Campus

De kelderwerkers (8)

Je kent vast ook die plotselinge omslag van je humeur nadat je iets bereikt hebt wat je lang najoeg. Die leegte, de twijfel. Zodra ik de opdracht op zak had om de problemen in de kelder aan te pakken, zakte de moed me in de schoenen.

Waar begin ik, vroeg ik me af. Op mijn rug hing de rugzak die Olga Spaak voor me vulde. Twee gevulde koeken, een pakje sap, een zwart schrift met harde kaft.

,,Schrijf op wat je ziet. Ga niet teveel met mensen in discussie, maar observeer en noteer. Gebruik deze fijne viltpen.” Ze stak de pen in het voorvakje. ,,Watervast.”

Ik zag aan haar bewegingen dat ze nerveus was, net als ik.

,,Olga? Hoe pak ik het aan?”

Ze keek me aan, in haar ogen las ik leegte.

,,Zoals ik zei: kijk en schrijf, doe verder niets. Later zul je de verbanden zien.”

,,Maar wat bekijken, wat beschrijven?”

Ze schudde haar hoofd. ,,Je hoeft niet te kiezen. Loop een richting uit, volg je intuïtie. Waar je komt zul je op vreemde zaken stuiten.” Ze fluisterde: ,,De problemen die jij zoekt, zijn overal. Loop nu. Het ga je goed.”

Ik was al op weg, Eugenie riep mijn naam door de gang en holde naar me toe.

,,Dit is voor noodgevallen”, pufte ze. Wat ze bedoelde kon ik niet zien, ze trok aan de ritsen van mijn rugzak. Wel hoorde ik voorwerp op voorwerp vallen en voelde ik het gewicht van de rugzak toenemen.

,,Zo, wat kan je nu nog gebeuren?”, zei ze monter. Ze gaf een vriendelijke mep op mijn schouder die ik nog voelde branden toen ik al de hoek om was, richting trappenhuis. Het was de eerste keer dat Eugenie me geslagen had. Wie had me gewaarschuwd voor haar losse handen, was dat meneer Costeau geweest? Hij had me voor niets bang gemaakt. Stom dat ik me dat nu pas realiseerde, nu ik weg ging. Ik wou dat ik wat meer inzicht in mijn denken en doen had. Eigenlijk zou ik mijn leven in een schema willen zetten. Zelfkennis in een oogopslag, zou dat niet mooi zijn? Daar dacht ik aan, toen ik meneer Costeau tegenkwam op de trap.

,,Jonas, wat een tref! Ik wilde je iets meegeven. Je hoeft je nergens ongerust over te maken. En in het ergste geval: alsjeblieft.”

Hij haalde uit zijn binnenzak een metalen flacon. Op de buik stond in zwierige letters een inscriptie: RC.

,,Rogier Costeau, c’est moi.” Hij duwde het flesje in mijn borstzak en knipoogde. ,,Rum. Tegen de kou.”

Hij sloeg me op dezelfde schouder. Een paar seconden trilde mijn ooglid oncontroleerbaar. Een druppel vocht liep uit de traanbuis en zakte af langs mijn wang. Ik keek naar de traptreden, wees naar boven en zei, zonder Costeau aan te kijken: ,,Ik ga nu maar.”

,,Ja, ga nu maar. Ga.”

Zo stonden we daar. Ik wilde naar boven, hij naar beneden. Hij had me een heupflacon, een stukje persoonlijk bezit gegeven. Ik had willen zeggen: bedankt. Ik zei: ,,Ik ga.”

Hij zei: ,,Pas op in het donker. Vochtige vloeren kunnen glad zijn.”

Bij elke stap die ik zette, prikte iets scherps in mijn rug. Ik ging zitten op een trede en opende de rugzak. Ongelooflijk: hij zat tot de rand toe vol. Eerst haalde ik een EHBO-trommel uit de tas, daaronder zat een grote plattegrond, opgevouwen als een harmonica, een kompas, twee sinaasappels, een paar sokken, het schrift, twee oorproppen, een nagelschaartje en een zakmes met een lepel en een tandenstoker. Ik stalde alles uit op de traptreden en zette het flesje rum erbij. Wat had dit te betekenen? Ik wou dat ik het in een schema kon zetten. Als deze spullen werkelijk nodig waren, kon ik een zware tocht verwachten. Wat een zorgzaamheid sprak uit dit overlevingspakket, en meer dan dat, ik kon het niet anders zeggen: wat een liefde.

Mijn ooglid begon weer wild te trillen, mijn mondhoeken spanden zich. Dikke druppels gleden over mijn wangen.

,,Schrijf op wat je ziet. Ga niet teveel met mensen in discussie, maar observeer en noteer. Gebruik deze fijne viltpen.” Ze stak de pen in het voorvakje. ,,Watervast.”

Ik zag aan haar bewegingen dat ze nerveus was, net als ik.

,,Olga? Hoe pak ik het aan?”

Ze keek me aan, in haar ogen las ik leegte.

,,Zoals ik zei: kijk en schrijf, doe verder niets. Later zul je de verbanden zien.”

,,Maar wat bekijken, wat beschrijven?”

Ze schudde haar hoofd. ,,Je hoeft niet te kiezen. Loop een richting uit, volg je intuïtie. Waar je komt zul je op vreemde zaken stuiten.” Ze fluisterde: ,,De problemen die jij zoekt, zijn overal. Loop nu. Het ga je goed.”

Ik was al op weg, Eugenie riep mijn naam door de gang en holde naar me toe.

,,Dit is voor noodgevallen”, pufte ze. Wat ze bedoelde kon ik niet zien, ze trok aan de ritsen van mijn rugzak. Wel hoorde ik voorwerp op voorwerp vallen en voelde ik het gewicht van de rugzak toenemen.

,,Zo, wat kan je nu nog gebeuren?”, zei ze monter. Ze gaf een vriendelijke mep op mijn schouder die ik nog voelde branden toen ik al de hoek om was, richting trappenhuis. Het was de eerste keer dat Eugenie me geslagen had. Wie had me gewaarschuwd voor haar losse handen, was dat meneer Costeau geweest? Hij had me voor niets bang gemaakt. Stom dat ik me dat nu pas realiseerde, nu ik weg ging. Ik wou dat ik wat meer inzicht in mijn denken en doen had. Eigenlijk zou ik mijn leven in een schema willen zetten. Zelfkennis in een oogopslag, zou dat niet mooi zijn? Daar dacht ik aan, toen ik meneer Costeau tegenkwam op de trap.

,,Jonas, wat een tref! Ik wilde je iets meegeven. Je hoeft je nergens ongerust over te maken. En in het ergste geval: alsjeblieft.”

Hij haalde uit zijn binnenzak een metalen flacon. Op de buik stond in zwierige letters een inscriptie: RC.

,,Rogier Costeau, c’est moi.” Hij duwde het flesje in mijn borstzak en knipoogde. ,,Rum. Tegen de kou.”

Hij sloeg me op dezelfde schouder. Een paar seconden trilde mijn ooglid oncontroleerbaar. Een druppel vocht liep uit de traanbuis en zakte af langs mijn wang. Ik keek naar de traptreden, wees naar boven en zei, zonder Costeau aan te kijken: ,,Ik ga nu maar.”

,,Ja, ga nu maar. Ga.”

Zo stonden we daar. Ik wilde naar boven, hij naar beneden. Hij had me een heupflacon, een stukje persoonlijk bezit gegeven. Ik had willen zeggen: bedankt. Ik zei: ,,Ik ga.”

Hij zei: ,,Pas op in het donker. Vochtige vloeren kunnen glad zijn.”

Bij elke stap die ik zette, prikte iets scherps in mijn rug. Ik ging zitten op een trede en opende de rugzak. Ongelooflijk: hij zat tot de rand toe vol. Eerst haalde ik een EHBO-trommel uit de tas, daaronder zat een grote plattegrond, opgevouwen als een harmonica, een kompas, twee sinaasappels, een paar sokken, het schrift, twee oorproppen, een nagelschaartje en een zakmes met een lepel en een tandenstoker. Ik stalde alles uit op de traptreden en zette het flesje rum erbij. Wat had dit te betekenen? Ik wou dat ik het in een schema kon zetten. Als deze spullen werkelijk nodig waren, kon ik een zware tocht verwachten. Wat een zorgzaamheid sprak uit dit overlevingspakket, en meer dan dat, ik kon het niet anders zeggen: wat een liefde.

Mijn ooglid begon weer wild te trillen, mijn mondhoeken spanden zich. Dikke druppels gleden over mijn wangen.

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.