Opinion

De sociale ingenieur

Tijdens een recente teammeeting werd in een discussie over het onderwijs het onderwerp ‘de ingenieur 2.0’ aangesneden. Moet een ingenieur van de TU Delft ook kennis en vaardigheden bezitten op het gebied van communicatie, psychologie en economie of leert hij/zij dit in de praktijk? Heb je meer aan een vakspecialist die alles weet van en kan werken met bijvoorbeeld parallelle en gedistribueerde systemen en algoritmen, of wil de markt iemand die lekker kan rekenen, een beetje weet van computercodes en daarnaast ook nog eens gezellig is en de economische haalbaarheid van een idee kan inschatten? Aangenomen dat het wel erg bijzonder is wanneer iemand in de ruim zeven jaar dat men gemiddeld aan de TU studeert, alle vaardigheden leert en alle kennis opdoet die mogelijkerwijs van pas kan komen, zul je dus keuzes moeten maken.

br />
Naarmate de meeting vorderde, kreeg de typische Delftse autistische nerd meer gestalte en kreeg ik steeds meer zin in het die avond geplande teamuitje. Gelukkig bestaat het team uit een mix van bèta’s, alfa’s en gamma’s, dacht ik nog. Ik wist het natuurlijk al uit de samenwerking, maar het bleek weer eens dat we op mijn afdeling gezegend zijn met de alleskunnende ingenieur: samenwerkend en communicatief, en gezellig om mee uit eten te gaan. Waarschijnlijk is dit in de praktijk opgedane kennis (door het goede voorbeeld van de alfa’s en gamma’s). De discussie gaf me reden om eens na te denken over mijn positie op de arbeidsmarkt als Leidse doctorandus. Want als ik niet excelleer in mijn communicatieve samenwerking of benodigde kennis van psychologie en het mij duidelijk ontbreekt aan gedegen inhoudelijke kennis over een nuttig onderwerp als bijvoorbeeld stroom opwekken uit urine, wat betekent dit dan voor mijn perspectief? Hetzelfde principe van specialist versus generalist, geldt eigenlijk ook voor de opbouw van het traineeprogramma aan de TU. Je wordt als managementtrainee nergens gericht tot opgeleid maar je wordt aangemoedigd allerlei verschillende trainingen te volgen en in drie jaar even zo veel verschillende posities te bekleden. Fijn voor de TU die kan vissen uit een poel flexibele medewerkers, maar in mijn ervaring niet altijd positief voor de trainee die vooruit wil en zo snel mogelijk een carrière wil opbouwen. Toeval dat er geen ingenieurs-trainees zijn?

Met name bij alternatieve afstudeertrajecten en bij omvangrijke vrijstellingen (bijvoorbeeld op basis van ‘erkenning verworven competenties’) zijn er risico’s, schrijft de inspectie in haar onderwijsverslag over 2009-2010. Maatwerk bieden aan studenten mag niet ten koste gaan van de kwaliteit en het eindniveau van een student. Het interne toezicht daarop schiet soms tekort. Niet alleen examencommissies, maar ook de opleidingscommissies zouden daarom een sterkere positie moeten krijgen, vindt de inspectie. Wanneer dat onvoldoende gebeurt kunnen “meer restrictief toezicht en sancties door de inspectie of bewindspersoon nodig zijn”.

De inspectie merkt daarnaast op dat ook de opleidingsduur risico’s voor de kwaliteit met zich mee kan brengen. Ze merkt op dat deeltijdopleidingen vaak juist korter, in plaats van langer zijn dan een voltijdstudie, terwijl de studenten minder tijd in hun opleiding steken.

Ook het rendement is nog steeds laag, vindt de inspectie. In Nederland vallen iets minder studenten uit dan gemiddeld in andere OESO-landen, maar toch zijn er tien landen die het beter doen. Volgens de inspectie zou de overheid gerichtere afspraken moeten maken met afzonderlijke instellingen over hoe zij het studiesucces gaan verbeteren.

Ook wil de inspectie dat de criteria en inhoud van programma’s voor ‘excellente’ studenten, zoals een honoursprogramma, worden verduidelijkt. “Het is van belang dat de maatschappelijke meerwaarde van honoursprogramma’s herkend en erkend wordt als afgestudeerden de arbeidsmarkt betreden.”

Het baart de inspectie verder zorgen dat hbo-studenten kritisch zijn over het onderwijs en dat ook afgestudeerden hun opleiding terugblikkend nog altijd te licht vinden. Driekwart van hen zou weliswaar opnieuw dezelfde studie kiezen, maar slechts 58 procent vindt dat ze goed zijn voorbereid op de arbeidsmarkt.

Toch doet het Nederlandse hoger onderwijs het volgens de Onderwijsinspectie naar Europese maatstaven goed. De basiskwaliteit is voldoende, net als de toegankelijkheid.

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.