In het voorjaar geef ik een aantal colleges. Om dat zo goed mogelijk te doen probeer ik me wel eens voor de geest te halen hoe het ook alweer was om zelf college te volgen.
Ik kan me er maar weinig van herinneren. Zo weinig is zelfs blijven hangen, dat ik me afvraag of het volgen van college voor mij úberhaupt wel de moeite waard was. Toen ik studeerde was van verplichte colleges nog geen sprake en van studeerbaarheid hadden we in Groningen ook nog nooit gehoord, zodat we al om kwart over acht moesten beginnen. Toch was ik geen notoire spijbelaar. Wat dreef mij destijds de collegebanken in?
Incidenteel gebeurde wel eens wat leuks op college. Ik herinner mij een college stralingfysica waarin een docent met een brokje natuurlijk uranium dat hij op een servetje gelegd had voorzichtig de collegezaal inliep. Met zijn vingers hield hij de hoeken van het servetje vast om zover mogelijk bij het brokje vandaan te blijven. “Nou moeten jullie vooral niet te dichtbij komen jongens”, zei hij, “want hier komt straling vanaf.” Hij vleide het brokje voorzichtig op tafel – vlak voor zijn onderbuik. En waar deze docent normaal gesproken een college gaf waar geen touw aan vast te knopen was, volgde er nu een boeiend verhaal. Het zal toch niet de uitstraling van het uranium geweest zijn dat onze aandacht trok denk ik. Omstreeks dezelfde tijd waren onze wiskundewerkcolleges opgedeeld in drie groepen. Op een dag wilde een van de wiskundedocenten een natuurkundestudente de klas uit sturen omdat iedereen bij hem werkcollege volgde, terwijl de andere twee docenten voor lege zalen stonden. Toen de studente zei: “Meneer, maar ik wil u!” kreeg hij een rood hoofd en begon hij te stotteren. In twee minuten was hij hersteld, en vervolgde hij als vanouds zijn college.
Beide docenten waren bepaald geen entertainers, maar ze werden ineens steengoed als zij over hun eigen vak mochten vertellen. Op de een of andere manier straalde het enthousiasme dan af op de studenten. Dan trokken zelfs deze docenten volle zalen. Dat hun presentatietechniek van geen kant deugde kon daar niets meer aan veranderen. Ik denk dan ook niet dat presentatietechniek zo belangrijk is voor de kwaliteit van een docent. Is hij oprecht enthousiast voor het vak dat hij geeft dan pikken de studenten dat vanzelf op.
Als ik studenten in de collegezalen zie vechten tegen de slaap, of als het geroezemoes zulke serieuze vormen begint aan te nemen dat ze er in de aanliggende collegezaal last van hebben, dan zoek ik het probleem ook niet direct in mijn presentatietechniek. Blijkbaar ben ik dan niet in staat voldoende enthousiasme naar de student uit te stralen. Ik geef dan ook wel eens college uit een boek waar de honden nog geen brood van lusten. Nou ja… in ieder geval ik niet. Ik vrees dat nog geen kubieke meter uranium de studenten of mij voor een dergelijk college kunnen enthousiasmeren.
Jan-Dirk Kamminga is fellow aan het Netherlands Institute for Metals Research. Hij onderzoekt oppervlakteharding van staal bij de afdeling technische materiaalwetenschappen.
In het voorjaar geef ik een aantal colleges. Om dat zo goed mogelijk te doen probeer ik me wel eens voor de geest te halen hoe het ook alweer was om zelf college te volgen. Ik kan me er maar weinig van herinneren. Zo weinig is zelfs blijven hangen, dat ik me afvraag of het volgen van college voor mij úberhaupt wel de moeite waard was. Toen ik studeerde was van verplichte colleges nog geen sprake en van studeerbaarheid hadden we in Groningen ook nog nooit gehoord, zodat we al om kwart over acht moesten beginnen. Toch was ik geen notoire spijbelaar. Wat dreef mij destijds de collegebanken in?
Incidenteel gebeurde wel eens wat leuks op college. Ik herinner mij een college stralingfysica waarin een docent met een brokje natuurlijk uranium dat hij op een servetje gelegd had voorzichtig de collegezaal inliep. Met zijn vingers hield hij de hoeken van het servetje vast om zover mogelijk bij het brokje vandaan te blijven. “Nou moeten jullie vooral niet te dichtbij komen jongens”, zei hij, “want hier komt straling vanaf.” Hij vleide het brokje voorzichtig op tafel – vlak voor zijn onderbuik. En waar deze docent normaal gesproken een college gaf waar geen touw aan vast te knopen was, volgde er nu een boeiend verhaal. Het zal toch niet de uitstraling van het uranium geweest zijn dat onze aandacht trok denk ik. Omstreeks dezelfde tijd waren onze wiskundewerkcolleges opgedeeld in drie groepen. Op een dag wilde een van de wiskundedocenten een natuurkundestudente de klas uit sturen omdat iedereen bij hem werkcollege volgde, terwijl de andere twee docenten voor lege zalen stonden. Toen de studente zei: “Meneer, maar ik wil u!” kreeg hij een rood hoofd en begon hij te stotteren. In twee minuten was hij hersteld, en vervolgde hij als vanouds zijn college.
Beide docenten waren bepaald geen entertainers, maar ze werden ineens steengoed als zij over hun eigen vak mochten vertellen. Op de een of andere manier straalde het enthousiasme dan af op de studenten. Dan trokken zelfs deze docenten volle zalen. Dat hun presentatietechniek van geen kant deugde kon daar niets meer aan veranderen. Ik denk dan ook niet dat presentatietechniek zo belangrijk is voor de kwaliteit van een docent. Is hij oprecht enthousiast voor het vak dat hij geeft dan pikken de studenten dat vanzelf op.
Als ik studenten in de collegezalen zie vechten tegen de slaap, of als het geroezemoes zulke serieuze vormen begint aan te nemen dat ze er in de aanliggende collegezaal last van hebben, dan zoek ik het probleem ook niet direct in mijn presentatietechniek. Blijkbaar ben ik dan niet in staat voldoende enthousiasme naar de student uit te stralen. Ik geef dan ook wel eens college uit een boek waar de honden nog geen brood van lusten. Nou ja… in ieder geval ik niet. Ik vrees dat nog geen kubieke meter uranium de studenten of mij voor een dergelijk college kunnen enthousiasmeren.
Jan-Dirk Kamminga is fellow aan het Netherlands Institute for Metals Research. Hij onderzoekt oppervlakteharding van staal bij de afdeling technische materiaalwetenschappen.
Comments are closed.