Studium Generale organiseerde vorige week een debat in Speakers met als thema ‘Europa als Universiteitsstad’. Staatssecretaris Nijs van Onderwijs vormde met verschillende vertegenwoordigers van de TU Delft het zevenkoppige discussiepanel.
Daartegenover zaten zo’n twintig personen van divers pluimage, die tezamen de sfeervolle discozaal van Speakers maar matig vulden.
Nijs begon de avond door professioneel maar bloedeloos de glad gevijlde stellingen te behandelen. Wonderbaarlijk genoeg was de daaropvolgende zit van twee uur toch redelijkerwijs vol te houden, mede door de inhoudelijke kwaliteit van de discussie onder leiding van Simon Peerdeman.
Het debat richtte zich vooral op verbetering van de concurrentiepositie van de Nederlandse universiteiten binnen Europa. Volgens Nijs ‘moeten er keuzes worden gemaakt, waar Nederland goed in wil zijn’. Al snel veranderde het thema van de avond in ‘Een vuist maken tégen Europa’. Want volgens Nijs ‘moet er écht wat gebeuren, willen we niet het onderspit delven’. Deze concurrentiestrijd beperkt zich niet tot Europa of de universiteiten. Rector magnificus Fokkema noemde als gevaar de verplaatsing van arbeid naar China, en een vrouw uit de zaal vond de gehele Nederlandse mentaliteit vreemd: “In Zuid-Korea zijn ze tenminste trots op hun natie, en werken daar hard voor.”
In Nederland is het nationalistische gedachtegoed voor een groot deel vervangen door een grotere mate van persoonlijke vrijheid. Al leidt dat tot de zo de verafschuwde (en hier en daar voorzichtig geroemde) luiheid van de Nederlandse student. “Er heerst een zesjescultuur en daar moeten we vanaf”, zo gonsde het door de discozaal.
De debaters kwamen met verschillende voorstellen voor verbetering van deze situatie. Ze stelden vast dat studenten geen ‘klanten’ zijn van de universiteit, ze zijn wederzijds van elkaar afhankelijk. Studenten dienen daarom betrokken te worden bij onderzoek, en de relatie tussen docenten en studenten zou motiverend en stimulerend, maar niet te vrijblijvend moeten zijn. Ambitie en de wil om hard te werken maakte de toverformule voor succes compleet. Om daarnaast de ‘juiste student op de juiste plek’ te krijgen, werden verschillende varianten van het toelatingsbeleid besproken, zoals een toelatingsexamen, een kennismakingsgesprek, en het wederzijdse prestatiecontract.
De eindscore na twee uur praten toonde een mooi Nederlands gemiddelde van hoe het verder moet met het hoger onderwijs. Het toonde ook de killersmentaliteit van Nijs, die met haar voorstellen voor differentiatie van collegegeld, toelatingseisen voor studenten en prestatierankings het liefst ziet dat Nederlandse universiteiten elkaar beconcurreren tot de vijandige overnames er op volgen.
Okke van den Broek
(Foto: Sam Rentmeester)
Studium Generale organiseerde vorige week een debat in Speakers met als thema ‘Europa als Universiteitsstad’. Staatssecretaris Nijs van Onderwijs vormde met verschillende vertegenwoordigers van de TU Delft het zevenkoppige discussiepanel. Daartegenover zaten zo’n twintig personen van divers pluimage, die tezamen de sfeervolle discozaal van Speakers maar matig vulden.
Nijs begon de avond door professioneel maar bloedeloos de glad gevijlde stellingen te behandelen. Wonderbaarlijk genoeg was de daaropvolgende zit van twee uur toch redelijkerwijs vol te houden, mede door de inhoudelijke kwaliteit van de discussie onder leiding van Simon Peerdeman.
Het debat richtte zich vooral op verbetering van de concurrentiepositie van de Nederlandse universiteiten binnen Europa. Volgens Nijs ‘moeten er keuzes worden gemaakt, waar Nederland goed in wil zijn’. Al snel veranderde het thema van de avond in ‘Een vuist maken tégen Europa’. Want volgens Nijs ‘moet er écht wat gebeuren, willen we niet het onderspit delven’. Deze concurrentiestrijd beperkt zich niet tot Europa of de universiteiten. Rector magnificus Fokkema noemde als gevaar de verplaatsing van arbeid naar China, en een vrouw uit de zaal vond de gehele Nederlandse mentaliteit vreemd: “In Zuid-Korea zijn ze tenminste trots op hun natie, en werken daar hard voor.”
In Nederland is het nationalistische gedachtegoed voor een groot deel vervangen door een grotere mate van persoonlijke vrijheid. Al leidt dat tot de zo de verafschuwde (en hier en daar voorzichtig geroemde) luiheid van de Nederlandse student. “Er heerst een zesjescultuur en daar moeten we vanaf”, zo gonsde het door de discozaal.
De debaters kwamen met verschillende voorstellen voor verbetering van deze situatie. Ze stelden vast dat studenten geen ‘klanten’ zijn van de universiteit, ze zijn wederzijds van elkaar afhankelijk. Studenten dienen daarom betrokken te worden bij onderzoek, en de relatie tussen docenten en studenten zou motiverend en stimulerend, maar niet te vrijblijvend moeten zijn. Ambitie en de wil om hard te werken maakte de toverformule voor succes compleet. Om daarnaast de ‘juiste student op de juiste plek’ te krijgen, werden verschillende varianten van het toelatingsbeleid besproken, zoals een toelatingsexamen, een kennismakingsgesprek, en het wederzijdse prestatiecontract.
De eindscore na twee uur praten toonde een mooi Nederlands gemiddelde van hoe het verder moet met het hoger onderwijs. Het toonde ook de killersmentaliteit van Nijs, die met haar voorstellen voor differentiatie van collegegeld, toelatingseisen voor studenten en prestatierankings het liefst ziet dat Nederlandse universiteiten elkaar beconcurreren tot de vijandige overnames er op volgen.
Okke van den Broek
(Foto: Sam Rentmeester)
Comments are closed.