Wie is er verantwoordelijk voor de kwaliteit van het onderwijs? Wat mag je van een docent verwachten en wat van een student? Het afgelopen jaar kwam de discussie over de kwaliteit van het onderwijs meermalen terug, ingeleid door een artikel van TU-docente Adrienne van den Bogaard in NRC Handelsblad.
br />
In Delta 25 van 1 september weer een column van gelijke strekking, dit keer van TU-docent Piet Westendorp. Staatssecretaris Rutte nodigt studenten uit om te demonstreren voor betere docenten, Westendorp vraagt docenten om het omgekeerde te doen: de straat op en vragen om betere studenten, om te voorkomen dat docenten straks gedwongen worden studenten te laten slagen die dat niet verdienen. Het wordt druk op de Mekelweg met al die demonstranten. Maar leidt het tot iets?
Naar mijn overtuiging willen studenten en docenten over en weer goed onderwijs. Een gedeeld belang dus. Dat lijkt me eerder grond voor overleg en een goede discussie dan voor een demonstratie. Die discussie moet volgens mij niet gaan over de belangen, maar over de vraag: ‘Welke eisen kunnen we aan studenten stellen en hoe draagt een docent bij tot kwalitatief goed onderwijs?’
Bij deze een aanzet voor deze discussie.
Allereerst de docent. Die moet inhoudelijk goed onderwijs geven, waarin aandacht is voor recente wetenschappelijke ontwikkelingen. Dat is de kern van academisch onderwijs. We mogen ook verwachten dat hij of zij onderhoudend is. Er is een verschil tussen een leuke en een slaapverwekkende docent. Van die eerste leer je meer. Dat was vroeger zo en nu nog steeds. De docent hoort aan te sluiten op de wijze van leren van deze generatie studenten. In een aantal gevallen betekent dat colleges aanpassen en nieuwe werkvormen en media inzetten.
Van een docent mag je ook verwachten dat hij geïnteresseerd is in de kennis, studiehouding en het gedrag van de student en daarbij probeert aan te sluiten. Decanen en opleidingsdirecteuren moeten docenten in staat stellen en hen stimuleren om inhoudelijk en didactisch goed onderwijs te leveren. Studenten mogen docenten hierop aanspreken.
De middelen die de docent kan inzetten voor de kwaliteit van het onderwijs, en daarmee voor de resultaten van de student, zijn echter eindig. Of een docent leuk is of niet is daarbij in ieder geval niet doorslaggevend. Het is de student zelf die verantwoordelijk is voor zijn of haar voldoende, en het is de student die bepaalt of hij hard werkt dan wel een bijbaan heeft van twintig uur per week.
De student is geboren met aanleg voor wiskunde of niet, daar doet een docent niets aan. Bij een universiteit is het niet de docent, maar de student die beslist of hij of zij naar een college gaat of liever een keer uitslaapt. En uitslapen betekent een gecalculeerd risico nemen. Netjes van start gaan, of meteen een achterstand oplopen door het jaar te beginnen met drie weken feesten. In zijn toespraak tijdens de opening van het academisch jaar gaf collegelid Paul Rullmann het belang van een snelle start al aan. Allemaal zaken die belangrijker zijn dan het entertainmentgehalte van een docent.
Kortom: studenten en docenten hebben allebei een belang bij en een belangrijke rol in de kwaliteit van ons onderwijs. Eisen stellen, stimuleren en zich voor elkaar interesseren zijn daarbij belangrijker dan polariseren. Bestuur en management van deze universiteit moeten student en docent daarin ondersteunen en faciliteiten bieden.
Mee eens of juist niet? Mooi zo. Dit najaar organiseert de TU een aantal bijeenkomsten over de kwaliteit van het onderwijs. Ik hoop iedereen bij die bijeenkomsten te zien.
Anka Mulder is directeur onderwijs en studentenzaken van de TU Delft.
(Illustratie: Floris Wiegerinck)
Het afgelopen jaar kwam de discussie over de kwaliteit van het onderwijs meermalen terug, ingeleid door een artikel van TU-docente Adrienne van den Bogaard in NRC Handelsblad.
In Delta 25 van 1 september weer een column van gelijke strekking, dit keer van TU-docent Piet Westendorp. Staatssecretaris Rutte nodigt studenten uit om te demonstreren voor betere docenten, Westendorp vraagt docenten om het omgekeerde te doen: de straat op en vragen om betere studenten, om te voorkomen dat docenten straks gedwongen worden studenten te laten slagen die dat niet verdienen. Het wordt druk op de Mekelweg met al die demonstranten. Maar leidt het tot iets?
Naar mijn overtuiging willen studenten en docenten over en weer goed onderwijs. Een gedeeld belang dus. Dat lijkt me eerder grond voor overleg en een goede discussie dan voor een demonstratie. Die discussie moet volgens mij niet gaan over de belangen, maar over de vraag: ‘Welke eisen kunnen we aan studenten stellen en hoe draagt een docent bij tot kwalitatief goed onderwijs?’
Bij deze een aanzet voor deze discussie.
Allereerst de docent. Die moet inhoudelijk goed onderwijs geven, waarin aandacht is voor recente wetenschappelijke ontwikkelingen. Dat is de kern van academisch onderwijs. We mogen ook verwachten dat hij of zij onderhoudend is. Er is een verschil tussen een leuke en een slaapverwekkende docent. Van die eerste leer je meer. Dat was vroeger zo en nu nog steeds. De docent hoort aan te sluiten op de wijze van leren van deze generatie studenten. In een aantal gevallen betekent dat colleges aanpassen en nieuwe werkvormen en media inzetten.
Van een docent mag je ook verwachten dat hij geïnteresseerd is in de kennis, studiehouding en het gedrag van de student en daarbij probeert aan te sluiten. Decanen en opleidingsdirecteuren moeten docenten in staat stellen en hen stimuleren om inhoudelijk en didactisch goed onderwijs te leveren. Studenten mogen docenten hierop aanspreken.
De middelen die de docent kan inzetten voor de kwaliteit van het onderwijs, en daarmee voor de resultaten van de student, zijn echter eindig. Of een docent leuk is of niet is daarbij in ieder geval niet doorslaggevend. Het is de student zelf die verantwoordelijk is voor zijn of haar voldoende, en het is de student die bepaalt of hij hard werkt dan wel een bijbaan heeft van twintig uur per week.
De student is geboren met aanleg voor wiskunde of niet, daar doet een docent niets aan. Bij een universiteit is het niet de docent, maar de student die beslist of hij of zij naar een college gaat of liever een keer uitslaapt. En uitslapen betekent een gecalculeerd risico nemen. Netjes van start gaan, of meteen een achterstand oplopen door het jaar te beginnen met drie weken feesten. In zijn toespraak tijdens de opening van het academisch jaar gaf collegelid Paul Rullmann het belang van een snelle start al aan. Allemaal zaken die belangrijker zijn dan het entertainmentgehalte van een docent.
Kortom: studenten en docenten hebben allebei een belang bij en een belangrijke rol in de kwaliteit van ons onderwijs. Eisen stellen, stimuleren en zich voor elkaar interesseren zijn daarbij belangrijker dan polariseren. Bestuur en management van deze universiteit moeten student en docent daarin ondersteunen en faciliteiten bieden.
Mee eens of juist niet? Mooi zo. Dit najaar organiseert de TU een aantal bijeenkomsten over de kwaliteit van het onderwijs. Ik hoop iedereen bij die bijeenkomsten te zien.
Anka Mulder is directeur onderwijs en studentenzaken van de TU Delft.
(Illustratie: Floris Wiegerinck)

Comments are closed.