Wie in Londen een kantoorgebouw binnenstapt, vindt daar een compleet andere werkopstelling dan in een Nederlands kantoor van hetzelfde bedrijf.
Aanleiding voor promotieonderzoek door ir. Juriaan van Meel. Hij onderzocht de invloed van cultuurverschillen op kantoorontwerpen en stuitte op diepgewortelde menselijke oerdriften.
Een doorsnee kantoortoren in Engeland verschilt uiterlijk maar weinig van een Nederlandse. Achter de spiegelglas façades gaan echter opmerkelijke verschillen schuil. Waar Engelsen in grote onafgescheiden ruimten bij elkaar zitten, wordt de Nederlandse werknemer doorgaans in een afzonderlijk hokje aan een lange gang geplaatst.
Een werkplek dient ter ondersteuning van de arbeid. En de functie van een Engelse secretaresse zal weinig verschillen van die van haar Nederlandse collega. Hoe kan het dan dat binnen een zo rationeel gebouwtype per land grote verschillen in inrichting bestaan? Oftewel: wat is de invloed van de nationale context op het kantoorgebouwontwerp?
Dat is een nogal breed gestelde vraag die vakgebieden buiten Van Meels eigen expertise aansnijdt. ,,In die zin wijkt mijn promotieonderzoek nogal af van een ‘klassiek’ TU-onderzoek waarin experiment en objectieve data centraal staan.” Hij vergelijkt het onderzoek met een impressionistisch schilderij: van dichtbij grof gedetailleerd, maar van enige afstand bekeken een meerwaarde bevattend.
Opvallend is dat relatief weinig bekend is over het ontwerp van kantoorgebouwen. Terwijl meer dan de helft van de West-Europese beroepsbevolking haar dagen in een van de ‘iconen van de hedendaagse maatschappij’ slijt.
Teneinde nationale invloeden te onderzoeken, deelde de promovendus Europa op in culturele regio’s en zocht hij in elke regio een vertegenwoordiger. Zweden als modelland voor de noordelijke landen, Engeland als Angelsaksisch voorbeeld, Italië als Zuid-Europese vertegenwoordiger, Duitsland voor Germaanse invloeden en Nederland als referentieland.
Hiërarchie
Aanvankelijk vergeleek Van Meel de kantoorontwerpen op plattegrond- en werkplekniveau. Later werd daar het gehele gebouw aan toegevoegd. Uit een vergelijking tussen de Amsterdamse Rembrandttoren en de Londense Canary Wharf blijkt waarom. De plattegronden zijn vrijwel gelijk: rechthoekig met een kern in het midden. Maar waar werknemers in de Rembrandttoren niet verder dan zeven meter van het raam zitten, kan die afstand in de Canary Wharf oplopen tot wel 22 meter.
Eén van zijn observaties is dat een echte hoogbouwcultuur in Europa ontbreekt. Een toren als die van Nationale Nederlanden staat met zijn 152 meter wereldwijd slechts op de 742ste plaats. En dan is de hoogbouw in Rotterdam nationaal ook nog een uitzondering vanwege de afwezigheid van historisch erfgoed in het platgebombardeerde centrum. Want de stedenbouwkundige contextblijkt een belangrijke remmende werking te hebben op de bouwhoogte.
Op de kaart kan Europa ruwweg worden verdeeld in Groot-Brittannië en continentaal Europa. Diepgelegen werkplekken in Engeland tegenover dicht bij het raam geplaatste bureaus op het vasteland. Wil een Engelse werknemer dan geen raam met uitzicht? Jawel, maar de macht van werknemers is in Groot-Brittannië niet zo groot als op het continent.
Op de werkplek bestaan ook duidelijke verschillen. Grote ruimten vol werkplekken versus afzonderlijke kamers. In Groot-Brittannië is een kamer slechts voorbehouden aan het hogere kader. In Zweden heeft iedere werknemer zijn eigen kamer. En in Nederland, Duitsland en Italië wordt de hiërarchie bepaald door de grootte van de kamer en het aantal personen met wie de kamer wordt gedeeld.
Mafia
In onderzoek waarin cultuur een rol speelt, is de verleiding in clichés te denken een valkuil. ,,Een groot aantal druk gebarende Italianen in een open kantooropstelling zou kunnen ontaarden in chaos. Maar dat hoeft er niet de oorzaak van te zijn dat een open opstelling in Italië weinig voorkomt.”
Twee jaar lang peuterde Van Meel informatie los van architecten, makelaars, managers en andere sleutelfiguren in de vijf onderzochte landen. ,,Je kan een hoop literatuuronderzoek doen, maar om het concreet te maken, moet worden gereisd.”
Internationaal onderzoek op locatie kent zo haar eigen moeilijkheden. Onverrichter zake uit Londen terugkeren omdat een afspraak niet is doorgegaan. Of terug in Delft constateren dat een aantal vragen niet is beantwoord. Van Meel: ,,Nadat ik in Italië was geweest, dienden zich allerlei nieuwe vragen aan. Daardoor moest ik terug naar landen waar ik al was geweest.”
Een aantal geïnterviewde personen heeft hij nooit persoonlijk ontmoet. E-mail bleek voldoende voor de benodigde gegevens. ,,Dat is wel lekker informeel.” Ook de bereidheid vragen te beantwoorden bleek niet altijd even groot. ,,In Zweden loop je zo overal binnen, maar in bijvoorbeeld Italië kost dat heel wat meer moeite.”
De veronderstelling dat in de jaren tachtig een groot aantal mafiose types op de Italiaanse vastgoedmarkt actief was, werd vrij snel bevestigd. ,,Uit die tijd stammen kantoren die maar half zijn afgebouwd of geen toegangsweg hebben omdat het smeergeld inmiddels al was geïnd.”
Territoriumdrift
Op de hooggelegen managementverdiepingen diende zich een volgend probleem aan: managertaal. ,,Wanneer ik dan sprak met een manager in Londen, kreeg ik als verklaring voor de kantoorindeling de ‘flexibiliteit’ en ‘efficiëntie’ ervan. Vervolgens zegt een Duitse manager exact hetzelfde over zijn totaal verschillende inrichting.”
De relatie tussen functie en vorm blijkt een stuk minder sterk dan vaak gedacht. Voor een ontwerpprobleem bestaan meerdere oplossingen. Welke wordt gekozen hangt af van de nationale context. Ook de machtsverhoudingen tussen betrokken partijen blijkt een belangrijke reden om de verschillen per regio teverklaren.
In Groot-Brittannië hebben projectontwikkelaars meer invloed dan op het continent. De rol van de architect beperkt zich tot de gevel, voor de inrichting wordt een legertje spaceplanners ingehuurd en de werknemer heeft weinig in de melk te brokkelen. Wat Van Meel verder opviel is dat inrichtingsprincipes klakkeloos worden gekopieerd zonder na te gaan welk gedachtegoed erachter zit. ,,Neem het combikantoor. Van oorsprong Zweeds maar daar al lang niet meer populair vanwege de dure vierkante meters van een verbrede gang in het midden.”
Tegenover ontwikkelingen als telewerken en flexibele werkplekken neemt hij een kritische houding in. ,,Als je naar de werkplek van de toekomst kijkt vallen twee zaken op. Allereerst is er een hele generatie wizzkids, geeks en nerds waarvoor internet geen enkel obstakel vormt en die weinig moeite heeft met telewerken of communiceren via e-mail. Maar daarnaast blijven bepaalde psychologische behoeften bestaan.”
Nadruk dient volgens hem dan ook niet te liggen op nieuwe ontwikkelingen, maar juist op dingen die niet veranderen: een diepgewortelde behoefte aan status, privacy, groepscommunicatie en een ongebreidelde territoriumdrift. Van Meel: ,,Diep in ons zitten nog restanten van de mammoetjager.’ ‘
Europese kantoortypen. Met de klok mee: het open-plan kantoor, het cellulaire kantoor, de kantoortuin en het combikantoor
De Rembrandttoren (135 m) en de One Canada Square Tower (244 m). In Canada zitten de werknemers twee keer zo ver van het raam als in Nederland
Illustraties: Jurriaan van Meel
‘Dynamischkantoor Haarlem’ van VROM, een kantoor zonder vaste werkplekken
,
Wie in Londen een kantoorgebouw binnenstapt, vindt daar een compleet andere werkopstelling dan in een Nederlands kantoor van hetzelfde bedrijf. Aanleiding voor promotieonderzoek door ir. Juriaan van Meel. Hij onderzocht de invloed van cultuurverschillen op kantoorontwerpen en stuitte op diepgewortelde menselijke oerdriften.
Een doorsnee kantoortoren in Engeland verschilt uiterlijk maar weinig van een Nederlandse. Achter de spiegelglas façades gaan echter opmerkelijke verschillen schuil. Waar Engelsen in grote onafgescheiden ruimten bij elkaar zitten, wordt de Nederlandse werknemer doorgaans in een afzonderlijk hokje aan een lange gang geplaatst.
Een werkplek dient ter ondersteuning van de arbeid. En de functie van een Engelse secretaresse zal weinig verschillen van die van haar Nederlandse collega. Hoe kan het dan dat binnen een zo rationeel gebouwtype per land grote verschillen in inrichting bestaan? Oftewel: wat is de invloed van de nationale context op het kantoorgebouwontwerp?
Dat is een nogal breed gestelde vraag die vakgebieden buiten Van Meels eigen expertise aansnijdt. ,,In die zin wijkt mijn promotieonderzoek nogal af van een ‘klassiek’ TU-onderzoek waarin experiment en objectieve data centraal staan.” Hij vergelijkt het onderzoek met een impressionistisch schilderij: van dichtbij grof gedetailleerd, maar van enige afstand bekeken een meerwaarde bevattend.
Opvallend is dat relatief weinig bekend is over het ontwerp van kantoorgebouwen. Terwijl meer dan de helft van de West-Europese beroepsbevolking haar dagen in een van de ‘iconen van de hedendaagse maatschappij’ slijt.
Teneinde nationale invloeden te onderzoeken, deelde de promovendus Europa op in culturele regio’s en zocht hij in elke regio een vertegenwoordiger. Zweden als modelland voor de noordelijke landen, Engeland als Angelsaksisch voorbeeld, Italië als Zuid-Europese vertegenwoordiger, Duitsland voor Germaanse invloeden en Nederland als referentieland.
Hiërarchie
Aanvankelijk vergeleek Van Meel de kantoorontwerpen op plattegrond- en werkplekniveau. Later werd daar het gehele gebouw aan toegevoegd. Uit een vergelijking tussen de Amsterdamse Rembrandttoren en de Londense Canary Wharf blijkt waarom. De plattegronden zijn vrijwel gelijk: rechthoekig met een kern in het midden. Maar waar werknemers in de Rembrandttoren niet verder dan zeven meter van het raam zitten, kan die afstand in de Canary Wharf oplopen tot wel 22 meter.
Eén van zijn observaties is dat een echte hoogbouwcultuur in Europa ontbreekt. Een toren als die van Nationale Nederlanden staat met zijn 152 meter wereldwijd slechts op de 742ste plaats. En dan is de hoogbouw in Rotterdam nationaal ook nog een uitzondering vanwege de afwezigheid van historisch erfgoed in het platgebombardeerde centrum. Want de stedenbouwkundige contextblijkt een belangrijke remmende werking te hebben op de bouwhoogte.
Op de kaart kan Europa ruwweg worden verdeeld in Groot-Brittannië en continentaal Europa. Diepgelegen werkplekken in Engeland tegenover dicht bij het raam geplaatste bureaus op het vasteland. Wil een Engelse werknemer dan geen raam met uitzicht? Jawel, maar de macht van werknemers is in Groot-Brittannië niet zo groot als op het continent.
Op de werkplek bestaan ook duidelijke verschillen. Grote ruimten vol werkplekken versus afzonderlijke kamers. In Groot-Brittannië is een kamer slechts voorbehouden aan het hogere kader. In Zweden heeft iedere werknemer zijn eigen kamer. En in Nederland, Duitsland en Italië wordt de hiërarchie bepaald door de grootte van de kamer en het aantal personen met wie de kamer wordt gedeeld.
Mafia
In onderzoek waarin cultuur een rol speelt, is de verleiding in clichés te denken een valkuil. ,,Een groot aantal druk gebarende Italianen in een open kantooropstelling zou kunnen ontaarden in chaos. Maar dat hoeft er niet de oorzaak van te zijn dat een open opstelling in Italië weinig voorkomt.”
Twee jaar lang peuterde Van Meel informatie los van architecten, makelaars, managers en andere sleutelfiguren in de vijf onderzochte landen. ,,Je kan een hoop literatuuronderzoek doen, maar om het concreet te maken, moet worden gereisd.”
Internationaal onderzoek op locatie kent zo haar eigen moeilijkheden. Onverrichter zake uit Londen terugkeren omdat een afspraak niet is doorgegaan. Of terug in Delft constateren dat een aantal vragen niet is beantwoord. Van Meel: ,,Nadat ik in Italië was geweest, dienden zich allerlei nieuwe vragen aan. Daardoor moest ik terug naar landen waar ik al was geweest.”
Een aantal geïnterviewde personen heeft hij nooit persoonlijk ontmoet. E-mail bleek voldoende voor de benodigde gegevens. ,,Dat is wel lekker informeel.” Ook de bereidheid vragen te beantwoorden bleek niet altijd even groot. ,,In Zweden loop je zo overal binnen, maar in bijvoorbeeld Italië kost dat heel wat meer moeite.”
De veronderstelling dat in de jaren tachtig een groot aantal mafiose types op de Italiaanse vastgoedmarkt actief was, werd vrij snel bevestigd. ,,Uit die tijd stammen kantoren die maar half zijn afgebouwd of geen toegangsweg hebben omdat het smeergeld inmiddels al was geïnd.”
Territoriumdrift
Op de hooggelegen managementverdiepingen diende zich een volgend probleem aan: managertaal. ,,Wanneer ik dan sprak met een manager in Londen, kreeg ik als verklaring voor de kantoorindeling de ‘flexibiliteit’ en ‘efficiëntie’ ervan. Vervolgens zegt een Duitse manager exact hetzelfde over zijn totaal verschillende inrichting.”
De relatie tussen functie en vorm blijkt een stuk minder sterk dan vaak gedacht. Voor een ontwerpprobleem bestaan meerdere oplossingen. Welke wordt gekozen hangt af van de nationale context. Ook de machtsverhoudingen tussen betrokken partijen blijkt een belangrijke reden om de verschillen per regio teverklaren.
In Groot-Brittannië hebben projectontwikkelaars meer invloed dan op het continent. De rol van de architect beperkt zich tot de gevel, voor de inrichting wordt een legertje spaceplanners ingehuurd en de werknemer heeft weinig in de melk te brokkelen. Wat Van Meel verder opviel is dat inrichtingsprincipes klakkeloos worden gekopieerd zonder na te gaan welk gedachtegoed erachter zit. ,,Neem het combikantoor. Van oorsprong Zweeds maar daar al lang niet meer populair vanwege de dure vierkante meters van een verbrede gang in het midden.”
Tegenover ontwikkelingen als telewerken en flexibele werkplekken neemt hij een kritische houding in. ,,Als je naar de werkplek van de toekomst kijkt vallen twee zaken op. Allereerst is er een hele generatie wizzkids, geeks en nerds waarvoor internet geen enkel obstakel vormt en die weinig moeite heeft met telewerken of communiceren via e-mail. Maar daarnaast blijven bepaalde psychologische behoeften bestaan.”
Nadruk dient volgens hem dan ook niet te liggen op nieuwe ontwikkelingen, maar juist op dingen die niet veranderen: een diepgewortelde behoefte aan status, privacy, groepscommunicatie en een ongebreidelde territoriumdrift. Van Meel: ,,Diep in ons zitten nog restanten van de mammoetjager.’ ‘
Europese kantoortypen. Met de klok mee: het open-plan kantoor, het cellulaire kantoor, de kantoortuin en het combikantoor
De Rembrandttoren (135 m) en de One Canada Square Tower (244 m). In Canada zitten de werknemers twee keer zo ver van het raam als in Nederland
Illustraties: Jurriaan van Meel
‘Dynamischkantoor Haarlem’ van VROM, een kantoor zonder vaste werkplekken
Wie in Londen een kantoorgebouw binnenstapt, vindt daar een compleet andere werkopstelling dan in een Nederlands kantoor van hetzelfde bedrijf. Aanleiding voor promotieonderzoek door ir. Juriaan van Meel. Hij onderzocht de invloed van cultuurverschillen op kantoorontwerpen en stuitte op diepgewortelde menselijke oerdriften.
Een doorsnee kantoortoren in Engeland verschilt uiterlijk maar weinig van een Nederlandse. Achter de spiegelglas façades gaan echter opmerkelijke verschillen schuil. Waar Engelsen in grote onafgescheiden ruimten bij elkaar zitten, wordt de Nederlandse werknemer doorgaans in een afzonderlijk hokje aan een lange gang geplaatst.
Een werkplek dient ter ondersteuning van de arbeid. En de functie van een Engelse secretaresse zal weinig verschillen van die van haar Nederlandse collega. Hoe kan het dan dat binnen een zo rationeel gebouwtype per land grote verschillen in inrichting bestaan? Oftewel: wat is de invloed van de nationale context op het kantoorgebouwontwerp?
Dat is een nogal breed gestelde vraag die vakgebieden buiten Van Meels eigen expertise aansnijdt. ,,In die zin wijkt mijn promotieonderzoek nogal af van een ‘klassiek’ TU-onderzoek waarin experiment en objectieve data centraal staan.” Hij vergelijkt het onderzoek met een impressionistisch schilderij: van dichtbij grof gedetailleerd, maar van enige afstand bekeken een meerwaarde bevattend.
Opvallend is dat relatief weinig bekend is over het ontwerp van kantoorgebouwen. Terwijl meer dan de helft van de West-Europese beroepsbevolking haar dagen in een van de ‘iconen van de hedendaagse maatschappij’ slijt.
Teneinde nationale invloeden te onderzoeken, deelde de promovendus Europa op in culturele regio’s en zocht hij in elke regio een vertegenwoordiger. Zweden als modelland voor de noordelijke landen, Engeland als Angelsaksisch voorbeeld, Italië als Zuid-Europese vertegenwoordiger, Duitsland voor Germaanse invloeden en Nederland als referentieland.
Hiërarchie
Aanvankelijk vergeleek Van Meel de kantoorontwerpen op plattegrond- en werkplekniveau. Later werd daar het gehele gebouw aan toegevoegd. Uit een vergelijking tussen de Amsterdamse Rembrandttoren en de Londense Canary Wharf blijkt waarom. De plattegronden zijn vrijwel gelijk: rechthoekig met een kern in het midden. Maar waar werknemers in de Rembrandttoren niet verder dan zeven meter van het raam zitten, kan die afstand in de Canary Wharf oplopen tot wel 22 meter.
Eén van zijn observaties is dat een echte hoogbouwcultuur in Europa ontbreekt. Een toren als die van Nationale Nederlanden staat met zijn 152 meter wereldwijd slechts op de 742ste plaats. En dan is de hoogbouw in Rotterdam nationaal ook nog een uitzondering vanwege de afwezigheid van historisch erfgoed in het platgebombardeerde centrum. Want de stedenbouwkundige contextblijkt een belangrijke remmende werking te hebben op de bouwhoogte.
Op de kaart kan Europa ruwweg worden verdeeld in Groot-Brittannië en continentaal Europa. Diepgelegen werkplekken in Engeland tegenover dicht bij het raam geplaatste bureaus op het vasteland. Wil een Engelse werknemer dan geen raam met uitzicht? Jawel, maar de macht van werknemers is in Groot-Brittannië niet zo groot als op het continent.
Op de werkplek bestaan ook duidelijke verschillen. Grote ruimten vol werkplekken versus afzonderlijke kamers. In Groot-Brittannië is een kamer slechts voorbehouden aan het hogere kader. In Zweden heeft iedere werknemer zijn eigen kamer. En in Nederland, Duitsland en Italië wordt de hiërarchie bepaald door de grootte van de kamer en het aantal personen met wie de kamer wordt gedeeld.
Mafia
In onderzoek waarin cultuur een rol speelt, is de verleiding in clichés te denken een valkuil. ,,Een groot aantal druk gebarende Italianen in een open kantooropstelling zou kunnen ontaarden in chaos. Maar dat hoeft er niet de oorzaak van te zijn dat een open opstelling in Italië weinig voorkomt.”
Twee jaar lang peuterde Van Meel informatie los van architecten, makelaars, managers en andere sleutelfiguren in de vijf onderzochte landen. ,,Je kan een hoop literatuuronderzoek doen, maar om het concreet te maken, moet worden gereisd.”
Internationaal onderzoek op locatie kent zo haar eigen moeilijkheden. Onverrichter zake uit Londen terugkeren omdat een afspraak niet is doorgegaan. Of terug in Delft constateren dat een aantal vragen niet is beantwoord. Van Meel: ,,Nadat ik in Italië was geweest, dienden zich allerlei nieuwe vragen aan. Daardoor moest ik terug naar landen waar ik al was geweest.”
Een aantal geïnterviewde personen heeft hij nooit persoonlijk ontmoet. E-mail bleek voldoende voor de benodigde gegevens. ,,Dat is wel lekker informeel.” Ook de bereidheid vragen te beantwoorden bleek niet altijd even groot. ,,In Zweden loop je zo overal binnen, maar in bijvoorbeeld Italië kost dat heel wat meer moeite.”
De veronderstelling dat in de jaren tachtig een groot aantal mafiose types op de Italiaanse vastgoedmarkt actief was, werd vrij snel bevestigd. ,,Uit die tijd stammen kantoren die maar half zijn afgebouwd of geen toegangsweg hebben omdat het smeergeld inmiddels al was geïnd.”
Territoriumdrift
Op de hooggelegen managementverdiepingen diende zich een volgend probleem aan: managertaal. ,,Wanneer ik dan sprak met een manager in Londen, kreeg ik als verklaring voor de kantoorindeling de ‘flexibiliteit’ en ‘efficiëntie’ ervan. Vervolgens zegt een Duitse manager exact hetzelfde over zijn totaal verschillende inrichting.”
De relatie tussen functie en vorm blijkt een stuk minder sterk dan vaak gedacht. Voor een ontwerpprobleem bestaan meerdere oplossingen. Welke wordt gekozen hangt af van de nationale context. Ook de machtsverhoudingen tussen betrokken partijen blijkt een belangrijke reden om de verschillen per regio teverklaren.
In Groot-Brittannië hebben projectontwikkelaars meer invloed dan op het continent. De rol van de architect beperkt zich tot de gevel, voor de inrichting wordt een legertje spaceplanners ingehuurd en de werknemer heeft weinig in de melk te brokkelen. Wat Van Meel verder opviel is dat inrichtingsprincipes klakkeloos worden gekopieerd zonder na te gaan welk gedachtegoed erachter zit. ,,Neem het combikantoor. Van oorsprong Zweeds maar daar al lang niet meer populair vanwege de dure vierkante meters van een verbrede gang in het midden.”
Tegenover ontwikkelingen als telewerken en flexibele werkplekken neemt hij een kritische houding in. ,,Als je naar de werkplek van de toekomst kijkt vallen twee zaken op. Allereerst is er een hele generatie wizzkids, geeks en nerds waarvoor internet geen enkel obstakel vormt en die weinig moeite heeft met telewerken of communiceren via e-mail. Maar daarnaast blijven bepaalde psychologische behoeften bestaan.”
Nadruk dient volgens hem dan ook niet te liggen op nieuwe ontwikkelingen, maar juist op dingen die niet veranderen: een diepgewortelde behoefte aan status, privacy, groepscommunicatie en een ongebreidelde territoriumdrift. Van Meel: ,,Diep in ons zitten nog restanten van de mammoetjager.’ ‘
Europese kantoortypen. Met de klok mee: het open-plan kantoor, het cellulaire kantoor, de kantoortuin en het combikantoor
De Rembrandttoren (135 m) en de One Canada Square Tower (244 m). In Canada zitten de werknemers twee keer zo ver van het raam als in Nederland
Illustraties: Jurriaan van Meel
‘Dynamischkantoor Haarlem’ van VROM, een kantoor zonder vaste werkplekken
Comments are closed.