Campus

De logica van een stadsplan

Een stad besturen is meer dan het opstapelen van bestemmingsplannen. Een beetje stad ontwikkelt daarom tegenwoordig een visie op de toekomst, ofwel een stadsplan.

Stedebouwkundige dr.ir. J. Bredenoord ziet een hausse aan stadsplannen, maar in veel gevallen een slecht functionerend ‘stedelijk management’ dat roet in het eten gooit.


1 Stadsplan van ‘s Hertogenbosch

Jarenlang was hij hoofd stadsontwikkeling in Enschede, en ook in Utrecht heeft Bredenoord op dit gebied zijn sporen verdiend. Zijn ervaring (,,zo’n vijfentwintig jaar”) resulteerde dinsdag in de verdediging van een proefschrift: ‘Planning en management voor de stad van de toekomst’. Bredenoord onderzocht de stadsplanning in een groot aantal Nederlandse steden. ,,De sleutelfiguren in het stedelijk management waren door mijn eigen functies goed toegankelijk, anders was het nooit gelukt.”

Regeren is vooruitzien, maar dat gold in het verleden niet voor de Nederlandse stad. ,,Ad-hoc beleid”, noemt Bredenoord het. ,,Het hele land is belegd met streekplannen voor provincies en regio’s, maar voor steden bestonden dergelijke plannen tien jaar geleden nog nauwelijks.” Steden werkten met bestemmingsplannen voor een wijk of een bepaald project (bijvoorbeeld de herontwikkeling van een stationsgebied). Een totaalvisie voor de stad ontbrak vaak.

Voor een dergelijke visie zijn verschillende namen in omloop. De wet spreekt bijvoorbeeld over een structuurplan. Bredenoord gebruikt bij voorkeur het woord stadsplan. ,,Een stadsplan is een compacte, maar integrale visie op de toekomst van de stad.”

De tijden zijn inmiddels gekeerd. Het ene na het andere stadsplan ziet tegenwoordig het levenslicht, in allerlei vormen. Volgens de promovendus zijn daar verschillende redenen voor aan te geven, gevolgen van gewijzigd beleid van het Rijk. ,,Het Rijk trekt zich terug uit stadsvernieuwing en volkshuisvesting, terwijl de gemeenten hun best moeten doen om nieuwe subsidies binnen te krijgen. Met een stadsplan kun je je beter profileren.”
Maatwerk

Zo speelde de toewijzing van de zogenaamde Vinex-locaties een belangrijke rol bij het totstandkomen van stadsplannen. ,,In Utrecht heeft men bijvoorbeeld altijd sectoraal gewerkt, er bestond geen stadsplan. Door de komst van de Vinex-wijk Leidsche Rijn, waar dertigduizend nieuwe huizen komen, heeft de gemeente een stadsplan voor de stad als geheel opgesteld.” Ook het loskrijgen van geld voor sociale vernieuwing, tegenwoordig ondergebracht in het Grote-Stedenbeleid, of de wens de gemeentelijke grenzen aan te passen, zijn stimuli geweest voor het ontwikkelen van een integrale visie.

Maar niet ieder plan is een goed plan. Doordat het fenomeenstadsplan tamelijk nieuw en onbekend is, is iedere gemeente volgens Bredenoord bezig zelf het wiel uit te vinden. Hèt ideale stadsplan bestaat niet volgens Bredenoord; ieder plan is ‘maatwerk’, toegesneden op de concrete situatie van een bepaalde stad. Maar Bredenoord geeft wel algemene richtlijnen: ,,Een goed stadsplan is heel compact en helder, en biedt een integrale visie op de lange termijn – zo’n tien tot twintig jaar vooruit. Maar het beschrijft geen eindtoestand, en moet continu aangepast kunnen worden. Dat betekent niet dat het iets vrijblijvends is. Het heeft juist veel invloed, en is de toetssteen voor sectorale plannen.”

Essentieel is het volgens Bredenoord dat het plan gezamenlijk wordt opgezet door politici en ambtenaren, het ‘stedelijk management’. En juist hier gaat het in veel gevallen mis. Er bestaat volgens Bredenoord een ‘zuilenstructuur’ binnen veel gemeenten die een integrale aanpak in die weg staat. ,,De wethouder verkeer stelt bijvoorbeeld een verkeersplan op, zonder de wethouder volkshuisvesting of economische zaken daarin te betrekken. Sectorale plannen horen afgeleid te zijn van het stadsplan. Daarom is het zo belangrijk dat de verschillende gemeentelijke instanties en andere betrokkenen samen het stadsplan opstellen, en niet bijvoorbeeld alleen de burgemeester en een paar wethouders.”
Logisch

Om de communicatie en samenwerking binnen het stedelijk management te verbeteren, zijn volgens Bredenoord in sommige gevallen nieuwe overlegstructuren nodig. ,,Misschien een soort overlegorgaan waarin politici en ambtenaren van verschillende portefeuilles tweewekelijks om de tafel zitten om de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid af te stemmen. Het klinkt allemaal heel logisch, maar het gebeurt niet. Zonder goede samenwerking binnen het stedelijk management heeft een stadsplan weinig zin.”

Hoewel nog moeilijker, moeten ook de belangen tussen de gemeentelijke overheid en de private sector – die vaak tegengesteld zijn – beter op elkaar afgestemd worden, vindt Bredenoord. Hij denkt hierbij in de eerste plaats aan de verzelfstandigde woningbouwcorporaties, die in de komende jaren een uiterst belangrijke rol in het stedelijk management moeten gaan vervullen.

Bredenoord: ,,Ook een goede corporatie ontwikkelt een visie op haar woningbestand over twintig jaar. Eén keer per jaar zouden de programma’s van de corporaties en de gemeente naast elkaar gelegd moeten worden. Ook bijvoorbeeld het bedrijfsleven, de Kamer van Koophandel, ontwikkelaars en beleggers kunnen hierbij betrokken worden.”

Bredenoord benadrukt echter dat het draagvlak voor veel maatregelen in de eerste plaats gevonden moet worden bij de inwoners van de betrokken wijken. Hiervoor is voortdurende ‘monitoring’ nodig.
(K.V.)

Kees Versluis

Een stad besturen is meer dan het opstapelen van bestemmingsplannen. Een beetje stad ontwikkelt daarom tegenwoordig een visie op de toekomst, ofwel een stadsplan. Stedebouwkundige dr.ir. J. Bredenoord ziet een hausse aan stadsplannen, maar in veel gevallen een slecht functionerend ‘stedelijk management’ dat roet in het eten gooit.


1 Stadsplan van ‘s Hertogenbosch

Jarenlang was hij hoofd stadsontwikkeling in Enschede, en ook in Utrecht heeft Bredenoord op dit gebied zijn sporen verdiend. Zijn ervaring (,,zo’n vijfentwintig jaar”) resulteerde dinsdag in de verdediging van een proefschrift: ‘Planning en management voor de stad van de toekomst’. Bredenoord onderzocht de stadsplanning in een groot aantal Nederlandse steden. ,,De sleutelfiguren in het stedelijk management waren door mijn eigen functies goed toegankelijk, anders was het nooit gelukt.”

Regeren is vooruitzien, maar dat gold in het verleden niet voor de Nederlandse stad. ,,Ad-hoc beleid”, noemt Bredenoord het. ,,Het hele land is belegd met streekplannen voor provincies en regio’s, maar voor steden bestonden dergelijke plannen tien jaar geleden nog nauwelijks.” Steden werkten met bestemmingsplannen voor een wijk of een bepaald project (bijvoorbeeld de herontwikkeling van een stationsgebied). Een totaalvisie voor de stad ontbrak vaak.

Voor een dergelijke visie zijn verschillende namen in omloop. De wet spreekt bijvoorbeeld over een structuurplan. Bredenoord gebruikt bij voorkeur het woord stadsplan. ,,Een stadsplan is een compacte, maar integrale visie op de toekomst van de stad.”

De tijden zijn inmiddels gekeerd. Het ene na het andere stadsplan ziet tegenwoordig het levenslicht, in allerlei vormen. Volgens de promovendus zijn daar verschillende redenen voor aan te geven, gevolgen van gewijzigd beleid van het Rijk. ,,Het Rijk trekt zich terug uit stadsvernieuwing en volkshuisvesting, terwijl de gemeenten hun best moeten doen om nieuwe subsidies binnen te krijgen. Met een stadsplan kun je je beter profileren.”
Maatwerk

Zo speelde de toewijzing van de zogenaamde Vinex-locaties een belangrijke rol bij het totstandkomen van stadsplannen. ,,In Utrecht heeft men bijvoorbeeld altijd sectoraal gewerkt, er bestond geen stadsplan. Door de komst van de Vinex-wijk Leidsche Rijn, waar dertigduizend nieuwe huizen komen, heeft de gemeente een stadsplan voor de stad als geheel opgesteld.” Ook het loskrijgen van geld voor sociale vernieuwing, tegenwoordig ondergebracht in het Grote-Stedenbeleid, of de wens de gemeentelijke grenzen aan te passen, zijn stimuli geweest voor het ontwikkelen van een integrale visie.

Maar niet ieder plan is een goed plan. Doordat het fenomeenstadsplan tamelijk nieuw en onbekend is, is iedere gemeente volgens Bredenoord bezig zelf het wiel uit te vinden. Hèt ideale stadsplan bestaat niet volgens Bredenoord; ieder plan is ‘maatwerk’, toegesneden op de concrete situatie van een bepaalde stad. Maar Bredenoord geeft wel algemene richtlijnen: ,,Een goed stadsplan is heel compact en helder, en biedt een integrale visie op de lange termijn – zo’n tien tot twintig jaar vooruit. Maar het beschrijft geen eindtoestand, en moet continu aangepast kunnen worden. Dat betekent niet dat het iets vrijblijvends is. Het heeft juist veel invloed, en is de toetssteen voor sectorale plannen.”

Essentieel is het volgens Bredenoord dat het plan gezamenlijk wordt opgezet door politici en ambtenaren, het ‘stedelijk management’. En juist hier gaat het in veel gevallen mis. Er bestaat volgens Bredenoord een ‘zuilenstructuur’ binnen veel gemeenten die een integrale aanpak in die weg staat. ,,De wethouder verkeer stelt bijvoorbeeld een verkeersplan op, zonder de wethouder volkshuisvesting of economische zaken daarin te betrekken. Sectorale plannen horen afgeleid te zijn van het stadsplan. Daarom is het zo belangrijk dat de verschillende gemeentelijke instanties en andere betrokkenen samen het stadsplan opstellen, en niet bijvoorbeeld alleen de burgemeester en een paar wethouders.”
Logisch

Om de communicatie en samenwerking binnen het stedelijk management te verbeteren, zijn volgens Bredenoord in sommige gevallen nieuwe overlegstructuren nodig. ,,Misschien een soort overlegorgaan waarin politici en ambtenaren van verschillende portefeuilles tweewekelijks om de tafel zitten om de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid af te stemmen. Het klinkt allemaal heel logisch, maar het gebeurt niet. Zonder goede samenwerking binnen het stedelijk management heeft een stadsplan weinig zin.”

Hoewel nog moeilijker, moeten ook de belangen tussen de gemeentelijke overheid en de private sector – die vaak tegengesteld zijn – beter op elkaar afgestemd worden, vindt Bredenoord. Hij denkt hierbij in de eerste plaats aan de verzelfstandigde woningbouwcorporaties, die in de komende jaren een uiterst belangrijke rol in het stedelijk management moeten gaan vervullen.

Bredenoord: ,,Ook een goede corporatie ontwikkelt een visie op haar woningbestand over twintig jaar. Eén keer per jaar zouden de programma’s van de corporaties en de gemeente naast elkaar gelegd moeten worden. Ook bijvoorbeeld het bedrijfsleven, de Kamer van Koophandel, ontwikkelaars en beleggers kunnen hierbij betrokken worden.”

Bredenoord benadrukt echter dat het draagvlak voor veel maatregelen in de eerste plaats gevonden moet worden bij de inwoners van de betrokken wijken. Hiervoor is voortdurende ‘monitoring’ nodig.
(K.V.)

Kees Versluis

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.