Campus

De signatuur van een speelse geest

Karel Appel is misschien wel de belangrijkste na-oorlogse Nederlandse schilder. Minder bekend is dat hij ook sculpturen maakt. Het Museum Beelden aan Zee in Scheveningen presenteert een recent overzicht.


1 ‘Innocent Onlookers’, 1960

,,Weet u wel wat voor houtsoort hij voor dat beeld heeft gebruikt?”, vraagt een mevrouw aan een willekeurige bezoeker.

,,Dan heeft u vast en zeker de catalogus niet gelezen of de videofilm over Karel Appel nog niet gezien”, zegt ze als het antwoord uitblijft. ,,Dat is beschilderd olijvenhout.”

In Museum Beelden aan Zee word je zomaar door een wildvreemde aangesproken. De vrijwilligers die het museum runnen, hebben een korte opleiding over beeldhouwkunst genoten, en schromen niet hun kennis te etaleren. Het komt enigszins belerend over, maar verder schuilt er weinig kwaads in zo’n kletspraatje over kunst, ook al heeft het veel weg van de kunst-exegese van Paul de Leeuw als non.

Een bezoek aan het Museum Beelden aan Zee in Scheveningen is in meerdere opzichten een bijzondere ervaring. Dat is te danken aan de architectuur van Wim Quist, aan de uitgelezen locatie in de duinen en aan de vaste collectie sculpturen. Max van Rooy, architectuurcriticus van NRC Handelsblad, noemde het uitzicht vanuit de Zeezaal ooit het mooiste van alle Nederlandse musea. Hoewel zo’n bewering niet hard is te maken, is het uitzicht op het helmgras, de zee en de wolken inderdaad subliem.

Gewoonlijk is de beste plek van de Zeezaal het domein van ‘Venus’, een liggend naakt van Jan Meefout. Evenals veel andere sculpturen die tot de vaste collectie behoren, heeft dit beeld tijdelijk zijn plaats moeten afstaan aan één van Karel Appel. Alleen buiten, op het bovenste terras, domineren vertrouwde beelden als het karakteristieke ‘Cyrano de Bergerac’ van Arie Teeuwisse en het hologige ‘Head’ van Tom Ottermess. En niet te vergeten ‘Boer met Blauwe Muts’ (1975) van Appel himself, want ook hij is vertegenwoordigd in de vaste collectie.


2 ‘The Wild Fireman’, 1947
Onbevangenheid

De overige ruimten van het museum worden bijna volledig in beslag genomen door de sculpturen van Appel die hij maakte in de jaren negentig, in zijn atelier in New York. ‘Sculptures without a Hero’, heeft de kunstenaar ze gedoopt. Levensgrote, figuratieve beelden samengesteld uit diverse ‘gevonden’ voorwerpen. Er zitten veel (onderdelen van) dierfiguren tussen – paarden, olifantjes, een varken, kikkers, een opgezette hertenkop – maar ook stukken sloophout en gebruiksvoorwerpen uit diverse tijden en culturen, van Mexicaanse maskers tot antieke ramen.

De sculpturen dragen onmiskenbaar de signatuur van Appel,waarmee hij bekend werd sinds hij zich in 1948 aansloot bij Cobra. Naast de kinderlijke, expressieve schilderijen maakte hij in die tijd ook reliëfs, zoals ‘Vragende Kinderen’, en schematisch vormgegeven figuren van sloophout of oud metaal. Vergeleken met de monumentale sculpturen uit de jaren negentig hebben deze iets liefelijks. Kennelijk zijn ze een weerslag van de jeugdige onbevangenheid waarmee Appel (1921) na de oorlog van zich deed spreken.

De sculpturen die hij maakte na zijn Cobra-tijd in de jaren zestig, de zogeheten olijfboombeelden, waarvan er in het museum een aantal is opgesteld, zijn stukken abstracter en vormlozer. In Frankrijk – Appel was in 1950 uitgeweken naar Parijs – ontdekte hij de knoestige boomstronken van olijfbomen als nieuwe beelddragers. Door ze veelkleurig te beschilderen probeerde hij ze een dramatische lading mee te geven. Net zoals het geval is bij wolken, kun je er van alles in zien. Dat heeft iets vrijblijvends. Aan de andere kant weet hij door de expliciete naamgeving, zoals de twee stronken getiteld ‘Innocent Onlookers’ (1960), de blik dwingend te sturen en ook dat is enigszins een zwaktebod.


3 ‘Coming down from the Mountains’, 1993
Eieren

De apocalyptische sculpturen uit de jaren negentig zijn moeilijker te duiden, samengesteld als ze zijn uit verschillende onderdelen. Er gaat een zekere willekeur vanuit en dat blijkt ook uit de werkwijze van Appel. ,,Ik rotzooi maar wat aan”, was eens de lijfspreuk waarmee hij de goegemeente de stuipen op het lijf joeg. Of deze meer behelst dan een provocatie is overigens de vraag, want het schijnt dat de ‘kliederkunstenaar’ onder zijn schildersezel een zeiltje had liggen om te voorkomen dat de verf op de vloer spatte.

Wat niet wegneemt dat Appel op een uitgesproken vrije manier zijn metier bedrijft. Dat is prachtig te zien in de videofilm ‘If I were a bird’ (1995) van Mat van Hensbergen. Deze biedt een kijkje in zijn schilderkeuken. We zien hoe hij eigenhandig de emulsie samenstelt door de kleurstof titaniumwit aan te lengen met eieren. Een procédé dat volgens hem teruggaat naar de Vlaamse primitieven en dat ook toegepast werd door Rembrandt.

Opvallend genoeg werkt Appel, zoals we in de film zien, niet volkomen uit de vrije hand, maar met modellen. Daar is dan ook alles mee gezegd, want de grove lijnen waarmee hij hun lichamen op het doek vastlegt zijn erg schematisch. In de tweede fase, zonder modellen, voegt hij er kleur aan toe. Ten slotte brengt hij intuïtief de gevonden voorwerpen op de kleverige ei-massa aan, dat eenmaal opgedroogd zo hard wordt als steen.

Om tot expressie te komen, moet je de materie deformeren, zegt Appel in de film. Niet alleen aan zijn schilderijen, ook aan zijn sculpturen valt af te lezen dat hem dat moeiteloos afgaat. De beelden spreken van dood en verval, zijn een afdruk van een kunstenaarsleven dat afloopt, maar getuigen evenals zijn vroege werk van een speelse geest die niets van zijn creatieve kracht heeft verloren.

De expositie ‘Sculptures without a Hero’ is nog t/m 11 okt. te zien in Museum Beelden aan Zee, Boulevard/Harteveldstraat, Scheveningen.


4 ‘Fallen Angel’, 1992

,,,


1 ‘Innocent Onlookers’, 1960

,,Weet u wel wat voor houtsoort hij voor dat beeld heeft gebruikt?”, vraagt een mevrouw aan een willekeurige bezoeker.

,,Dan heeft u vast en zeker de catalogus niet gelezen of de videofilm over Karel Appel nog niet gezien”, zegt ze als het antwoord uitblijft. ,,Dat is beschilderd olijvenhout.”

In Museum Beelden aan Zee word je zomaar door een wildvreemde aangesproken. De vrijwilligers die het museum runnen, hebben een korte opleiding over beeldhouwkunst genoten, en schromen niet hun kennis te etaleren. Het komt enigszins belerend over, maar verder schuilt er weinig kwaads in zo’n kletspraatje over kunst, ook al heeft het veel weg van de kunst-exegese van Paul de Leeuw als non.

Een bezoek aan het Museum Beelden aan Zee in Scheveningen is in meerdere opzichten een bijzondere ervaring. Dat is te danken aan de architectuur van Wim Quist, aan de uitgelezen locatie in de duinen en aan de vaste collectie sculpturen. Max van Rooy, architectuurcriticus van NRC Handelsblad, noemde het uitzicht vanuit de Zeezaal ooit het mooiste van alle Nederlandse musea. Hoewel zo’n bewering niet hard is te maken, is het uitzicht op het helmgras, de zee en de wolken inderdaad subliem.

Gewoonlijk is de beste plek van de Zeezaal het domein van ‘Venus’, een liggend naakt van Jan Meefout. Evenals veel andere sculpturen die tot de vaste collectie behoren, heeft dit beeld tijdelijk zijn plaats moeten afstaan aan één van Karel Appel. Alleen buiten, op het bovenste terras, domineren vertrouwde beelden als het karakteristieke ‘Cyrano de Bergerac’ van Arie Teeuwisse en het hologige ‘Head’ van Tom Ottermess. En niet te vergeten ‘Boer met Blauwe Muts’ (1975) van Appel himself, want ook hij is vertegenwoordigd in de vaste collectie.


2 ‘The Wild Fireman’, 1947
Onbevangenheid

De overige ruimten van het museum worden bijna volledig in beslag genomen door de sculpturen van Appel die hij maakte in de jaren negentig, in zijn atelier in New York. ‘Sculptures without a Hero’, heeft de kunstenaar ze gedoopt. Levensgrote, figuratieve beelden samengesteld uit diverse ‘gevonden’ voorwerpen. Er zitten veel (onderdelen van) dierfiguren tussen – paarden, olifantjes, een varken, kikkers, een opgezette hertenkop – maar ook stukken sloophout en gebruiksvoorwerpen uit diverse tijden en culturen, van Mexicaanse maskers tot antieke ramen.

De sculpturen dragen onmiskenbaar de signatuur van Appel,waarmee hij bekend werd sinds hij zich in 1948 aansloot bij Cobra. Naast de kinderlijke, expressieve schilderijen maakte hij in die tijd ook reliëfs, zoals ‘Vragende Kinderen’, en schematisch vormgegeven figuren van sloophout of oud metaal. Vergeleken met de monumentale sculpturen uit de jaren negentig hebben deze iets liefelijks. Kennelijk zijn ze een weerslag van de jeugdige onbevangenheid waarmee Appel (1921) na de oorlog van zich deed spreken.

De sculpturen die hij maakte na zijn Cobra-tijd in de jaren zestig, de zogeheten olijfboombeelden, waarvan er in het museum een aantal is opgesteld, zijn stukken abstracter en vormlozer. In Frankrijk – Appel was in 1950 uitgeweken naar Parijs – ontdekte hij de knoestige boomstronken van olijfbomen als nieuwe beelddragers. Door ze veelkleurig te beschilderen probeerde hij ze een dramatische lading mee te geven. Net zoals het geval is bij wolken, kun je er van alles in zien. Dat heeft iets vrijblijvends. Aan de andere kant weet hij door de expliciete naamgeving, zoals de twee stronken getiteld ‘Innocent Onlookers’ (1960), de blik dwingend te sturen en ook dat is enigszins een zwaktebod.


3 ‘Coming down from the Mountains’, 1993
Eieren

De apocalyptische sculpturen uit de jaren negentig zijn moeilijker te duiden, samengesteld als ze zijn uit verschillende onderdelen. Er gaat een zekere willekeur vanuit en dat blijkt ook uit de werkwijze van Appel. ,,Ik rotzooi maar wat aan”, was eens de lijfspreuk waarmee hij de goegemeente de stuipen op het lijf joeg. Of deze meer behelst dan een provocatie is overigens de vraag, want het schijnt dat de ‘kliederkunstenaar’ onder zijn schildersezel een zeiltje had liggen om te voorkomen dat de verf op de vloer spatte.

Wat niet wegneemt dat Appel op een uitgesproken vrije manier zijn metier bedrijft. Dat is prachtig te zien in de videofilm ‘If I were a bird’ (1995) van Mat van Hensbergen. Deze biedt een kijkje in zijn schilderkeuken. We zien hoe hij eigenhandig de emulsie samenstelt door de kleurstof titaniumwit aan te lengen met eieren. Een procédé dat volgens hem teruggaat naar de Vlaamse primitieven en dat ook toegepast werd door Rembrandt.

Opvallend genoeg werkt Appel, zoals we in de film zien, niet volkomen uit de vrije hand, maar met modellen. Daar is dan ook alles mee gezegd, want de grove lijnen waarmee hij hun lichamen op het doek vastlegt zijn erg schematisch. In de tweede fase, zonder modellen, voegt hij er kleur aan toe. Ten slotte brengt hij intuïtief de gevonden voorwerpen op de kleverige ei-massa aan, dat eenmaal opgedroogd zo hard wordt als steen.

Om tot expressie te komen, moet je de materie deformeren, zegt Appel in de film. Niet alleen aan zijn schilderijen, ook aan zijn sculpturen valt af te lezen dat hem dat moeiteloos afgaat. De beelden spreken van dood en verval, zijn een afdruk van een kunstenaarsleven dat afloopt, maar getuigen evenals zijn vroege werk van een speelse geest die niets van zijn creatieve kracht heeft verloren.

De expositie ‘Sculptures without a Hero’ is nog t/m 11 okt. te zien in Museum Beelden aan Zee, Boulevard/Harteveldstraat, Scheveningen.


4 ‘Fallen Angel’, 1992


1 ‘Innocent Onlookers’, 1960

,,Weet u wel wat voor houtsoort hij voor dat beeld heeft gebruikt?”, vraagt een mevrouw aan een willekeurige bezoeker.

,,Dan heeft u vast en zeker de catalogus niet gelezen of de videofilm over Karel Appel nog niet gezien”, zegt ze als het antwoord uitblijft. ,,Dat is beschilderd olijvenhout.”

In Museum Beelden aan Zee word je zomaar door een wildvreemde aangesproken. De vrijwilligers die het museum runnen, hebben een korte opleiding over beeldhouwkunst genoten, en schromen niet hun kennis te etaleren. Het komt enigszins belerend over, maar verder schuilt er weinig kwaads in zo’n kletspraatje over kunst, ook al heeft het veel weg van de kunst-exegese van Paul de Leeuw als non.

Een bezoek aan het Museum Beelden aan Zee in Scheveningen is in meerdere opzichten een bijzondere ervaring. Dat is te danken aan de architectuur van Wim Quist, aan de uitgelezen locatie in de duinen en aan de vaste collectie sculpturen. Max van Rooy, architectuurcriticus van NRC Handelsblad, noemde het uitzicht vanuit de Zeezaal ooit het mooiste van alle Nederlandse musea. Hoewel zo’n bewering niet hard is te maken, is het uitzicht op het helmgras, de zee en de wolken inderdaad subliem.

Gewoonlijk is de beste plek van de Zeezaal het domein van ‘Venus’, een liggend naakt van Jan Meefout. Evenals veel andere sculpturen die tot de vaste collectie behoren, heeft dit beeld tijdelijk zijn plaats moeten afstaan aan één van Karel Appel. Alleen buiten, op het bovenste terras, domineren vertrouwde beelden als het karakteristieke ‘Cyrano de Bergerac’ van Arie Teeuwisse en het hologige ‘Head’ van Tom Ottermess. En niet te vergeten ‘Boer met Blauwe Muts’ (1975) van Appel himself, want ook hij is vertegenwoordigd in de vaste collectie.


2 ‘The Wild Fireman’, 1947
Onbevangenheid

De overige ruimten van het museum worden bijna volledig in beslag genomen door de sculpturen van Appel die hij maakte in de jaren negentig, in zijn atelier in New York. ‘Sculptures without a Hero’, heeft de kunstenaar ze gedoopt. Levensgrote, figuratieve beelden samengesteld uit diverse ‘gevonden’ voorwerpen. Er zitten veel (onderdelen van) dierfiguren tussen – paarden, olifantjes, een varken, kikkers, een opgezette hertenkop – maar ook stukken sloophout en gebruiksvoorwerpen uit diverse tijden en culturen, van Mexicaanse maskers tot antieke ramen.

De sculpturen dragen onmiskenbaar de signatuur van Appel,waarmee hij bekend werd sinds hij zich in 1948 aansloot bij Cobra. Naast de kinderlijke, expressieve schilderijen maakte hij in die tijd ook reliëfs, zoals ‘Vragende Kinderen’, en schematisch vormgegeven figuren van sloophout of oud metaal. Vergeleken met de monumentale sculpturen uit de jaren negentig hebben deze iets liefelijks. Kennelijk zijn ze een weerslag van de jeugdige onbevangenheid waarmee Appel (1921) na de oorlog van zich deed spreken.

De sculpturen die hij maakte na zijn Cobra-tijd in de jaren zestig, de zogeheten olijfboombeelden, waarvan er in het museum een aantal is opgesteld, zijn stukken abstracter en vormlozer. In Frankrijk – Appel was in 1950 uitgeweken naar Parijs – ontdekte hij de knoestige boomstronken van olijfbomen als nieuwe beelddragers. Door ze veelkleurig te beschilderen probeerde hij ze een dramatische lading mee te geven. Net zoals het geval is bij wolken, kun je er van alles in zien. Dat heeft iets vrijblijvends. Aan de andere kant weet hij door de expliciete naamgeving, zoals de twee stronken getiteld ‘Innocent Onlookers’ (1960), de blik dwingend te sturen en ook dat is enigszins een zwaktebod.


3 ‘Coming down from the Mountains’, 1993
Eieren

De apocalyptische sculpturen uit de jaren negentig zijn moeilijker te duiden, samengesteld als ze zijn uit verschillende onderdelen. Er gaat een zekere willekeur vanuit en dat blijkt ook uit de werkwijze van Appel. ,,Ik rotzooi maar wat aan”, was eens de lijfspreuk waarmee hij de goegemeente de stuipen op het lijf joeg. Of deze meer behelst dan een provocatie is overigens de vraag, want het schijnt dat de ‘kliederkunstenaar’ onder zijn schildersezel een zeiltje had liggen om te voorkomen dat de verf op de vloer spatte.

Wat niet wegneemt dat Appel op een uitgesproken vrije manier zijn metier bedrijft. Dat is prachtig te zien in de videofilm ‘If I were a bird’ (1995) van Mat van Hensbergen. Deze biedt een kijkje in zijn schilderkeuken. We zien hoe hij eigenhandig de emulsie samenstelt door de kleurstof titaniumwit aan te lengen met eieren. Een procédé dat volgens hem teruggaat naar de Vlaamse primitieven en dat ook toegepast werd door Rembrandt.

Opvallend genoeg werkt Appel, zoals we in de film zien, niet volkomen uit de vrije hand, maar met modellen. Daar is dan ook alles mee gezegd, want de grove lijnen waarmee hij hun lichamen op het doek vastlegt zijn erg schematisch. In de tweede fase, zonder modellen, voegt hij er kleur aan toe. Ten slotte brengt hij intuïtief de gevonden voorwerpen op de kleverige ei-massa aan, dat eenmaal opgedroogd zo hard wordt als steen.

Om tot expressie te komen, moet je de materie deformeren, zegt Appel in de film. Niet alleen aan zijn schilderijen, ook aan zijn sculpturen valt af te lezen dat hem dat moeiteloos afgaat. De beelden spreken van dood en verval, zijn een afdruk van een kunstenaarsleven dat afloopt, maar getuigen evenals zijn vroege werk van een speelse geest die niets van zijn creatieve kracht heeft verloren.

De expositie ‘Sculptures without a Hero’ is nog t/m 11 okt. te zien in Museum Beelden aan Zee, Boulevard/Harteveldstraat, Scheveningen.


4 ‘Fallen Angel’, 1992