Campus

De ont-democratisering van de TU

,,De beste stellingen zijn van hout”, is de titel van een recent in de TU verschenen boekje. Maar als dit jaar zou blijken dat het college van bestuur van gietijzer en de universiteitsraad van was zijn, dan is er reden tot grote zorg.

Een vorig jaar gekozen lid van de u-raad blikt terug op zijn eerste half jaar.

Minister Ritzen wil de universitaire bestuursorganisatie hervormen en daarin meer hiërarchische sturing, efficiency en controle aanbrengen. Die trend is niet van vandaag of gisteren, maar dreigt nu een einde te maken aan het democratisch medebesturen-door-de-werkers.

Democratische organisaties opereren vaak moeizaam. Wat betekent dat? Er zijn mensen die menen dat goed functionerende organisaties dan wel niet-democratisch zullen zijn. En heel wat grote roergangers in de maatschappij schromen niet dit wijdverbreide misverstand te voeden. Maar dat is een kwestie van de kop in het zand steken, en voor de samenleving is het desastreus.

Medebesturen is voor alles een eerbiedwaardige bijdrage aan de samenleving, en eigenlijk het minimum waarvoor je als burger garant dient te staan. De democratisering is echter op dit moment een broos stuk maatschappelijke evolutie, met een genetisch zwakke verankering en een sociaal weifelmoedige basis. Tegelijkertijd is het grappig te kunnen constateren dat de roep om meer hiërarchie ook een tegenbeweging kent: er zijn economen die wijzen op het belang van een ‘goede samenleving’ en ‘menselijk kapitaal’. En er zijn plannenmakers die het belang onderstrepen van ‘subsidiariteit’ (dat is: beslissingen laten nemen door degenen die met de consequenties van de beslissingen moeten leven).

Voornoemde trends raken de universiteitsraad en ook de faculteitsraden. Eind november probeerde de u-raad met het college van bestuur te discussiëren over ‘goed’ bestuur. Dit ter voorbereiding van een standpuntbepaling over Ritzens wet op de Modernisering Universitaire Bestuursorganisatie (MUB). De berichtgeving erover in Delta bleef beperkt tot wat ongein. Toch kwamen er grote verschillen van inzicht boven water en waren er interessante observaties te doen.
Denigrerend

De dagvoorzitter (een hoogleraar, geen lid van cvb en raad) poneerde een verondersteld ‘gering draagvlak’ van de u-raad als ‘feit’. Denigrerend noemde hij de opkomstpercentages bij de verkiezingen en het feit dat er vrijwel geen hoogleraren in zitting hebben. Hieraan zou de raad consequenties moeten verbinden, te weten: inbinden. Een verbazingwekkende redenering: het personeel dient met een grote opkomst te stemmen en voldoende hoogleraren te kiezen.

De voorzitter van het college van bestuur plaatste vraagtekens bij de stelling dat ,,democratie per definitie goed” zouzijn. Een curieuze twijfel; vooral omdat het cvb geen vernieuwende inzichten opperde over hoe in de komende jaren de ‘universitaire democratie’ dan wèl moest worden opgevat. Wat is dit voor een bestuursvisie: weinig overleg en flink doen?

De kracht van de huidige universitaire bestuursconstructie is dat beslissingen worden gewikt en gewogen. Niet om het wikken en wegen zelf, maar om op tijd voorstellen aan te scherpen, over de argumenten na te denken en te discussiëren, vanuit verschillende invalshoeken en belangen. Voor het beleid vervult de u-raad hierin een centrale rol, want hierin zijn personeelsleden en studenten van verschillende richtingen samengebracht.

De zogenaamde strategienota speelt bij dit wikken en wegen een moeizame rol op de achtergrond. Het cvb verwijst er te pas en te onpas naar. De strategienota dateert van april 1994 en bevat algemeen geformuleerde knelpunten en beleidsintenties, maar zeker geen beleid dat rijp is voor uitvoering en beheer. De raad had (en heeft) kritiek op de nota, maar nog altijd behandelt het cvb dat als een vrijblijvend advies.
Alibi

Bovendien gebruikt het cvb de strategienota als alibi: het gaat de beleidsdiscussie met de gekozen vertegenwoordigers uit de weg en richt zich steeds meer rechtstreeks tot de beheerseenheden. De u-raad wordt daarbij afgeschilderd als de lastige derde. De kracht van de bestuursconstructie bij de TU wordt hiermee genegeerd.

Deze situatie is de afgelopen maanden nog verergerd door een serie van zwak voorbereide voorstellen en stuurloze dynamiek met betrekking tot onderwijs, onderzoek en organisatie. Er is kennelijk toch een u-raad nodig om de richting nader te bepalen. Het college van bestuur geeft er blijk van in de praktijk alvast vooruit te willen lopen op Ritzens’ nieuwe bestuursstructuur. Te vaak horen de raadsleden: ,,Daar hebben jullie niets mee te maken.”

Is dit goed bestuur? Is het een sterk universiteitsbestuur dat klaagt over gebrek aan beleidsruimte en ,,gebrek aan vertrouwen”? Is het modern om de raad te passeren omdat men al fijn ,,in een volwassen relatie” zaken doet met de afzonderlijke faculteiten? Integendeel: juist een sterk en modern bestuur weet voor beleidsplannen openbaar debat te organiseren en uitleg te geven.

Is de universiteitsraad dan volmaakt? Op het functioneren van de raad valt het nodige aan te merken. Vergaderingen duren vaak te lang, standpunten worden te veel herhaald, raadsleden zijn niet altijd goed op de hoogte of verliezen zich in details. Dit moet niet worden vergoelijkt, maar is wel de inherente kostenpost van democratische besluitvorming. Daar tegenover staat de sterke binding van de raadsleden met de primaire processen van de universiteit: onderwijs en onderzoek.
Verdeel-en-heers

Het cvb mag dan (merendeels) bestaan uit professionele bestuurders, het is de terechte vraag of hun professionaliteit borg staat voor goed universiteitsbeleid. Dat wil zeggen: heeft dit voorgenomen beleid goede gevolgen voor de dagelijksepraktijk en de toekomst van onderwijs en onderzoek? Voor de discussie daarover bestaat de universiteitsraad.

Wat zijn nu de vooruitzichten voor het besturen van de universiteit? Het cvb vindt de raad een blok aan het been. De pers doet aan gemakkelijk prijsschieten op de raad. De vakbonden hebben ook al weinig affiniteit met de raden en achten medezeggenschap een voor hen meer profijtelijke constructie, ook al is dit voor het personeel als geheel nog maar de vraag.

De Modernisering Universitaire Bestuursorganisatie van Ritzen reduceert het raadswerk tot sectorgewijze medezeggenschap (ondernemingsraad). Hoe onwenselijk die koers is blijkt uit de ervaringen met de medezeggenschap op de meeste faculteiten en uit de huidige relatie tussen het college van bestuur en de u-raad. De koers van de minister past eerder bij een verdeel-en-heersstrategie dan bij modern management. Er is reden tot grote zorg als anno 1996 de beste stellingen van hout, het cvb van gietijzer en de universiteitsraad van was blijken te zijn.

,,De beste stellingen zijn van hout”, is de titel van een recent in de TU verschenen boekje. Maar als dit jaar zou blijken dat het college van bestuur van gietijzer en de universiteitsraad van was zijn, dan is er reden tot grote zorg. Een vorig jaar gekozen lid van de u-raad blikt terug op zijn eerste half jaar.

Minister Ritzen wil de universitaire bestuursorganisatie hervormen en daarin meer hiërarchische sturing, efficiency en controle aanbrengen. Die trend is niet van vandaag of gisteren, maar dreigt nu een einde te maken aan het democratisch medebesturen-door-de-werkers.

Democratische organisaties opereren vaak moeizaam. Wat betekent dat? Er zijn mensen die menen dat goed functionerende organisaties dan wel niet-democratisch zullen zijn. En heel wat grote roergangers in de maatschappij schromen niet dit wijdverbreide misverstand te voeden. Maar dat is een kwestie van de kop in het zand steken, en voor de samenleving is het desastreus.

Medebesturen is voor alles een eerbiedwaardige bijdrage aan de samenleving, en eigenlijk het minimum waarvoor je als burger garant dient te staan. De democratisering is echter op dit moment een broos stuk maatschappelijke evolutie, met een genetisch zwakke verankering en een sociaal weifelmoedige basis. Tegelijkertijd is het grappig te kunnen constateren dat de roep om meer hiërarchie ook een tegenbeweging kent: er zijn economen die wijzen op het belang van een ‘goede samenleving’ en ‘menselijk kapitaal’. En er zijn plannenmakers die het belang onderstrepen van ‘subsidiariteit’ (dat is: beslissingen laten nemen door degenen die met de consequenties van de beslissingen moeten leven).

Voornoemde trends raken de universiteitsraad en ook de faculteitsraden. Eind november probeerde de u-raad met het college van bestuur te discussiëren over ‘goed’ bestuur. Dit ter voorbereiding van een standpuntbepaling over Ritzens wet op de Modernisering Universitaire Bestuursorganisatie (MUB). De berichtgeving erover in Delta bleef beperkt tot wat ongein. Toch kwamen er grote verschillen van inzicht boven water en waren er interessante observaties te doen.
Denigrerend

De dagvoorzitter (een hoogleraar, geen lid van cvb en raad) poneerde een verondersteld ‘gering draagvlak’ van de u-raad als ‘feit’. Denigrerend noemde hij de opkomstpercentages bij de verkiezingen en het feit dat er vrijwel geen hoogleraren in zitting hebben. Hieraan zou de raad consequenties moeten verbinden, te weten: inbinden. Een verbazingwekkende redenering: het personeel dient met een grote opkomst te stemmen en voldoende hoogleraren te kiezen.

De voorzitter van het college van bestuur plaatste vraagtekens bij de stelling dat ,,democratie per definitie goed” zouzijn. Een curieuze twijfel; vooral omdat het cvb geen vernieuwende inzichten opperde over hoe in de komende jaren de ‘universitaire democratie’ dan wèl moest worden opgevat. Wat is dit voor een bestuursvisie: weinig overleg en flink doen?

De kracht van de huidige universitaire bestuursconstructie is dat beslissingen worden gewikt en gewogen. Niet om het wikken en wegen zelf, maar om op tijd voorstellen aan te scherpen, over de argumenten na te denken en te discussiëren, vanuit verschillende invalshoeken en belangen. Voor het beleid vervult de u-raad hierin een centrale rol, want hierin zijn personeelsleden en studenten van verschillende richtingen samengebracht.

De zogenaamde strategienota speelt bij dit wikken en wegen een moeizame rol op de achtergrond. Het cvb verwijst er te pas en te onpas naar. De strategienota dateert van april 1994 en bevat algemeen geformuleerde knelpunten en beleidsintenties, maar zeker geen beleid dat rijp is voor uitvoering en beheer. De raad had (en heeft) kritiek op de nota, maar nog altijd behandelt het cvb dat als een vrijblijvend advies.
Alibi

Bovendien gebruikt het cvb de strategienota als alibi: het gaat de beleidsdiscussie met de gekozen vertegenwoordigers uit de weg en richt zich steeds meer rechtstreeks tot de beheerseenheden. De u-raad wordt daarbij afgeschilderd als de lastige derde. De kracht van de bestuursconstructie bij de TU wordt hiermee genegeerd.

Deze situatie is de afgelopen maanden nog verergerd door een serie van zwak voorbereide voorstellen en stuurloze dynamiek met betrekking tot onderwijs, onderzoek en organisatie. Er is kennelijk toch een u-raad nodig om de richting nader te bepalen. Het college van bestuur geeft er blijk van in de praktijk alvast vooruit te willen lopen op Ritzens’ nieuwe bestuursstructuur. Te vaak horen de raadsleden: ,,Daar hebben jullie niets mee te maken.”

Is dit goed bestuur? Is het een sterk universiteitsbestuur dat klaagt over gebrek aan beleidsruimte en ,,gebrek aan vertrouwen”? Is het modern om de raad te passeren omdat men al fijn ,,in een volwassen relatie” zaken doet met de afzonderlijke faculteiten? Integendeel: juist een sterk en modern bestuur weet voor beleidsplannen openbaar debat te organiseren en uitleg te geven.

Is de universiteitsraad dan volmaakt? Op het functioneren van de raad valt het nodige aan te merken. Vergaderingen duren vaak te lang, standpunten worden te veel herhaald, raadsleden zijn niet altijd goed op de hoogte of verliezen zich in details. Dit moet niet worden vergoelijkt, maar is wel de inherente kostenpost van democratische besluitvorming. Daar tegenover staat de sterke binding van de raadsleden met de primaire processen van de universiteit: onderwijs en onderzoek.
Verdeel-en-heers

Het cvb mag dan (merendeels) bestaan uit professionele bestuurders, het is de terechte vraag of hun professionaliteit borg staat voor goed universiteitsbeleid. Dat wil zeggen: heeft dit voorgenomen beleid goede gevolgen voor de dagelijksepraktijk en de toekomst van onderwijs en onderzoek? Voor de discussie daarover bestaat de universiteitsraad.

Wat zijn nu de vooruitzichten voor het besturen van de universiteit? Het cvb vindt de raad een blok aan het been. De pers doet aan gemakkelijk prijsschieten op de raad. De vakbonden hebben ook al weinig affiniteit met de raden en achten medezeggenschap een voor hen meer profijtelijke constructie, ook al is dit voor het personeel als geheel nog maar de vraag.

De Modernisering Universitaire Bestuursorganisatie van Ritzen reduceert het raadswerk tot sectorgewijze medezeggenschap (ondernemingsraad). Hoe onwenselijk die koers is blijkt uit de ervaringen met de medezeggenschap op de meeste faculteiten en uit de huidige relatie tussen het college van bestuur en de u-raad. De koers van de minister past eerder bij een verdeel-en-heersstrategie dan bij modern management. Er is reden tot grote zorg als anno 1996 de beste stellingen van hout, het cvb van gietijzer en de universiteitsraad van was blijken te zijn.

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.