Zijn er grenzen aan de vrijheid van meningsuiting? Die vraag hield de gemoederen bezig tijdens een debat vanmiddag tussen schrijfster Tineke Bennema en columniste Ebru Umar. Studenten in het publiek trokken vooral het volmondige nee van Umar in twijfel.
Ongerustheid na de aanslag op Charlie Hebdo was voor TU-studenten Wouter Verbeek en Michiel Bongaerts reden om samen met Studium Generale een debat te organiseren over vrijheid van meningsuiting. Zitten daar grenzen aan of moet iedereen altijd alles kunnen zeggen? Op woensdagmiddag 4 maart gaven schrijfster Tineke Bennema en columniste Ebru Umar hun mening voor een redelijk gevulde Van der Grinten-zaal (IO). De aanwezigheid van G4S-beveiligers maakte duidelijk dat vrijheid van meningsuiting voor de bedreigde Umar hoe dan ook niet ongevaarlijk is.
Bennema stak van wal van een kleine lezing over haar ideeën, namelijk dat de vrijheid van meningsuiting is verworden tot het recht om te beledigen. “Maar dat recht staat nergens in de grondwet.” Volgens de oud-columniste van dagblad Trouw, Twee Vandaag en Radio 1 vanuit Ramallah is het provocerend om steeds grappen te maken over dezelfde groep mensen, moslims. “Dat creëert een haatcultus.”
Bennema betoogde dat de democratie is gevaar is, omdat ‘tolerantie, verzoening, vrijheid, gelijkheid en broederschap in gevaar zijn’. “Als iedereen steeds zijn eigen rechten opeist, hoe kunnen we dan samenleven? Er zijn grenzen, honderd procent vrijheid bestaat niet.”
Umar, columniste voor Metro en Geen Stijl, brak juist een lans voor de vrijheid als ‘total package’. “Je kunt er geen delen uithalen. Doe je dat wel, dan laat je alles varen. Je moet tolereren wat een ander zegt. Dat is vrijheid. Vrijheid voor iedereen maakt de democratie beter. De enige grens is geweld.”
Studenten in de zaal drongen er bij haar op aan rekening te houden met de gevoelens van anderen, dat het niet nodig is om alles te zeggen puur omdat het kan. Umar bleef bij haar punt, ook toen bleek dat zeker de helft van de zaal het niet met haar eens was. “Het is nooit mijn bedoeling om mensen pijn te doen als ik mijn columns schrijf. Ik ben daar helemaal niet mee bezig. Dat hoort niet bij mijn werk om na te denken over het emotionele welzijn van mijn lezers. Ik weet niet wanneer iemand beledigd is en het interesseert me ook niet.”
Ook over de stelling dat het goed is dat Wilders wordt vervolgd voor zijn vraag naar meer of minder Marokkanen was Umar uitgesproken. “Het is bullshit om iemand aan te klagen voor woorden.” Bovendien, aldus de columniste, zegt niemand uit zichzelf ‘doe mij maar meer buitenlanders’, omdat de mens zo nu eenmaal niet in elkaar zit. “Wilders stelt een simpele vraag. Hij zegt niet: vermoord ze, doe ze pijn, deporteer ze.”
Bennema was het er niet mee eens. “Het was geen onschuldige vraag. Het is gevaarlijk om groepen mensen te stigmatiseren, om ze hun individualiteit te ontnemen”, zei ze verwijzend naar de jaren dertig van de vorige eeuw. “We moeten ons ertegen verzetten.”
Polariserende poster
Een moeilijk onderwerp als de vrijheid van meningsuiting na de aanslag op Charlies Hebdo kan ook de organisatoren voor lastige keuzes stellen. Hoe ziet bijvoorbeeld de aankondigende poster eruit? Studium Generale-medewerker Klaas van der Tempel maakte eerst een ontwerp met de cover van de eerste Charlie Hebdo-uitgave na de aanslag. Daarop is de profeet Mohammed afgebeeld die een bordje met #JeSuisCharlie vasthoudt. De programmaraad van Studium Generale vond dat te polariserend en adviseerde een nieuw ontwerp te maken. Van der Tempel vond een andere cartoon, maar constateerde vervolgens zelf dat die – met AK47’s en veel bloed – agressief overkwam. Vervolgens koos hij voor een neutrale kwast op een bloedrode achtergrond. “Zelf vind ik de rode poster veel artistieker.” En grappend: “Het is me voor het eerst gelukt om een mooie poster te maken.”
Comments are closed.