Twee TU-faculteiten toetsen eerste- en tweedejaars studenten regelmatig met behulp van computers. De effecten op de studievoortgang zijn behoorlijk.
Maar niet elk vak en elke student leent zich voor dit hulpmiddel.
Veel studenten halen slechte cijfers voor ‘moeilijke’, theoretische vakken zoals mechanica. Dat hoeft niet aan hun capaciteiten te liggen, ook de manier van studeren heeft invloed. Vaak gaan studenten pas vlak voor het tentamen echt hard studeren. Het oefenen in het maken van opgaven, waar op het tentamen voornamelijk op getoetst wordt, heeft op zo’n moment eigenlijk weinig effect meer. Dat had eerder en regelmatiger moeten gebeuren, om het leereffect en een voldoende op het tentamen te bereiken.
Voor vakken die hiërarchisch opgebouwd zijn, zoals mechanica, is dit studeergedrag een voorname oorzaak van slechte tentamenresultaten. Er vallen veel onvoldoendes en er zijn dus veel deelnemers voor de herkansing. Een manier om studenten te ondersteunen bij regelmatig studeren is het invoeren van wekelijkse toetsing. De computer kan daarbij een hulpmiddel zijn om deze toetsen aan de studenten aan te bieden, ze na te kijken en de resultaten netjes op te slaan.
Bonus
De faculteiten Civiele Techniek en Werktuigbouwkunde en Maritieme Techniek maken sinds een aantal jaren bij enkele vakken gebruik van regelmatige toetsing voor eerste- en tweedejaars onderwijs. Studenten maken elke week een toets van een uur, waarmee ze nagaan of ze de stof beheersen en in welke mate ze de stof kunnen toepassen. Aan zo’n toets is een bonus verbonden; ze halen een deelresultaat voor alle toetsen dat dertig procent van het eindcijfer bepaalt. De overige zeventig procent van het eindcijfer wordt gevormd door het resultaat van het afsluitende schriftelijke tentamen.
In beide systemen bestaan de toetsen uit opgaven waarop een numeriek antwoord gegeven moet worden. Elke vraag bestaat uit een tekst, waarin parameters opgenomen kunnen zijn en een plaatje dat de probleemsituatie schetst. De student is vrij om de volgorde in de opgaven te bepalen en kan op elk gewenst moment zijn (deel-)score opvragen.
De resultaten van studenten worden op een beveiligde plaats op het netwerk opgeslagen. Om andere fraude te voorkomen moeten studenten hun collegekaart meenemen. Op gezette tijden wordt het collegekaartnummer, dat op het beeldscherm verschijnt, gecontroleerd door een assistent en wordt de pasfoto vergeleken met de persoon die de toets maakt.
Het invoeren van computertoetsen leidt over het algemeen tot beter studeergedrag van studenten; ze houden de stof beter bij en stellen het oefenen van opgaven niet uit tot vlak voor het tentamen. De cijfers laten zien dat dit resulteert in een hogere doorstroming: meer studenten die de eerste keer met het tentamen meedoen slagen er ook voor.
Niet zonder meer
Zo zijn de doorstroompercentages voor drie vakken bij CT (Algemene Mechanica I, Vloeistofmechanica en Algemene Mechanica II) over de jaren blijvend toegenomen, van ongeveer veertig (zonder toetsing) naar rond de zestig procent (met regelmatige toetsing). Het effect van de bonus is uit deze cijfers verwijderd. Docenten constateren dat studenten beter voorbereid zijn op het tentamen en ook meer vertrouwen hebben in een goede afloop.
Eenzelfde effect zien we bij het eerstejaars vak Inleiding Technische Mechanica (bestaande uit de onderdelen Statica, Stijfheid & Sterkteleer en Dynamica) van de faculteit WbMT. Ook daar zijn substantiële verhogingen van de doorstroming gerealiseerd na de invoering van wekelijkse computertoetsen, zij het dat de oorspronkelijke doorstroompercentages daar veel lager waren dan bij CT.
De positieve resultaten leiden niet zonder meer tot de aanbeveling om bij alle vakken toetssystemen in te voeren. Toetssystemen zijn vooral geschikt voor hiërarchisch opgebouwde vakken. Bovendien zijn ze meer geschikt om in het eerste jaar toe te passen dan in het tweede jaar. Dit laatste wordt aangegeven door civielstudenten die bovengenoemde vakken gevolgd hebben. Eerstejaars zeggen dat ze een dergelijke vorm van georganiseerde, verroosterde toetsing over het algemeen een prettige en zinvolle ondersteuning bij het bestuderen van ‘lastige’ leerstof vinden. Hun studeergedrag wordt, zeker in het (begin van het) eerste jaar, enigszins voorgestructureerd door de docenten. Dat geeft ze de zekerheid dat ze weten wat er van hen verwacht wordt.
Op hoger plan
Tweedejaars studenten spreken zich ook positief uit over de toetsing, maar vragen zich tegelijkertijd af of dit wel strookt met het gevraagde zelfstandiger studeren. Een evenwichtige verdeling over de studiejaren, meer in het eerste jaar en minder in het tweede jaar, is aan te bevelen.
Daarnaast zal een vak waarbij toetsing ingevoerd wordt meer aandacht van de studenten krijgen. Vakken zonder toetsing die tegelijkertijd lopen ondervinden daar een negatief uitstralingseffect van. Dit kan er zelfs toe leiden dat een positief effect bij het ene vak leidt tot een overeenkomstig negatief effect bij een ander vak en dan is het netto resultaat nihil.
Invoering van toetssystemen moet dan ook op een hoger plan overlegd worden tussen docenten van vakken die gelijktijdig lopen. Hier ligt wellicht een rol voor de opleidingscommissie. Tijdmetingen bij CT laten zien dat het met de negatieve uitstraling overigens mee kan vallen; studenten besteden aan de vakken met toetsing minder tijd dan er in het studieprogramma voor ingeruimd is. Het lijkt er dus op dat studenten via een toetssysteem hun uren effectiever besteden.
Ron Staal, WTM-sectie Didactiek en Onderwijsontwikkeling
Twee TU-faculteiten toetsen eerste- en tweedejaars studenten regelmatig met behulp van computers. De effecten op de studievoortgang zijn behoorlijk. Maar niet elk vak en elke student leent zich voor dit hulpmiddel.
Veel studenten halen slechte cijfers voor ‘moeilijke’, theoretische vakken zoals mechanica. Dat hoeft niet aan hun capaciteiten te liggen, ook de manier van studeren heeft invloed. Vaak gaan studenten pas vlak voor het tentamen echt hard studeren. Het oefenen in het maken van opgaven, waar op het tentamen voornamelijk op getoetst wordt, heeft op zo’n moment eigenlijk weinig effect meer. Dat had eerder en regelmatiger moeten gebeuren, om het leereffect en een voldoende op het tentamen te bereiken.
Voor vakken die hiërarchisch opgebouwd zijn, zoals mechanica, is dit studeergedrag een voorname oorzaak van slechte tentamenresultaten. Er vallen veel onvoldoendes en er zijn dus veel deelnemers voor de herkansing. Een manier om studenten te ondersteunen bij regelmatig studeren is het invoeren van wekelijkse toetsing. De computer kan daarbij een hulpmiddel zijn om deze toetsen aan de studenten aan te bieden, ze na te kijken en de resultaten netjes op te slaan.
Bonus
De faculteiten Civiele Techniek en Werktuigbouwkunde en Maritieme Techniek maken sinds een aantal jaren bij enkele vakken gebruik van regelmatige toetsing voor eerste- en tweedejaars onderwijs. Studenten maken elke week een toets van een uur, waarmee ze nagaan of ze de stof beheersen en in welke mate ze de stof kunnen toepassen. Aan zo’n toets is een bonus verbonden; ze halen een deelresultaat voor alle toetsen dat dertig procent van het eindcijfer bepaalt. De overige zeventig procent van het eindcijfer wordt gevormd door het resultaat van het afsluitende schriftelijke tentamen.
In beide systemen bestaan de toetsen uit opgaven waarop een numeriek antwoord gegeven moet worden. Elke vraag bestaat uit een tekst, waarin parameters opgenomen kunnen zijn en een plaatje dat de probleemsituatie schetst. De student is vrij om de volgorde in de opgaven te bepalen en kan op elk gewenst moment zijn (deel-)score opvragen.
De resultaten van studenten worden op een beveiligde plaats op het netwerk opgeslagen. Om andere fraude te voorkomen moeten studenten hun collegekaart meenemen. Op gezette tijden wordt het collegekaartnummer, dat op het beeldscherm verschijnt, gecontroleerd door een assistent en wordt de pasfoto vergeleken met de persoon die de toets maakt.
Het invoeren van computertoetsen leidt over het algemeen tot beter studeergedrag van studenten; ze houden de stof beter bij en stellen het oefenen van opgaven niet uit tot vlak voor het tentamen. De cijfers laten zien dat dit resulteert in een hogere doorstroming: meer studenten die de eerste keer met het tentamen meedoen slagen er ook voor.
Niet zonder meer
Zo zijn de doorstroompercentages voor drie vakken bij CT (Algemene Mechanica I, Vloeistofmechanica en Algemene Mechanica II) over de jaren blijvend toegenomen, van ongeveer veertig (zonder toetsing) naar rond de zestig procent (met regelmatige toetsing). Het effect van de bonus is uit deze cijfers verwijderd. Docenten constateren dat studenten beter voorbereid zijn op het tentamen en ook meer vertrouwen hebben in een goede afloop.
Eenzelfde effect zien we bij het eerstejaars vak Inleiding Technische Mechanica (bestaande uit de onderdelen Statica, Stijfheid & Sterkteleer en Dynamica) van de faculteit WbMT. Ook daar zijn substantiële verhogingen van de doorstroming gerealiseerd na de invoering van wekelijkse computertoetsen, zij het dat de oorspronkelijke doorstroompercentages daar veel lager waren dan bij CT.
De positieve resultaten leiden niet zonder meer tot de aanbeveling om bij alle vakken toetssystemen in te voeren. Toetssystemen zijn vooral geschikt voor hiërarchisch opgebouwde vakken. Bovendien zijn ze meer geschikt om in het eerste jaar toe te passen dan in het tweede jaar. Dit laatste wordt aangegeven door civielstudenten die bovengenoemde vakken gevolgd hebben. Eerstejaars zeggen dat ze een dergelijke vorm van georganiseerde, verroosterde toetsing over het algemeen een prettige en zinvolle ondersteuning bij het bestuderen van ‘lastige’ leerstof vinden. Hun studeergedrag wordt, zeker in het (begin van het) eerste jaar, enigszins voorgestructureerd door de docenten. Dat geeft ze de zekerheid dat ze weten wat er van hen verwacht wordt.
Op hoger plan
Tweedejaars studenten spreken zich ook positief uit over de toetsing, maar vragen zich tegelijkertijd af of dit wel strookt met het gevraagde zelfstandiger studeren. Een evenwichtige verdeling over de studiejaren, meer in het eerste jaar en minder in het tweede jaar, is aan te bevelen.
Daarnaast zal een vak waarbij toetsing ingevoerd wordt meer aandacht van de studenten krijgen. Vakken zonder toetsing die tegelijkertijd lopen ondervinden daar een negatief uitstralingseffect van. Dit kan er zelfs toe leiden dat een positief effect bij het ene vak leidt tot een overeenkomstig negatief effect bij een ander vak en dan is het netto resultaat nihil.
Invoering van toetssystemen moet dan ook op een hoger plan overlegd worden tussen docenten van vakken die gelijktijdig lopen. Hier ligt wellicht een rol voor de opleidingscommissie. Tijdmetingen bij CT laten zien dat het met de negatieve uitstraling overigens mee kan vallen; studenten besteden aan de vakken met toetsing minder tijd dan er in het studieprogramma voor ingeruimd is. Het lijkt er dus op dat studenten via een toetssysteem hun uren effectiever besteden.
Ron Staal, WTM-sectie Didactiek en Onderwijsontwikkeling
Comments are closed.