Opinion

[Column] Virtuele TU is de oplossing, maar wat is het probleem?

Binnenkort verschijnt het derde en laatste rapport over de samenwerking van de drie technische universiteiten, waar politiek en bedrijfsleven sterk naar uitkijken. Een commentaar over de stand van zaken rond dit zogeheten sectorplan.

Een bierdrinker zit niet te wachten op een kurkentrekker, en wie wijn drinkt heeft niks aan een blikopener. In de tweede versie van het ‘Sectorplan Wetenschap & Technologie’ % afgelopen najaar verschenen – presenteert de commissie onder leiding van oud-minister van onderwijs Loek Hermans een plan zonder visie voor een probleem dat daarmee niet wordt opgelost.

Het probleem wordt wel correct gesignaleerd: de pijlers rotten onder onze kenniseconomie vandaan. De slagkracht van Nederland benadert het niveau van Tsjechië. In de ranglijst van de beschikbaarheid van wetenschappers en ingenieurs staan we op de negenendertigste plaats. Het sectorplan komt met een verrassende oplossing: de drie technische universiteiten moeten gaan samenwerken als één ‘virtuele technische universiteit’, waarvoor men ook al een naam heeft bedacht: 3TU Institute of Science and Technology. Waarom niet gewoon ‘Technische Universiteit Nederland’? Is dat teveel klompen, klei en windmolens?
Afvoerputje

Dat institute komt er natuurlijk niet vanzelf, maar ‘vraagt een grote organisatorische en bestuurlijke inspanning van de drie technische universiteiten’. Kunnen de TU’s eindelijk stoppen met het hoofd boven water proberen te houden, en fijn samen dobberen in de richting van het afvoerputje.

Eén van de voorgestelde maatregelen is om meer geld te besteden aan onderzoek waarin een TU uitblinkt. In vaktermen heet dat: het realiseren van een herprioritering in het onderzoek waarbij de middelen zodanig worden geherinvesteerd dat versterking plaatsvindt van kwalitatief hoogwaardige onderzoekszwaartepunten. Vertaling: geef meer geld aan excellent onderzoek, en dat mag je lekker zelf betalen. Na jarenlang genadeloos door de ambtelijke kaasschaaf te zijn gedecimeerd, krijgen de TU’s nu elk hun eigen kaasschaaf. Ze moeten vooral doorgaan met schaven, maar mogen de kaas ditmaal zelf houden.

Het sectorplan wil de bacheloropleidingen verbreden zodat studenten straks veel meer verschillende mastersopleidingen kunnen volgen, ook aan de andere TU’s. Het basisidee is goed, want bacheloropleidingen zijn in Nederland doorgaans te smal. Hierdoor zijn afgestudeerde ingenieurs niet flexibel genoeg op de arbeidsmarkt. Wie afstudeert aan MIT heeft maar liefst 30 procent van zijn studiepunten in de sociale wetenschappen verdiend.

Helaas kijken Nederlandse onderwijsministers meestal niet naar goede voorbeelden. Zij smeden liever hun eigen plannetjes % plannetjes die doorgaans mislukken. Zo is de verbreding van het vakkenpakket in het VWO zover doorgeslagen dat aankomende studenten in de exacte vakken geen aansluiting meer hebben met de TU. Dat signaleert ook de commissie Hermans, en daarom pleit zij voor een intensievere samenwerking met middelbare scholen, en voor het vergroten van de aantrekkelijkheid van het bacheloronderwijs.
Dweilen

De TU’s mogen dus proberen om met bijspijkerkampen en coaching nog een handjevolslimmeriken uit het studiehuismoeras te trekken. Bovendien moeten bij de opleidingen ‘voorkeuren en motieven van jongeren een belangrijk uitgangspunt vormen’. Een universitaire studiegids lijkt al steeds meer op die van het LOI. Moet de TU Delft nu misschien opleidingen tekenfilmfysica of modelspoorbouwkunde starten? De oorzaak van het probleem ligt in het middelbaar onderwijs % dat is de lekkende kraan. Het sectorplan stelt voor dat de TU’s vrolijk gaan dweilen. Iedereen met meer dan twee hersencellen begrijpt dat we het zo niet droog houden.

Het idee om bacheloropleidingen te verbreden is dus goed, maar daarna slaat de commissie-Hermans op hol. Zo kun je straks met een bachelordiploma werktuigbouw doorstromen naar de mastersopleiding applied physics. Mits je daarvoor niet meer dan 30 Ects-studiepunten tekort komt. Dan hoef je dus alleen even de vakjes quantummechanica I, statistische fysica, mechanica en relativiteitstheorie, differentiaalvergelijkingen, fysische transportverschijnselen, inleiding complexe functietheorie, en nanoscience in te halen, en je hebt de aansluiting weer gevonden.
Typerend

Alle mogelijkheden zijn in de bijlage van het sectorplan minutieus uitgewerkt. De vraag is hoe veel studenten dat kunnen en willen. Vroeger koos je in het laatste jaar van het VWO een studierichting, bijvoorbeeld technische natuurkunde in Delft. Als dat toch niet de juiste keuze was, begon je het volgende jaar met frisse moed aan een andere studie. Vrijwel niemand overwoog na het kandidaats (bachelors) nog te wisselen van studierichting. Je was immers al halverwege de beklimming van Mount Fysica. In het sectorplan wordt nu een groot aantal alternatieven geboden. Met een bachelors technische natuurkunde op zak kun je in Eindhoven de mastersopleiding operations management gaan volgen. Wég veelbelovende fysicus, welkom operations manager.

Het zal allemaal zo’n vaart niet lopen, maar het is typerend dat dit deel van het plan tot in de puntjes is uitgewerkt, terwijl er geen aandacht is voor het oplossen van het échte probleem. Want zelfs een gouden blikopener krijgt de kurk niet uit een fles.

De auteur is docent aan de faculteit TBM

Een bierdrinker zit niet te wachten op een kurkentrekker, en wie wijn drinkt heeft niks aan een blikopener. In de tweede versie van het ‘Sectorplan Wetenschap & Technologie’ % afgelopen najaar verschenen – presenteert de commissie onder leiding van oud-minister van onderwijs Loek Hermans een plan zonder visie voor een probleem dat daarmee niet wordt opgelost.



Het probleem wordt wel correct gesignaleerd: de pijlers rotten onder onze kenniseconomie vandaan. De slagkracht van Nederland benadert het niveau van Tsjechië. In de ranglijst van de beschikbaarheid van wetenschappers en ingenieurs staan we op de negenendertigste plaats. Het sectorplan komt met een verrassende oplossing: de drie technische universiteiten moeten gaan samenwerken als één ‘virtuele technische universiteit’, waarvoor men ook al een naam heeft bedacht: 3TU Institute of Science and Technology. Waarom niet gewoon ‘Technische Universiteit Nederland’? Is dat teveel klompen, klei en windmolens?

Afvoerputje



Dat institute komt er natuurlijk niet vanzelf, maar ‘vraagt een grote organisatorische en bestuurlijke inspanning van de drie technische universiteiten’. Kunnen de TU’s eindelijk stoppen met het hoofd boven water proberen te houden, en fijn samen dobberen in de richting van het afvoerputje.



Eén van de voorgestelde maatregelen is om meer geld te besteden aan onderzoek waarin een TU uitblinkt. In vaktermen heet dat: het realiseren van een herprioritering in het onderzoek waarbij de middelen zodanig worden geherinvesteerd dat versterking plaatsvindt van kwalitatief hoogwaardige onderzoekszwaartepunten. Vertaling: geef meer geld aan excellent onderzoek, en dat mag je lekker zelf betalen. Na jarenlang genadeloos door de ambtelijke kaasschaaf te zijn gedecimeerd, krijgen de TU’s nu elk hun eigen kaasschaaf. Ze moeten vooral doorgaan met schaven, maar mogen de kaas ditmaal zelf houden.



Het sectorplan wil de bacheloropleidingen verbreden zodat studenten straks veel meer verschillende mastersopleidingen kunnen volgen, ook aan de andere TU’s. Het basisidee is goed, want bacheloropleidingen zijn in Nederland doorgaans te smal. Hierdoor zijn afgestudeerde ingenieurs niet flexibel genoeg op de arbeidsmarkt. Wie afstudeert aan MIT heeft maar liefst 30 procent van zijn studiepunten in de sociale wetenschappen verdiend.



Helaas kijken Nederlandse onderwijsministers meestal niet naar goede voorbeelden. Zij smeden liever hun eigen plannetjes % plannetjes die doorgaans mislukken. Zo is de verbreding van het vakkenpakket in het VWO zover doorgeslagen dat aankomende studenten in de exacte vakken geen aansluiting meer hebben met de TU. Dat signaleert ook de commissie Hermans, en daarom pleit zij voor een intensievere samenwerking met middelbare scholen, en voor het vergroten van de aantrekkelijkheid van het bacheloronderwijs.

Dweilen



De TU’s mogen dus proberen om met bijspijkerkampen en coaching nog een handjevolslimmeriken uit het studiehuismoeras te trekken. Bovendien moeten bij de opleidingen ‘voorkeuren en motieven van jongeren een belangrijk uitgangspunt vormen’. Een universitaire studiegids lijkt al steeds meer op die van het LOI. Moet de TU Delft nu misschien opleidingen tekenfilmfysica of modelspoorbouwkunde starten? De oorzaak van het probleem ligt in het middelbaar onderwijs % dat is de lekkende kraan. Het sectorplan stelt voor dat de TU’s vrolijk gaan dweilen. Iedereen met meer dan twee hersencellen begrijpt dat we het zo niet droog houden.



Het idee om bacheloropleidingen te verbreden is dus goed, maar daarna slaat de commissie-Hermans op hol. Zo kun je straks met een bachelordiploma werktuigbouw doorstromen naar de mastersopleiding applied physics. Mits je daarvoor niet meer dan 30 Ects-studiepunten tekort komt. Dan hoef je dus alleen even de vakjes quantummechanica I, statistische fysica, mechanica en relativiteitstheorie, differentiaalvergelijkingen, fysische transportverschijnselen, inleiding complexe functietheorie, en nanoscience in te halen, en je hebt de aansluiting weer gevonden.

Typerend



Alle mogelijkheden zijn in de bijlage van het sectorplan minutieus uitgewerkt. De vraag is hoe veel studenten dat kunnen en willen. Vroeger koos je in het laatste jaar van het VWO een studierichting, bijvoorbeeld technische natuurkunde in Delft. Als dat toch niet de juiste keuze was, begon je het volgende jaar met frisse moed aan een andere studie. Vrijwel niemand overwoog na het kandidaats (bachelors) nog te wisselen van studierichting. Je was immers al halverwege de beklimming van Mount Fysica. In het sectorplan wordt nu een groot aantal alternatieven geboden. Met een bachelors technische natuurkunde op zak kun je in Eindhoven de mastersopleiding operations management gaan volgen. Wég veelbelovende fysicus, welkom operations manager.



Het zal allemaal zo’n vaart niet lopen, maar het is typerend dat dit deel van het plan tot in de puntjes is uitgewerkt, terwijl er geen aandacht is voor het oplossen van het échte probleem. Want zelfs een gouden blikopener krijgt de kurk niet uit een fles.



De auteur is docent aan de faculteit TBM

Columnist Dap Hartmann

Do you have a question or comment about this article?

l.hartmann@tudelft.nl

Comments are closed.