gemiddeld een startsom van rond de miljoen gulden uit deze centrale middelen. Het is de bedoeling dat we, zodra de interfacultaire centra op de rails staan, tegen het onderwijsministerie kunnen zeggen: ‘Kijk eens wat wij hier doen. Hebben jullie daar ook iets voor over?”’

De programmavoorstellen die op de volgende pagina’s beschreven staan, hebben reeds een eerste beoordeling door de Adviesraad voor het Technologiebeleid doorstaan. Vier van de negentien programma’s vielen toen af, waaronder het enige programma van het onderzoeksthema Water. Nu liggen ze bij de externe jury ter beoordeling. Naar verwachting zullen er nog een paar programma’s bijgeschaafd worden en vervalt misschien nog een enkeling.

De veelbesproken DIOC’s, Delftse interfacultaire onderzoekscentra, laten nog even op zich wachten. 1 Januari bleek niet haalbaar, waardoor 1 april als nieuwe startdatum is vastgesteld. De betrokkenen zijn opgewonden over hun nieuwe avontuur. Critici vragen zich echter af wat er zo bijzonder is aan het fenomeen. En aan de rest van de TU heersen vraagtekens; wat is nou precies een DIOC?
Joyce Ouwerkerk

,,DIOC’s lijken nog het meest op de technologische topinstituten die onlangs door minister Wijers zijn benoemd, maar dan op Delftse schaal”, zegt prof.dr.ir. A.J. Berkhout. Hij is voorzitter van de Adviesraad Technologiebeleid Delft, kortweg ARTD, die het plan voor de interfacultaire onderzoekscentra ontwikkelde.

Een DIOC is een baksteenloos instituut. Flexibeler dan een onderzoekschool en per definitie multidisciplinair. Groepjes wetenschappers, verspreid over vakgroepen van diverse faculteiten, werken erin samen aan enkele centrale vraagstukken. De vraagstelling moet wetenschappelijk uitdagend zijn en een urgent maatschappelijk probleem betreffen. Om even oneerbiedig samen te vatten gaat het om wereldverbeterend onderzoek met een hoog ‘Willie-Wortelgehalte’.

De vraagstelling is het begin van een onderzoeksprogramma. Dat bestaat uit een verzameling samenhangende projecten waarin deelvragen worden opgelost. Een interfacultair onderzoekscentrum kan meer dan één programma bevatten, maar om te beginnen zijn het er maximaal twee.

Nodig voor het leiden van zo’n onderzoeksprogramma is allereerst een programmaleider: een succesvol technisch wetenschapper met ervaring in het leiden van groepen. ,,Deze champion is hoofdelijk aansprakelijk voor zijn programma en heeft vergaande operationele mandaat. Hij stelt projectleiders aan: jongere mensen die met hun groep promovendi en andere wetenschappers een project uitvoeren”, vertelt Berkhout.

De programmaleider is ook aanspreekpunt voor een DIOC. Deze rol was oorspronkelijk weggelegd bij de themaleiders, die de ideeën voor de onderzoekscentra tot nu toe gestalte hebben gegeven. De functie van themaleider is per 1 januari echter opgeheven.
Beoordelingscommissie

De gekozen onderzoeksthema’s blijven bestaan totdat ze niet langer actueel zijn. Het is mogelijk dat ze na verloop van tijd worden aangepast. Zolang een programma bestaat blijft in principe ook de programmaleider aan. Overige deelnemers aan interfacultaire onderzoekscentra variëren doordat projecten aflopen en nieuwe aanvangen. De programma’s worden elke vierjaar extern beoordeeld en indien nodig bijgesteld of beëindigd. Redenen daarvoor kunnen bijvoorbeeld magere resultaten zijn, of nieuwe ontwikkelingen in de samenleving.

Beoordeling van de nieuwe programmavoorstellen geschiedt door een internationale externe beoordelingscommissie die is samengesteld uit mensen uit het hele land, bijeengesprokkeld door de themaleiders zelf. Elk programma krijgt een gebruikerscommissie die ook een belangrijke stem heeft bij de verlenging.

De Adviesraad voor het Technologiebeleid in Delft, de bedenker van de DIOC’s, is de opvolger van de commissie-Beek. Het verschil tussen beide commissie zit in het niveau waarop gedacht en gewerkt wordt. Berkhout: ,,De commissie-Beek dacht op losse-projectniveau, de adviesraad op programmaniveau. Essentieel voor de interfacultaire onderzoekscentra is de samenhang tussen projecten.”
Aanpassing

,,Dit moderne denken op programmaniveau is een hele aanpassing voor de TU-gemeenschap. Het heeft even geduurd voordat de themaleiders doordrenkt waren van het feit dat de centrale vraagstelling het startpunt moest zijn van hun programma-invulling.” Ook de communicatielijnen van de twee commissies verschillen. Moest de commissie-Beek onderhandelen met de universiteitsraad, de raad van Berkhout rapporteert direct aan het college van bestuur.

In de praktijk blijkt wel dat het speerpuntenonderzoek van Beek inhoudelijk vrijwel dezelfde onderzoeksgebieden besloeg. Berkhout: ,,We blinken aan de TU uit in infrastructurele zaken. Het is dus niet verwonderlijk dat Beek ook in die richtingen stimuleerde.”

De commissie-Beek spendeerde gemiddeld zestien miljoen gulden per jaar aan onderzoekstimulering. De interfacultaire onderzoekscentra gaan per april met tien miljoen gulden beginnen (vanwege de verlate start), oplopend tot meer dan achttien miljoen per jaar in 1999. Berkhout: ,,Elk programma krijgt gemiddeld een startsom van rond de miljoen gulden uit deze centrale middelen. Het is de bedoeling dat we, zodra de interfacultaire centra op de rails staan, tegen het onderwijsministerie kunnen zeggen: ‘Kijk eens wat wij hier doen. Hebben jullie daar ook iets voor over?”’

De programmavoorstellen die op de volgende pagina’s beschreven staan, hebben reeds een eerste beoordeling door de Adviesraad voor het Technologiebeleid doorstaan. Vier van de negentien programma’s vielen toen af, waaronder het enige programma van het onderzoeksthema Water. Nu liggen ze bij de externe jury ter beoordeling. Naar verwachting zullen er nog een paar programma’s bijgeschaafd worden en vervalt misschien nog een enkeling.

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.