Nodig je de vooraanstaande Delftse nanotechnoloog Cees Dekker en de Twentse hoogleraar filosofie en wetenschap en techniek Arie Rip uit voor een discussie over nanotechnologie, blijken ze het na vijf minuten al met elkaar eens.
Gelukkig was het publiek afgelopen donderdag bij het door het platform Ethiek en Techniek georganiseerde debat niet te beroerd om het vuurtje van de discussie op te stoken.
“Aan de hand van nanotechnologie kun je zowel droom- als doembeelden scheppen”, zei Dekker, die erkende dat nanotechnologie op de lange termijn een forse impact zou hebben op de samenleving. Overspannen hoge verwachtingen over bijvoorbeeld medische toepassingen moesten worden getemperd, en angstvisioenen behoefden nuancering. Zo benadrukte Dekker dat nanodeeltjes mogelijk toxische effecten kunnen hebben, maar dat de nanotechnologie daarin niet verschilt van de chemische technologie.
Het had een spannende discussie kunnen worden als Rip de mantel van onheilsprofeet had willen aantrekken. Maar de Twentse hoogleraar, die betrokken is bij het Nanoned-consortium, toonde zich de genuanceerdheid zelve. “Misschien focussen we te sterk op de risico’s van nanotechnologie”, verklaarde hij bijvoorbeeld. En: “Het gaat mij niet om de bedreigingen van nanotechnologie.” Geen wonder dat Dekker even later verklaarde het in grote lijnen met zijn ‘tegenstander’ eens. Ook bij de vraag of er niet te veel geld wordt gepompt in ‘nano-onderzoek’ bleken de sprekers het eens te zijn: nee, helemaal niet.
Techniekfilosoof prof. dr. Jeroen van den Hoven (TBM) probeerde de discussie open te breken met vragen over de bedreiging die toepassingen van nanotechnologie op korte termijn kunnen vormen voor onze privacy. Dekker erkende dat er risico’s konden ontstaan . “maar daar zijn we zelf bij.” Bovendien ging het hier niet om ‘reuzenstappen’ in de nanotechnologie, maar eerder om de voortschrijdende evolutie van steeds kleinere en snellere micro-elektronica. En die ontwikkeling viel lastig te voorspellen. “Wie had met de uitvinding van de transistor de komst van het internet kunnen voorzien?”
Voor de komende vijf, tien jaar verwachtte Dekker meer en meer toepassingen van nanotechnologie in producten als auto’s. “Van een revolutie zal geen sprake zijn. Het is veelal voortzetting van bestaande technologie met nano-elementen.”
Rip wees op onvoorziene maar ingrijpende effecten van de nanotechnologie: zo had een Brits boulevardblad al uitgepakt met een scenario waarbij vuilafstotende materialen het wassen van je kleren overbodig maken: adieu, wasmachinefabrikanten. Waren zulke verschuivingen wel erg, vroeg een student zich hardop af. Rip: “Nee, maar voor de betrokkenen is het natuurlijk zielig.” Dezelfde student plaatste vraagtekens bij het idee van een rem op wetenschappelijk onderzoek in geval van onoverkomelijke ethische dilemma’s. Maar Dekker bleek dat sentiment niet te delen. “Wetenschap is geen heilig huis waar geen discussie over gevoerd mag worden. Ik denk na over de vraag wat ik zou moeten onderzoeken. Maar bij mijn onderzoek in het lab spelen droom- en doembeelden nauwelijks een rol: het gaat vooral om wetenschappelijke relevantie en nieuwsgierigheid.”
Joost Panhuysen
Nodig je de vooraanstaande Delftse nanotechnoloog Cees Dekker en de Twentse hoogleraar filosofie en wetenschap en techniek Arie Rip uit voor een discussie over nanotechnologie, blijken ze het na vijf minuten al met elkaar eens. Gelukkig was het publiek afgelopen donderdag bij het door het platform Ethiek en Techniek georganiseerde debat niet te beroerd om het vuurtje van de discussie op te stoken.
“Aan de hand van nanotechnologie kun je zowel droom- als doembeelden scheppen”, zei Dekker, die erkende dat nanotechnologie op de lange termijn een forse impact zou hebben op de samenleving. Overspannen hoge verwachtingen over bijvoorbeeld medische toepassingen moesten worden getemperd, en angstvisioenen behoefden nuancering. Zo benadrukte Dekker dat nanodeeltjes mogelijk toxische effecten kunnen hebben, maar dat de nanotechnologie daarin niet verschilt van de chemische technologie.
Het had een spannende discussie kunnen worden als Rip de mantel van onheilsprofeet had willen aantrekken. Maar de Twentse hoogleraar, die betrokken is bij het Nanoned-consortium, toonde zich de genuanceerdheid zelve. “Misschien focussen we te sterk op de risico’s van nanotechnologie”, verklaarde hij bijvoorbeeld. En: “Het gaat mij niet om de bedreigingen van nanotechnologie.” Geen wonder dat Dekker even later verklaarde het in grote lijnen met zijn ‘tegenstander’ eens. Ook bij de vraag of er niet te veel geld wordt gepompt in ‘nano-onderzoek’ bleken de sprekers het eens te zijn: nee, helemaal niet.
Techniekfilosoof prof. dr. Jeroen van den Hoven (TBM) probeerde de discussie open te breken met vragen over de bedreiging die toepassingen van nanotechnologie op korte termijn kunnen vormen voor onze privacy. Dekker erkende dat er risico’s konden ontstaan . “maar daar zijn we zelf bij.” Bovendien ging het hier niet om ‘reuzenstappen’ in de nanotechnologie, maar eerder om de voortschrijdende evolutie van steeds kleinere en snellere micro-elektronica. En die ontwikkeling viel lastig te voorspellen. “Wie had met de uitvinding van de transistor de komst van het internet kunnen voorzien?”
Voor de komende vijf, tien jaar verwachtte Dekker meer en meer toepassingen van nanotechnologie in producten als auto’s. “Van een revolutie zal geen sprake zijn. Het is veelal voortzetting van bestaande technologie met nano-elementen.”
Rip wees op onvoorziene maar ingrijpende effecten van de nanotechnologie: zo had een Brits boulevardblad al uitgepakt met een scenario waarbij vuilafstotende materialen het wassen van je kleren overbodig maken: adieu, wasmachinefabrikanten. Waren zulke verschuivingen wel erg, vroeg een student zich hardop af. Rip: “Nee, maar voor de betrokkenen is het natuurlijk zielig.” Dezelfde student plaatste vraagtekens bij het idee van een rem op wetenschappelijk onderzoek in geval van onoverkomelijke ethische dilemma’s. Maar Dekker bleek dat sentiment niet te delen. “Wetenschap is geen heilig huis waar geen discussie over gevoerd mag worden. Ik denk na over de vraag wat ik zou moeten onderzoeken. Maar bij mijn onderzoek in het lab spelen droom- en doembeelden nauwelijks een rol: het gaat vooral om wetenschappelijke relevantie en nieuwsgierigheid.”
Joost Panhuysen
Comments are closed.