Je komt langzaam bij op een blauw lederen stretcher in een geheel witte kamer, en ziet een gigantische, doorzichtige buis uit je ademende borstkas komen.
Plopjes bloed stuwen door de buis naar een machine met een dieprode zak. “Zuster”, probeer je te roepen, “mam”, maar er komt alleen een zielig piepje. Je voelt je steeds slapper worden.
Bloed geven… dat doe je met je hart. Het is de wat ongelukkige slogan van de bloedbank. Een voorbeeld dat het niet werkt om de gewone medische werkelijkheid een make-over te geven met een metafoor uit dezelfde hoek. Alsof een hartchirurg adverteert met ‘Wij dragen u een warm hart toe’; een oogarts met ‘U kunt ons blind vertrouwen’, of de tandartsenpraktijk met ‘Wij zetten onze tanden in uw kiezen’.
En dat terwijl het er bij de bloedbank juist heel huiselijk aan toe gaat. Er zijn tijdschriftjes, en geurige tomatensoep van een moederlijke vrijwilligster. Alle prikzusters en broeders zijn in je geïnteresseerd. De beste plek om gratis te lunchen, en nog dichtbij de TU ook.
Volgens de site echter geef je ze ‘een stukje van jezelf’. Nog zo’n griezelige beeldspraak. Ik wil geen orgaan doneren. Ik gaf ze juist jaren bloed om dat voor mezelf te rechtvaardigen.
Aan de afbetalingen aan mijn eigen hart kwam helaas abrupt een eind met de vraag: bent u vanaf 1980 meer dan zes maanden in de UK geweest? Ja, mijn studie-uitwisselingsjaar, maar toen zat ik in de vegoscene. Geen BSE-gevaar dus. Het kon de keuringsarts niet vermurwen. Ja, zij vond het ook wel idioot dat je na drie maanden rauwe Engelse hamburgers eten wel bloed mocht geven, maar niet na een macrobiotisch appeldieet. De logica van Europese wetten.
En nu rakelt Robert ten Brink dat allemaal weer op: “Mirjam is dood, laat je haar nieren eruit halen?” Was ik maar een Vlaming: “Orgaandonatie… nog één maal het beste van jezelf geven”. Daar overheerst de beeldspraak: je hart wordt een soort feestelijk cadeautje, en het geven een herhaalbaar iets.
Soms heb ik heimwee naar de bloedbank.
Je komt langzaam bij op een blauw lederen stretcher in een geheel witte kamer, en ziet een gigantische, doorzichtige buis uit je ademende borstkas komen. Plopjes bloed stuwen door de buis naar een machine met een dieprode zak. “Zuster”, probeer je te roepen, “mam”, maar er komt alleen een zielig piepje. Je voelt je steeds slapper worden.
Bloed geven… dat doe je met je hart. Het is de wat ongelukkige slogan van de bloedbank. Een voorbeeld dat het niet werkt om de gewone medische werkelijkheid een make-over te geven met een metafoor uit dezelfde hoek. Alsof een hartchirurg adverteert met ‘Wij dragen u een warm hart toe’; een oogarts met ‘U kunt ons blind vertrouwen’, of de tandartsenpraktijk met ‘Wij zetten onze tanden in uw kiezen’.
En dat terwijl het er bij de bloedbank juist heel huiselijk aan toe gaat. Er zijn tijdschriftjes, en geurige tomatensoep van een moederlijke vrijwilligster. Alle prikzusters en broeders zijn in je geïnteresseerd. De beste plek om gratis te lunchen, en nog dichtbij de TU ook.
Volgens de site echter geef je ze ‘een stukje van jezelf’. Nog zo’n griezelige beeldspraak. Ik wil geen orgaan doneren. Ik gaf ze juist jaren bloed om dat voor mezelf te rechtvaardigen.
Aan de afbetalingen aan mijn eigen hart kwam helaas abrupt een eind met de vraag: bent u vanaf 1980 meer dan zes maanden in de UK geweest? Ja, mijn studie-uitwisselingsjaar, maar toen zat ik in de vegoscene. Geen BSE-gevaar dus. Het kon de keuringsarts niet vermurwen. Ja, zij vond het ook wel idioot dat je na drie maanden rauwe Engelse hamburgers eten wel bloed mocht geven, maar niet na een macrobiotisch appeldieet. De logica van Europese wetten.
En nu rakelt Robert ten Brink dat allemaal weer op: “Mirjam is dood, laat je haar nieren eruit halen?” Was ik maar een Vlaming: “Orgaandonatie… nog één maal het beste van jezelf geven”. Daar overheerst de beeldspraak: je hart wordt een soort feestelijk cadeautje, en het geven een herhaalbaar iets.
Soms heb ik heimwee naar de bloedbank.
Comments are closed.