Medewerkers van de afdeling process & energy keren begin april terug naar hun faculteit 3mE. In het API-gebouw, beter bekend als de omgekeerde badkuip, voelden ze zich op afstand. De verhuizing naar de nieuwbouw ging niet zonder slag of stoot.
De verhuizing is een gevolg van de herijking die in 2010 werd ingezet. Een kantoorgebouw en aangrenzende hal aan de achterkant van het gebouw voor Werktuigbouwkunde, Maritieme Techniek en Technische Mate-riaalwetenschappen (3mE) stond leeg. Dat bood ruimte om de afdeling process & energy onder te brengen zodat het gebouw Apparatenbouw Procesindustrie (API) aan de Leeghwaterstraat leeg zou komen. Dat leek indertijd een aantrekkelijk stukje grond zo aan de rand van de campus, waarvoor wel belangstelling zou bestaan. Daar kwam de crisis tussendoor, zodat er nu voor het kantoorgebouw een nieuwe gebruiker is gevonden, maar voor de hal nog niet.
Wie nu aan de achterzijde van de 3mE-faculteit het nieuwe gebouw voor process & energy binnenstapt, dat bovendien het hoofdkwartier is van het TU Delft Process Technology Institute (DPTI), komt in een prettige open ruimte. In het midden staat een manshoog model van een grote industriële opstelling met allerlei gekleurde pijpjes en kolommen. Dat is wat ze hier doen. De entreehal is omgeven door glazen deuren waarachter de secretaresses en professoren kantoor houden. Medewerkers als afdelingsvoorzitter Bendiks Jan Boersma en directeur van het DPTI Andrzej Stankiewicz prijzen de open sfeer van het gebouw, het licht en de nabijheid van de rest van de faculteit. De kleinere kamers nemen ze graag voor lief.
Andere tijd
Je kunt veel zeggen van het oude gebouw, maar de kamers waren erg ruim. En voor hoogleraren bovendien voorzien van airconditioning, zodat zij het ‘s zomers ondanks het platte dak van de aanbouw comfortabel op 18 tot 20 graden hielden. Voor de promovendi aan de andere kant van het gebouw was dat wel anders. Die hadden niet de luxe van een klimaatregeling, zodat het daar ‘s zomers wel 35 graden kon worden. In de top van de hal werd zelfs 40 graden gehaald als de vergasser op volle toeren draaide. Die installatie zet biomassa om in gas, en dat vereist hoge bedrijfstemperaturen. “Het was een gebouw uit een andere tijd”, vatten de medewerkers hun indruk samen.
En dat is natuurlijk ook zo. Het API-gebouw werd in 1977 in gebruikgenomen nadat de afdeling P&E uit het 3mE -gebouw was gegroeid. Architect G. Drexhage, bekend van de EWI-toren, zette in op functionaliteit en maakte een tweedeling in een kantoorgebouw van twee verdiepingen met daarachter het hoge koepelvormige gebouw. Hij begreep dat deze afdeling onderzoek verricht naar grote industriële processen zoals destillatiekolommen, vergassingsinstallaties, vriesprocessen en brandstofcellen. Dergelijk onderzoek brengt flink hoge opstellingen met zich mee, die grote hoeveelheden energie gebruiken en veel warmte produceren.
Drexhage koos voor houten boogspanten als draagconstructie, omdat die een hoge kolomvrije ruimte mogelijk maakten en ongevoelig waren voor corrosie door wie weet wat voor vloeistoffen in het lab gebruikt zouden gaan worden. De zeven spanten op 7,2 meter afstand, kregen liggers waarop de buitenmantel van wit geverfde stalen profielplaten werden geschroefd die elkaar als rokken overlapten. Het gebouw stond amper, of de studievereniging schreef over de ‘omgekeerde badkuip’. Die bijnaam is bijna veertig jaar later nog in gebruik.
In het boekje ‘Gebouwen van de TH Delft’ geeft Anti Hänninen een eerbiediger beschrijving van het interieur: ‘Vanaf de galerij heeft de bezoeker een indrukwekkend uitzicht op de opstellingen, waarvan de hoogste bijna tot aan de top van de twintig meter hoge hal reiken. Binnen is ook de houten boogconstructie zichtbaar, die hier meer doet denken aan een omgekeerde scheepsromp dan aan een omgekeerd sanitair meubel.’
Overigens vond de officiële opening van het gebouw pas twee jaar later plaats, in 1979, omdat er bij de ingebruikname nog nauwelijks apparatuur in stond en men wilde voorkomen dat er een leeg gebouw geopend zou worden.
Het kunstwerk met Griekse zuilen dat in de entree stond is na een opknapbeurt verdwenen, waarna nieuwe bezoekers altijd een beetje verloren door het halletje liepen. Na een tijdje namen ze dan de trap maar en kwamen op de eerste verdieping bij medewerkers terecht die hen de weg wezen.
Medewerkers kijken er tevreden op terug. Het was een raar gebouw, maar je kon er goed werken. Zolang je geen promovendus in de zomer was tenminste.
Kraaiennest
In de nieuwe hal is de scheiding tussen kantoren en opstellingen minder strak. Het kraaiennest, een hoog gelegen plateau met uitzicht over en door de hele hal, is al een populaire werkplaats voor studenten. Architect Krijn Tabbers heeft ook de verhoogde plateaus bij Industrieel Ontwerpen ingevoerd. Hier was de ruimte eigenlijk bedoeld als vergaderruimte, maar afdelingsleider Boersma verwacht niet dat de studenten nog zullen vertrekken. Hij ziet er ook het nut van in om studenten te laten wennen aan het P&E-laboratorium.
Sommige kantoren, zoals dat van dr. P.V. Aravind, grenzen aan de grote hal waar een vijftien meter hoge frame staat. Hierin komen de hoge onderzoeksopstellingen. Tijdens het gesprek klinkt geregeld de slijptol door de opname, maar dat is vast niet elke dag zo. Voor Aravind is het thuiskomen. Als promovendus was dit gebouw acht jaar geleden zijn werkplek, tot hij naar het API-gebouw moest verhuizen. Nachtmerries heeft hij ervan gehad. Apparatuur die afgekoppeld was, maar nog niet functioneerde in het andere gebouw. Het heeft hem jaren vertraging opgeleverd, vertelt hij. En veel wrijving met onderzoekpartners door verstrijkende deadlines. Echt megavervelend. Dit keer doet hij het anders. Zijn promovendi wil hij tot de zomer aan de opstellingen in het API-gebouw door laten werken. In de tussentijd verhuist hij andere opstellingen met brandstofcellen naar het nieuwe laboratorium. Door in fasen te verhuizen verwacht hij de nachtmerries van de vorige keer te vermijden. Hij hoopt maar dat de opstellingen in de badkuip ook na 1 april mogen blijven staan.
Zwarte komedie
De opening van de nieuwbouw, die ook dienst doet als gedeelde faciliteit voor het instituut voor procestechnologie, staat gepland voor 8 april 2015. Dat zou oorspronkelijk september 2013 zijn, maar dat bleek onhaalbaar. Bendiks Jan Boersma moet ervan zuchten. Hij was vanaf het begin bij de bouw en de verhuizing betrokken. En hij heeft er veel van geleerd, zegt hij met gevoel voor understatement. Vooropgesteld dat hij erg tevreden is met de nieuwe behuizing, zowel kantoor als lab. Maar de weg erheen was zwaar. Al die ellende met vergunningen en kleine dingetjes. Hij was er drie jaar continu mee bezig en kan er wel een boek over schrijven. Het zou waarschijnlijk een zwarte komedie worden, of een klucht.
Want wat te denken van een pand waar je het licht niet kunt aandoen? Dat regelt de bewaking op het servicepunt namelijk. Maar die zijn vanaf acht uur aanwezig, terwijl de werklieden dan al een half uurtje in de bus zitten te wachten. Zeven man, een half uur lang, vijf dagen per week, drie maanden lang. Reken maar uit. De lasser hield het niet meer uit en is op een dag maar vast begonnen terwijl hij zichzelf bijlichtte met zijn mobiele telefoon.
Ook verrassend was de eerste keer dat iemand een apparaat aansloot op een van de splinternieuwe elektriciteitskasten. Knal, stop eruit. Bleken overal snelle zekeringen in te zitten in plaats van trage. Deze zijn inmiddels overal vervangen, laat TU’s vastgoeddienst FMVG weten.
Fornuis
Of neem het laboratorium waar ‘het fornuis’ in staat. Dat is een apparaat met een thermisch vermogen van 300 kilowatt dat twee dagen lang staat te stoken. Dan wordt er een dag gemeten, waarna het ding twee dagen nodig heeft om af te koelen. Het monster geeft net zoveel warmte af als twintig cv-ketels die continu voluit staan. In het nieuwe gebouw staat het fornuis in een dichte kamer onder een laserlab. Boersma kan er met zijn hoofd niet bij dat niemand heeft bedacht dat het ding een warmteafvoer nodig heeft. Nu is die alsnog aangelegd: een dikke geïsoleerde pijp naar het dak door het midden van het laserlab.
“Weet je wat het is? Wij hebben iemand nodig die gewend is om industriële installaties aan te leggen in de Botlek. Wij hebben niks aan een installateur voor kantoorgebouwen“, verzucht Boersma. In de kelder ligt een achtvormige ringleiding voor water, stoom en industriële gassen. Het adviesbureau ging uit van koperen leidingen met een diameter van 28 millimeter. Volgens berekening van Boersma is 12 millimeter meer dan genoeg. Dat scheelt duizenden euro’s aan koper. Zulke voorbeelden schudt hij uit zijn mouw.
Onderliggend, stelt hij, is het Europese aanbestedingssysteem er de oorzaak van dat de universiteit niet vrij kon kiezen wie ze de opdracht wilde verlenen. “Vanaf het begin liep het al niet lekker, maar dan zit je aan zo’n club vast“, vat hij samen. “Ik ben blij met wat er gekomen is. Van het proces heb ik veel geleerd. Ik kan zo een aannemersbedrijf beginnen.“
Met de lente in het vooruitzicht zijn de medewerkers vooral benieuwd wat er gaat gebeuren met het aan drie zijden omsloten binnenpleintje tussen de hal en het kantoorgebouw – het vroegere trapveldje. Met een beetje beter weer nodigt het enorm uit tot een terras en wat groen. Een landschapsarchitect is al ingehuurd. Boersma zal bij die gelegenheid niet nalaten om de mannen van Demo uit te nodigen als dank voor hun hulp bij de opbouw van de installaties.
Comments are closed.