Education

‘De kop loopt los van de slang’

,,Ik had aan het vrije leven geroken. Op de markt verdiende ik een veelvoud van wat ik bij Scheikunde kreeg. Hier was het 64 gulden ofzo, daar kwam ik niet eens voor ademhalen.

Van alles probeerde ik om me te laten ontslaan, maar dat deden ze niet.” Eigenlijk is hij altijd een marktkoopman gebleven. ‘Humane arbeid’ is de handelswaar die hij geestdriftig probeert te slijten. Na veertig dienstjaren verlaat Jan van Meer (55) de TU.


1 Van Meer: ,,Het college is zijn krediet met een rotgang aan het verspelen”

In zijn tijdelijke onderkomen in het hoofdgebouw aan de Julianalaan maakt Van Meer de laatste weken vol. Met Kerst is het gedaan. Dan neemt hij zijn vrije dagen op om de laatste voorbereidingen te treffen voor de verhuizing naar Zuid-Frankrijk. Begin februari, wanneer hij officieel in de vut zit, wacht daar een villa in de bossen.

Een zee van ruimte (,,Nederland hebben we altijd beknellend gevonden. Het is zo klein en zo vol”) en een zee van vrije tijd. Om eindelijk de ongelezen boeken over oude geschiedenis in te duiken. ,,Verder ga ik een telescoop kopen en ik wil een pad door het bos aanleggen. Ja, als je niet uitkijkt ben je zo wéér zestig uur per week bezig.”

Jan van Meer is ‘projectmedewerker’ op het Bureau van de universiteit, ofwel begeleider bij reorganisatieprocessen. Daarnaast was hij tot voor kort het gezicht van universiteitsraadpartij TU 2000. Vijf jaar lang vertegenwoordigde hij als fractievoorzitter het niet-wetenschappelijk personeel – altijd goed voor kritische vragen, een stevige uitspraak, een onverbloemde mening.

,,Als we zijn overgekomen als de luis in de pels, vind ik dat een goede zaak. Ik ben nooit te beroerd geweest om te zeggen dat het soms grote onzin is wat er aan de universiteit gebeurt. Desondanks willen we iedereen in zijn waarde laten. We proberen met argumenten het beleid bij te sturen.”

En is hij daarin geslaagd? ,,Het ligt eraan wat voor ideeën je daarover hebt. Wie de wereld wil veranderen, komt in de raad van een koude kermis thuis. Maar als je je idealen stelt op honderd procent, en samen met wat medestanders kun je een paar procent verwezenlijken, dan vind ik dat redelijk geslaagd. We hebben invloed gehad op het sociaal houden van het beleid. Hoewel ik nu vraagtekens zet bij wat het college van bestuur uitvoert.”
Slachter

Achter een pot drop en twee bakken guppies (dat breekt het ijs wanneer mensen over hun problemen komen praten) maakt Van Meer thee in zijn koffiezetapparaat. Ondertussen praat hij, onafgebroken, over zijn jaren aan de TU. Hoe hij op zijn twaalfde al noodgedwongen begon met werken. En hoe hij nabaantjes als slachter, verkoper van dameslingerie en marktkoopman als jongste bediende bij Scheikunde terechtkwam, omdat zijn vader vond dat hij een vaste baan nodig had.

,,En dan blijf je hangen, deels uit gemakzucht. Veertig jaar bij dezelfde werkgever is geen verdienste, hoor. Gelukkig is de tent groot genoeg om telkens wat anders te doen.”

Van het scheikunde-lab belandde hij na de democatiseringsgolf fulltime in de personeelsraad (belangenbehartiging voor ondersteunend en beheerspersoneel). Daarnaast was hij woordvoerder van de vakbonden in het Overlegorgaan Personeelszaken. ,,Daar heb ik het meeste plezier gehad. Je kunt er zaken uitspitten, en ik ben een echte scherpsnijder.” Toen hij bij een grote bezuinigingsoperatie het voorstel lanceerde voor vrijwillige arbeidsmobiliteit, vond de TU dat hij daar zelf maar handen en voeten aan moest geven. Dus kreeg Van Meer een bureau, een telefoon en het etiket ‘arbeidsbemiddelaar’. Verder mocht hij de boel zelf invullen.

De vrijwillige overplaatsingen werden een succes, meent hij. ,,Het eerste jaar schreven zich honderd mensen in. Daarna is dat opgelopen tot jaarlijks vier- tot zeshonderd mensen. Vele werknemers hebben we geholpen. Niet alleen met een andere baan. Er kwamen ook mensen die privé of op hun werkplek in de knoop zaten.”

De functie liep in 1992 ten einde, omdat de TU het personeelsbeleid meer aan de faculteiten wilde overlaten. Meteen diende TU 2000 zich aan. Van Meer – ooit nog betrokken bij de oprichting van personeelspartij Demokratisch Beleid – nam de uitdaging van het fractievoorzitterschap aan. TU 2000 karakteriseert hij als ‘links van het midden’, een koers die hem past.

,,Je zit niet in de raad voor jezelf”, zegt hij meerdere malen. En: ,,Je moet je achterban nooit vergeten.” Hij licht zijn politieke filosofie toe: ,,Mensen die hier werken moeten de invloed krijgen die ze toekomt. Een organisatie wordt immers gemaakt door de werknemers. Dus moet je als bestuurder altijd zorgen dat je ideeën draagvlak hebben. Als je dat uit het oog verliest, kun je het wel schudden. Er ontstaat dan een soort burgerlijke ongehoorzaamheid. De organisatie verandert ogenschijnlijk wel, maar ondertussen zoekt iedereen wegen om toch op de oude manier door te gaan.”
Triest

,,Dat is inderdaad wat zich nu binnen de TU afspeelt. Ik vind dat triest.” Van Meer windt zich op: ,,Het college van bestuur had echt wel de nodige krediet opgebouwd. Maar de collegeleden zijn dat met een rotgang aan het verspelen.”

,,Mensen zijn best bereid vervelende maatregelen te accepteren, als ze maar overtuigd zijn van het nut. Er is hier veel begrip voor het feit dat de universitaire organisatie moet veranderen. Van hoog tot laag, iedereen heeft daar een beeld van. Maar als je veranderingen doorvoert op een manier die niet aansluit bij de werkvloer, raak je alle steun kwijt. De kop loopt los van de slang. Bovendien doet die kop wat anders dan ze belooft. Daardoor is het vertrouwen weg.”

,,Kijk, in grote lijnen ben ik het best eens met het college. Maar de manier waarop het zijn gedachten uitwerkt, is knudde. Je moet er tijd in stoppen.” Van Meer denkt niet dat er nuiemand is die het college en de werknemers nader bij elkaar kan bregen. Hij vreest een verharding van de standpunten. Terwijl dat absoluut onnodig is – als het college maar naar de basis wil luisteren.

Inspraak van werknemers, humanisering van de arbeid. Geen ouderwetse geitenwollensokken-ideologie, vindt Van Meer. Medewerkers vergroten hun inzet nu eenmaal als ze zich prettig voelen op hun werkplek. ,,Velen hier hebben het gevoel dat het hún universiteit is. Mensen willen voor de TU veel meer doen dan bestuurders zich realiseren. Maar ze worden nu gedwongen tot onthechting.”

Voor zichzelf ligt dat net iets anders, zegt hij. ,,Ik vind dat iedereen recht heeft op arbeid. Het is geen plicht. Ik heb het geluk gehad dat ik veertig jaar lang kon doen wat ik wilde. Altijd kwam er een nieuwe mogelijkheid die ik leuk vond. Een voorwaarde is wel dat je de gok durft te nemen. En op promotie hoef je na bepaalde functies ook niet te rekenen.

Maar zelf had ik niet anders gekund. Het leven zie ik als een groot risico, je weet nooit waar je aan begint. Bovendien had ik altijd in mijn achterhoofd: ‘Als ik op straat kom te staan, ga ik gewoon weer op de markt werken’. Natuurlijk – dat is betrekkelijk. Maar als je zo denkt, sta je wel anders tegenover de TU.”
(A.d.J.)

,,Ik had aan het vrije leven geroken. Op de markt verdiende ik een veelvoud van wat ik bij Scheikunde kreeg. Hier was het 64 gulden ofzo, daar kwam ik niet eens voor ademhalen. Van alles probeerde ik om me te laten ontslaan, maar dat deden ze niet.” Eigenlijk is hij altijd een marktkoopman gebleven. ‘Humane arbeid’ is de handelswaar die hij geestdriftig probeert te slijten. Na veertig dienstjaren verlaat Jan van Meer (55) de TU.


1 Van Meer: ,,Het college is zijn krediet met een rotgang aan het verspelen”

In zijn tijdelijke onderkomen in het hoofdgebouw aan de Julianalaan maakt Van Meer de laatste weken vol. Met Kerst is het gedaan. Dan neemt hij zijn vrije dagen op om de laatste voorbereidingen te treffen voor de verhuizing naar Zuid-Frankrijk. Begin februari, wanneer hij officieel in de vut zit, wacht daar een villa in de bossen.

Een zee van ruimte (,,Nederland hebben we altijd beknellend gevonden. Het is zo klein en zo vol”) en een zee van vrije tijd. Om eindelijk de ongelezen boeken over oude geschiedenis in te duiken. ,,Verder ga ik een telescoop kopen en ik wil een pad door het bos aanleggen. Ja, als je niet uitkijkt ben je zo wéér zestig uur per week bezig.”

Jan van Meer is ‘projectmedewerker’ op het Bureau van de universiteit, ofwel begeleider bij reorganisatieprocessen. Daarnaast was hij tot voor kort het gezicht van universiteitsraadpartij TU 2000. Vijf jaar lang vertegenwoordigde hij als fractievoorzitter het niet-wetenschappelijk personeel – altijd goed voor kritische vragen, een stevige uitspraak, een onverbloemde mening.

,,Als we zijn overgekomen als de luis in de pels, vind ik dat een goede zaak. Ik ben nooit te beroerd geweest om te zeggen dat het soms grote onzin is wat er aan de universiteit gebeurt. Desondanks willen we iedereen in zijn waarde laten. We proberen met argumenten het beleid bij te sturen.”

En is hij daarin geslaagd? ,,Het ligt eraan wat voor ideeën je daarover hebt. Wie de wereld wil veranderen, komt in de raad van een koude kermis thuis. Maar als je je idealen stelt op honderd procent, en samen met wat medestanders kun je een paar procent verwezenlijken, dan vind ik dat redelijk geslaagd. We hebben invloed gehad op het sociaal houden van het beleid. Hoewel ik nu vraagtekens zet bij wat het college van bestuur uitvoert.”
Slachter

Achter een pot drop en twee bakken guppies (dat breekt het ijs wanneer mensen over hun problemen komen praten) maakt Van Meer thee in zijn koffiezetapparaat. Ondertussen praat hij, onafgebroken, over zijn jaren aan de TU. Hoe hij op zijn twaalfde al noodgedwongen begon met werken. En hoe hij nabaantjes als slachter, verkoper van dameslingerie en marktkoopman als jongste bediende bij Scheikunde terechtkwam, omdat zijn vader vond dat hij een vaste baan nodig had.

,,En dan blijf je hangen, deels uit gemakzucht. Veertig jaar bij dezelfde werkgever is geen verdienste, hoor. Gelukkig is de tent groot genoeg om telkens wat anders te doen.”

Van het scheikunde-lab belandde hij na de democatiseringsgolf fulltime in de personeelsraad (belangenbehartiging voor ondersteunend en beheerspersoneel). Daarnaast was hij woordvoerder van de vakbonden in het Overlegorgaan Personeelszaken. ,,Daar heb ik het meeste plezier gehad. Je kunt er zaken uitspitten, en ik ben een echte scherpsnijder.” Toen hij bij een grote bezuinigingsoperatie het voorstel lanceerde voor vrijwillige arbeidsmobiliteit, vond de TU dat hij daar zelf maar handen en voeten aan moest geven. Dus kreeg Van Meer een bureau, een telefoon en het etiket ‘arbeidsbemiddelaar’. Verder mocht hij de boel zelf invullen.

De vrijwillige overplaatsingen werden een succes, meent hij. ,,Het eerste jaar schreven zich honderd mensen in. Daarna is dat opgelopen tot jaarlijks vier- tot zeshonderd mensen. Vele werknemers hebben we geholpen. Niet alleen met een andere baan. Er kwamen ook mensen die privé of op hun werkplek in de knoop zaten.”

De functie liep in 1992 ten einde, omdat de TU het personeelsbeleid meer aan de faculteiten wilde overlaten. Meteen diende TU 2000 zich aan. Van Meer – ooit nog betrokken bij de oprichting van personeelspartij Demokratisch Beleid – nam de uitdaging van het fractievoorzitterschap aan. TU 2000 karakteriseert hij als ‘links van het midden’, een koers die hem past.

,,Je zit niet in de raad voor jezelf”, zegt hij meerdere malen. En: ,,Je moet je achterban nooit vergeten.” Hij licht zijn politieke filosofie toe: ,,Mensen die hier werken moeten de invloed krijgen die ze toekomt. Een organisatie wordt immers gemaakt door de werknemers. Dus moet je als bestuurder altijd zorgen dat je ideeën draagvlak hebben. Als je dat uit het oog verliest, kun je het wel schudden. Er ontstaat dan een soort burgerlijke ongehoorzaamheid. De organisatie verandert ogenschijnlijk wel, maar ondertussen zoekt iedereen wegen om toch op de oude manier door te gaan.”
Triest

,,Dat is inderdaad wat zich nu binnen de TU afspeelt. Ik vind dat triest.” Van Meer windt zich op: ,,Het college van bestuur had echt wel de nodige krediet opgebouwd. Maar de collegeleden zijn dat met een rotgang aan het verspelen.”

,,Mensen zijn best bereid vervelende maatregelen te accepteren, als ze maar overtuigd zijn van het nut. Er is hier veel begrip voor het feit dat de universitaire organisatie moet veranderen. Van hoog tot laag, iedereen heeft daar een beeld van. Maar als je veranderingen doorvoert op een manier die niet aansluit bij de werkvloer, raak je alle steun kwijt. De kop loopt los van de slang. Bovendien doet die kop wat anders dan ze belooft. Daardoor is het vertrouwen weg.”

,,Kijk, in grote lijnen ben ik het best eens met het college. Maar de manier waarop het zijn gedachten uitwerkt, is knudde. Je moet er tijd in stoppen.” Van Meer denkt niet dat er nuiemand is die het college en de werknemers nader bij elkaar kan bregen. Hij vreest een verharding van de standpunten. Terwijl dat absoluut onnodig is – als het college maar naar de basis wil luisteren.

Inspraak van werknemers, humanisering van de arbeid. Geen ouderwetse geitenwollensokken-ideologie, vindt Van Meer. Medewerkers vergroten hun inzet nu eenmaal als ze zich prettig voelen op hun werkplek. ,,Velen hier hebben het gevoel dat het hún universiteit is. Mensen willen voor de TU veel meer doen dan bestuurders zich realiseren. Maar ze worden nu gedwongen tot onthechting.”

Voor zichzelf ligt dat net iets anders, zegt hij. ,,Ik vind dat iedereen recht heeft op arbeid. Het is geen plicht. Ik heb het geluk gehad dat ik veertig jaar lang kon doen wat ik wilde. Altijd kwam er een nieuwe mogelijkheid die ik leuk vond. Een voorwaarde is wel dat je de gok durft te nemen. En op promotie hoef je na bepaalde functies ook niet te rekenen.

Maar zelf had ik niet anders gekund. Het leven zie ik als een groot risico, je weet nooit waar je aan begint. Bovendien had ik altijd in mijn achterhoofd: ‘Als ik op straat kom te staan, ga ik gewoon weer op de markt werken’. Natuurlijk – dat is betrekkelijk. Maar als je zo denkt, sta je wel anders tegenover de TU.”
(A.d.J.)

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.