Opinion

De les van generaal Koetoezov

De universiteit moet veranderen: zij is geen oudheidkundig museum. Maar de manier waarop het college van bestuur te werk gaat stuit op kritiek. Eind vorige maand konden cvb en universiteitsraad het daarom niet eens worden over het financieel beleid.

Een lid van de u-raad legt uit waarom: ,,Wat mij stoort is dat zo negatief met de bestaande situatie wordt omgegaan.”

De ambities van het college van bestuur zijn in drie woorden samen te vatten. De TU moet zijn, of worden: beroemd, machtig, rijk. Of in één woord: excellent. Men leze de strategienota, de nota technologiebeleid en de financiële nota’s. Men hore de collegevoorzitter.

De belemmeringen om die ambities te realiseren zoals het college van bestuur die aanwijst, zijn eveneens in enkele woorden te vatten: het Bureau van de universiteit, de faculteiten en de hoogleraren zijn onder de maat.

De methode om de universiteit te vitaliseren is al even eenvoudig: centraliseren via reorganiseren, schuiven met mensen en middelen, financieel korten en belonen als prikkels om te veranderen.

Voor veranderen is veel te zeggen. De technische universiteit is geen oudheidkundig museum, maar koppelt bewaren en doorgeven aan het veranderen en vernieuwen van kennis en kunde. Over de inhoud van de (re)vitalisatie echter, en de weg om daar te komen, verschillen de universiteitsraad en het college van bestuur duidelijk van mening.
Weinig deugt

In de raadsvergadering van 29 mei zijn de botsingen dan ook niet uitgebleven. Het debat over de Financiële Kaderstelling (de verdeling van het geld) mondde uit in een aantal amendementen. De door het cvb gepresenteerde bestedingsplannen betekenen vergaande bezuinigingen bij de faculteiten. Er staat weinig compensatie tegenover om hun beleid om te buigen. De raad vindt een groot deel van de plannen onvoldoende onderbouwd en uitgewerkt en wil dan ook niet op deze manier de miljoenen guldens aan de faculteiten onthouden. Dit was geheel tegen de zin van het college, dat daarop de Kaderstelling terugnam.

Wat mij het meeste stoort in de betogen van het college van bestuur is dat zo negatief met de bestaande situatie wordt omgegaan. Er deugt – vooral in de ogen van de collegevoorzitter – weinig aan de TU. En als men daarvan niet onder de indruk raakt, dan wordt de dreigende buitenwereld als argument opgevoerd. Wat is hiervan de zin? Er is al zoveel negatief gepraat, en dit motiveert niet tot beklijvende actie.

Het is hoog tijd voor een positieve beleidslijn. De universitaire gemeenschap zoals die nú bestaat, moet het uitgangspunt zijn in de uitvoering van het beleid. Niet moet worden verwacht of geëist dat iedereen mee doet.

Het heil voor onze universiteit is niet van buiten teverwachten en dat hoeft ook niet. Anderen kunnen wel helpen, maar de TU bestaat bij de gratie van wat er nu al – vaak langdurig – is. Ondersteun wat nu al werkt.
Potenties

Benut allereerst de potenties van wie er nu al zijn en van wat er nu al gaande is. Verjonging is in de huidige omstandigheden moeilijk, maar is nu al mogelijk door de inzet van de studenten bij het universitaire werk te vergroten.

Investeer in ondersteuning. De aanwezige hoogleraren kunnen dan hun talenten beter benutten voor de vernieuwing. Nieuwelingen zullen willen investeren en blijven. Goed gekwalificeerde hoogleraren van elders kunnen van tijd tot tijd helpen. De TU is geen eiland, en het onderhouden van contacten met binnen- en buitenlandse universiteiten is van vitaal belang.

In ‘Oorlog en vrede’ (Tolstoj) komen bij de generaal Koetoezov doorlopend officieren en vertrouwelingen binnen om hem van alles voor te leggen. Koetoezov luistert, vraagt en stimuleert. ,,Door zijn langdurige ervaringen (…) begreep hij dat (…) de uitkomst (…) niet beslist wordt door de orders van de opperbevelhebber (…) maar door de ondefinieerbare kracht die het moreel van de troepen heet, en hij ging deze kracht na en leidde ze, zoveel dit in zijn vermogen was.”

Met andere woorden, de generaal weet weliswaar niet precies wat er gaande is, maar hij beseft dat het geen zin heeft om deze mensen, die in de hitte van de strijd ter plekke moeten handelen, onzeker te maken of te ontmoedigen.

De huidige relatie tussen de TU, het ministerie en het bedrijfsleven komt niet overeen met de Europese crisis van 1812 waarover Tolstoj schreef. Als metafoor biedt de romantische beschrijving van Koetoezov iets verhelderends.

Het college van bestuur van de universiteit vaart thans een riskante koers. Het cvb legt de nadruk op het importeren van ‘topfiguren’, op de centrale sturing van de nieuwe onderzoekinstellingen (DIOC’s), de centralisering van de derde-geldstroomactiviteiten, en dergelijke. De voorstellen zijn vaak onduidelijk en voortdurend onaf. Er wordt gesteld dat er haast bij is. Zo wordt het tegendeel bereikt van wat wordt beoogd.
Doemdoen

De vitalisering van de TU is allereerst een kwestie van binnenuit. Het aantrekken van impulsen van buitenaf is daarvan een afgeleide. Als de TU vooral uit meelopers en sjouwers zou bestaan, en alle leidinggevende ingenieurs van elders zouden moeten komen, dan zou de vitalisering onbegonnen werk zijn.

Dit achterhaalde derde-wereldscenario kan wellicht een tijdelijke strategische, schrikaanjagende manoeuvre zijn, maar is in feite een vorm van doemdenken en doemdoen. Uiteindelijk is van de opperleiding inspiratie en vooral ondersteuning nodig. Als de ‘extra mijl’ erin zit – en wie wil dat nu al betwijfelen – dan komt die er.

De universiteit moet veranderen: zij is geen oudheidkundig museum. Maar de manier waarop het college van bestuur te werk gaat stuit op kritiek. Eind vorige maand konden cvb en universiteitsraad het daarom niet eens worden over het financieel beleid. Een lid van de u-raad legt uit waarom: ,,Wat mij stoort is dat zo negatief met de bestaande situatie wordt omgegaan.”

De ambities van het college van bestuur zijn in drie woorden samen te vatten. De TU moet zijn, of worden: beroemd, machtig, rijk. Of in één woord: excellent. Men leze de strategienota, de nota technologiebeleid en de financiële nota’s. Men hore de collegevoorzitter.

De belemmeringen om die ambities te realiseren zoals het college van bestuur die aanwijst, zijn eveneens in enkele woorden te vatten: het Bureau van de universiteit, de faculteiten en de hoogleraren zijn onder de maat.

De methode om de universiteit te vitaliseren is al even eenvoudig: centraliseren via reorganiseren, schuiven met mensen en middelen, financieel korten en belonen als prikkels om te veranderen.

Voor veranderen is veel te zeggen. De technische universiteit is geen oudheidkundig museum, maar koppelt bewaren en doorgeven aan het veranderen en vernieuwen van kennis en kunde. Over de inhoud van de (re)vitalisatie echter, en de weg om daar te komen, verschillen de universiteitsraad en het college van bestuur duidelijk van mening.
Weinig deugt

In de raadsvergadering van 29 mei zijn de botsingen dan ook niet uitgebleven. Het debat over de Financiële Kaderstelling (de verdeling van het geld) mondde uit in een aantal amendementen. De door het cvb gepresenteerde bestedingsplannen betekenen vergaande bezuinigingen bij de faculteiten. Er staat weinig compensatie tegenover om hun beleid om te buigen. De raad vindt een groot deel van de plannen onvoldoende onderbouwd en uitgewerkt en wil dan ook niet op deze manier de miljoenen guldens aan de faculteiten onthouden. Dit was geheel tegen de zin van het college, dat daarop de Kaderstelling terugnam.

Wat mij het meeste stoort in de betogen van het college van bestuur is dat zo negatief met de bestaande situatie wordt omgegaan. Er deugt – vooral in de ogen van de collegevoorzitter – weinig aan de TU. En als men daarvan niet onder de indruk raakt, dan wordt de dreigende buitenwereld als argument opgevoerd. Wat is hiervan de zin? Er is al zoveel negatief gepraat, en dit motiveert niet tot beklijvende actie.

Het is hoog tijd voor een positieve beleidslijn. De universitaire gemeenschap zoals die nú bestaat, moet het uitgangspunt zijn in de uitvoering van het beleid. Niet moet worden verwacht of geëist dat iedereen mee doet.

Het heil voor onze universiteit is niet van buiten teverwachten en dat hoeft ook niet. Anderen kunnen wel helpen, maar de TU bestaat bij de gratie van wat er nu al – vaak langdurig – is. Ondersteun wat nu al werkt.
Potenties

Benut allereerst de potenties van wie er nu al zijn en van wat er nu al gaande is. Verjonging is in de huidige omstandigheden moeilijk, maar is nu al mogelijk door de inzet van de studenten bij het universitaire werk te vergroten.

Investeer in ondersteuning. De aanwezige hoogleraren kunnen dan hun talenten beter benutten voor de vernieuwing. Nieuwelingen zullen willen investeren en blijven. Goed gekwalificeerde hoogleraren van elders kunnen van tijd tot tijd helpen. De TU is geen eiland, en het onderhouden van contacten met binnen- en buitenlandse universiteiten is van vitaal belang.

In ‘Oorlog en vrede’ (Tolstoj) komen bij de generaal Koetoezov doorlopend officieren en vertrouwelingen binnen om hem van alles voor te leggen. Koetoezov luistert, vraagt en stimuleert. ,,Door zijn langdurige ervaringen (…) begreep hij dat (…) de uitkomst (…) niet beslist wordt door de orders van de opperbevelhebber (…) maar door de ondefinieerbare kracht die het moreel van de troepen heet, en hij ging deze kracht na en leidde ze, zoveel dit in zijn vermogen was.”

Met andere woorden, de generaal weet weliswaar niet precies wat er gaande is, maar hij beseft dat het geen zin heeft om deze mensen, die in de hitte van de strijd ter plekke moeten handelen, onzeker te maken of te ontmoedigen.

De huidige relatie tussen de TU, het ministerie en het bedrijfsleven komt niet overeen met de Europese crisis van 1812 waarover Tolstoj schreef. Als metafoor biedt de romantische beschrijving van Koetoezov iets verhelderends.

Het college van bestuur van de universiteit vaart thans een riskante koers. Het cvb legt de nadruk op het importeren van ‘topfiguren’, op de centrale sturing van de nieuwe onderzoekinstellingen (DIOC’s), de centralisering van de derde-geldstroomactiviteiten, en dergelijke. De voorstellen zijn vaak onduidelijk en voortdurend onaf. Er wordt gesteld dat er haast bij is. Zo wordt het tegendeel bereikt van wat wordt beoogd.
Doemdoen

De vitalisering van de TU is allereerst een kwestie van binnenuit. Het aantrekken van impulsen van buitenaf is daarvan een afgeleide. Als de TU vooral uit meelopers en sjouwers zou bestaan, en alle leidinggevende ingenieurs van elders zouden moeten komen, dan zou de vitalisering onbegonnen werk zijn.

Dit achterhaalde derde-wereldscenario kan wellicht een tijdelijke strategische, schrikaanjagende manoeuvre zijn, maar is in feite een vorm van doemdenken en doemdoen. Uiteindelijk is van de opperleiding inspiratie en vooral ondersteuning nodig. Als de ‘extra mijl’ erin zit – en wie wil dat nu al betwijfelen – dan komt die er.

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.