Campus

Barbies, tankgirls & cyborgs: vrouwbeelden op het Internet

Samenvatting van de lezing die Marianne van den Boomen op 14 november in Delft hield in de Studium-Generale-serie ‘Lichaam en techniek’. De volledige geïllustreerde hypertekstlezing is op Internet te vinden (http://www.x

s4all.nl/~boom). Marianne van den Boomen is eindredacteur van het weekblad De Groene Amsterdammer en auteur van ‘Internet-ABC voor vrouwen’.

,,Stelling 1: De betekenis van Barbie voor de emancipatie en voor het Internet wordt zwaar onderschat.

Ze was er vanaf 1959. Een pop die er nu eens niet uitzag als baby of peuter, maar als een volwassen vrouw. Geen pop die je moest bemoederen, maar eentje op wie je een scala aan grote- mensenrollen kon projecteren: manager, stewardess, onderwijzeres, verpleegster, chirurg, autocoureur, fotomodel, astronaute, secretaresse… Barbie was het eerste rolmodel dat duidelijk maakte dat er vele identiteiten voor vrouwen mogelijk waren.

In hedendaagse speelgoedwinkels vond ik echter weinig terug van die geëmancipeerde Barbie. Niks astronaute, manager of dokter; het was Barbie in bad, in de keuken of voor de make-uptafel. De enige keer dat ze een computer in haar buurt had, was bij de kapper. Barbie heeft zo te zien geen werk buitenshuis of een opleiding aan haar hoofd. Maar wij wel toen we groter werden. Vanaf zekere leeftijd worden wij onze eigen Barbies, gewapend met al die identiteiten. Onze broertjes en vriendjes werden ook groter, maar zij namen hun speelgoed mee. Toen ze klein waren, speelden ze cowboytje en voetbal, knutselden ze aan radio’s en modelspoorbanen. En toen ze gingen studeren, bleven ze die dingen gewoon doen. Terwijl wij werkten en leerden, bleven zij spelen. En al spelend kwamen ze terecht op het Internet.
Geboorte

De technisch-politieke geboorte van het Internet vond plaats in 1969, toen vier Amerikaanse militaire computers aan elkaar werden gekoppeld. Het Internet – inmiddels zes miljoen computers en 35 miljoen gebruikers – heeft echter ook een cultureel-ideologisch gezicht. De basis daarvoor werd gelegd door de allereerste hackers. De hackers van het eerste uur zaten in 1959 op het Massachusetts Institute of Technology. Ze sleutelden echter meer aan de collectieve modelspoorbaan van de universitaire Railroadclub dan dat ze colleges liepen. (Spelen met treintjes aan de universiteit! Kan dat in Nederland eigenlijk ook?) Het MIT had toen al een computer, een kathedraal van een machine, streng bewaakt door een elite van ‘computerpriesters’. Bij hen moest je je ponskaarten inleveren, en na uren kon je een uitdraai ophalen. Tot grote frustratie van de spoorbaan-freaks, die hun nieuwe schakelingen en treinroutes voortdurend wilden laten uitrekenen.

Tot de Railroadclub een testmodel wist te bemachtigen van een kleinere computer. Even goed nog een tankachtig geval, maarwel een computer waar je zelf met je tengels aan kon zitten! De treintjes waren een gepasseerd station; van nu af aan speelden ze met computers. En af en toe vonden ze – al spelend en puzzelend – iets uit dat als werk of studie kon gelden.

Meisjes namen hun speelgoed echter niet mee naar de universiteit. Er was geen Barbie-ruimte naast de Railroadroom. De vorm die het Internet in zijn begintijd kreeg, was dan ook in hoge mate een cultuur van spelende jongens. Dit was het begin van de hackerscultuur, met drie credo’s die nog altijd het Internet draaiend houden:

1) Hands-on! Direct met je vingers aan de knoppen. Onbeperkte, directe toegang tot de computer. En tot alles wat daarmee te maken heeft: gereedschap, kennis en bureaucratie.

2) Absolute vrijheid van informatie. Deel wat je hebt met anderen, maak het toegankelijk en openbaar.

3) Tegen hiërarchie en autoriteit. Vóór decentralisatie en zelfwerkzaamheid.

De eerste generaties hackers waren vooral jongens – gedreven door hun hands-on-speelgoed. Meisjes hackten vooral figuurlijk: ze hackten identiteiten. En toen ze groot werden, speelden ze niet meer. Noch met Barbie-poppen, noch met computers. Ze hadden wel wat anders aan hun hoofd: studie, werk, relaties, familie, sociale omgeving, eventueel kinderen. Niet zelden dat allemaal tegelijk. En altijd het probleem: zit mijn haar wel goed?
Barbie-pagina’s

Stelling 2: Nu het Internet zowel een speel- als een werkveld is geworden, komen er steeds meer vrouwen op het Net.

Jarenlang was het percentage vrouwen op het Internet slechts tien procent, maar volgens het laatste onderzoek is het inmiddels 36 procent. Vrouwen komen steeds meer in aanraking met het Internet, want dit informatie- en communicatiemedium raakt steeds meer ingeburgerd. En en passant wordt daar de maatschappij vertimmerd: er worden nieuwe werelden geschapen, precies op de grens tussen spelen en werken. Vrouwen komen vooral op het Net via hun werk of studie, zelden vanuit hobbyisme, lol of nieuwsgierigheid. Maar al doende leren ze warempel weer een beetje spelen. Want het zijn vrouwen die bijvoorbeeld Barbie-pagina’s op het Net brengen. En daar zag ik haar wel met een computer. Op het Internet wordt tegenwoordig gegrossierd in vrouwelijke identiteiten: niet alleen allerlei soorten Barbies, maar ook Tank Girls, datadames, modemmeiden en online-oma’s.

Neem Tank Girl. Dat is een beduidend ruiger vrouwbeeld dan Barbie: ze vloekt, zuipt en mept er op los. Ze is kaal, op een paar vlechtjes na, dus zorgen over haar haar heeft ze niet. En ze heeft een vanzelfsprekende verhouding tot de techniek. Ze gebruikt gewoon alles om zich heen: of dat nu een tank is, een computer of een wapen. Daar kunnen we wat van leren. Waar Barbie de mentale revolutie bracht van het wisselen van identiteiten, belichaamt Tankgirl de materiële revolutie: het hands-on omgaan met de techniek, een omgang die zowel creatief als praktisch is. Tankgirl is een ware cyborg. Een cyborg – letterlijk: een cybernetisch organisme – belichaamt een specifieke verhouding tot de technologie.
Bevrijding

Stelling 3: De cyborg is een politieke metafoor om lichamen te bevrijden.

De cyborg vormt een kritiek op wat er in de regel aan lichamen wordt vastgeknoopt: projecties van feit en fictie. Zulke projecties hebben immers al genoeg ellende gebracht: indelingen in mannen en vrouwen, in rassen en volken, in hetero en homo. Nu was er wel politieke organisatie mogelijk van de ‘verkeerde’ kanten – vrouwen, zwarten, homo’s – maar het schoot niet echt op. Gelijkheid eisen was niet genoeg, verschil maken was niet genoeg. Was er geen politieke identiteit te verzinnen die rekenschap kon geven van soms gelijkheid, soms verschil, maar altijd van variatie, overlap en verbindingen? Ja: de cyborg, het prototype van gemixte wezensvreemde elementen.

Ziedaar Donna Haraways concept van de politieke cyborg: een verzetsfiguur die de gangbare indelingen bespot, uit elkaar peutert, hackt, aan- en afkoppelt. De cyborg is een ‘ironische politieke mythe’, die wordt ingezet tegen de andere politieke mythen die de wereld laten draaien. Maar geen enkele politieke mythe is onschuldig, ook de cyborg niet. Want ook de verdoofde zombies gekluisterd aan hun tv of geregistreerd in databanken zijn cyborgs. En die cyborgs zijn wij zelf, wij zijn volstrekt vergroeid met technologie. Het is te laat om te ontkoppelen – en het was altijd al te laat. Want wij werden niet pas cyborgs toen wij de technologie letterlijk in ons lichaam gingen inbouwen met pacemakers, inentingen en spiraaltjes. Wij waren al cyborgs toen wij ons lichaam voorzagen van verlengstukken als auto’s en telefoons – ja, zelfs vuistbijlen en vuurstenen. Elke cultuur is technologisch. De technologische cultuur = de menselijke natuur.

Maar die cyborgs, die bestaan toch alleen maar uit verhalen? De cyborg is inderdaad volledig opgebouwd uit taal en genereert alleen maar taal. Elke fictie blijkt echter zijn eigen feiten te creëren; elke benoeming activeert een keten van toeschrijving, afstemming, handelen en ingrijpen. Dat betekent nu ook weer niet dat je met taal alles waar kunt maken wat je maar wilt. Het betekent wel dat het gevecht om de inrichting van de werkelijkheid gebeurt met de taal. En dat geldt ook voor technologie. Haraway schrijft daarover:

‘Technologische determinatie is nu vervangen door de heruitvinding van machines en organismen als gecodeerde teksten, als ingeschreven coderingen met behulp waarvan we ons bezighouden met het schrijven en lezen van de wereld.’ Micro- elektronica, DNA-decodering en Internet-gebruik zijn complexe vormen van het lezen en schrijven van de wereld. En dus van het inrichten van de wereld. Het enige wat erop zit is terugschrijven, zegt Haraway: ‘Schrijven is bij uitstek de technologie van cyborgs. Cyborgpolitiek is de strijd voor taal en de strijd tegen de perfecte communicatie.’
Hijgers

Heeft zo’n talige cyborg eigenlijk nog wel een lichaam? Jazeker. De klassieke grove lichaamscategorisaties mogen dan gedeconstrueerd en verfijnd zijn tot micro-elektronischekleinschaligheid en DNA-gepriegel, weg zijn ze bepaald niet. Zelfs niet in cyberspace, de ultieme cyborgleefwereld van de computernetwerken, waar slechts lichaamloze inlognamen verschijnen. Neem een categorisatie als sekse. Sommige cyborgs met een mannenlichaam kunnen het ook op het Net niet nalaten te spelen met hun geslachtsorganen – letterlijk of figuurlijk. En soms proberen zij daar veronderstelde ‘vrouwelijke’ cyborgs bij te betrekken, via e-mail of beeldschermbabbels. Niks sekse voorbij voor wie toevallig een typische ‘meisjesinlognaam’ gebruikt. Toch maakt dit duidelijk dat een categorie als sekse meer te maken heeft met taal en projecties dan met een werkelijk lichaam: een andere inlognaam voldoet om digi- hijgers van je lijf te houden, en sowieso bestaan ongewenste digitale intimiteiten alleen uit taal. (De hele kwestie wordt trouwens schromelijk overdreven in de media. Op straat, in de kroeg of per telefoon komt dit soort gehijg veel vaker voor, en is het bovendien fysiek bedreigend.)

Niettemin is het lichaam nooit helemaal weg te schrijven. Ook bij de Net-cyborg duiken er voortdurend stukjes lichaam op. Dat is helemaal niet erg, bepaalde lichaamsdelen zijn reuze handig bij Internet-gebruik: je hoofd, je hart en je handen. Het Net biedt vooralsnog één voordeel: niemand ziet hoe je haar zit…”

Samenvatting van de lezing die Marianne van den Boomen op 14 november in Delft hield in de Studium-Generale-serie ‘Lichaam en techniek’. De volledige geïllustreerde hypertekstlezing is op Internet te vinden (http://www.xs4all.nl/~boom). Marianne van den Boomen is eindredacteur van het weekblad De Groene Amsterdammer en auteur van ‘Internet-ABC voor vrouwen’.

,,Stelling 1: De betekenis van Barbie voor de emancipatie en voor het Internet wordt zwaar onderschat.

Ze was er vanaf 1959. Een pop die er nu eens niet uitzag als baby of peuter, maar als een volwassen vrouw. Geen pop die je moest bemoederen, maar eentje op wie je een scala aan grote- mensenrollen kon projecteren: manager, stewardess, onderwijzeres, verpleegster, chirurg, autocoureur, fotomodel, astronaute, secretaresse… Barbie was het eerste rolmodel dat duidelijk maakte dat er vele identiteiten voor vrouwen mogelijk waren.

In hedendaagse speelgoedwinkels vond ik echter weinig terug van die geëmancipeerde Barbie. Niks astronaute, manager of dokter; het was Barbie in bad, in de keuken of voor de make-uptafel. De enige keer dat ze een computer in haar buurt had, was bij de kapper. Barbie heeft zo te zien geen werk buitenshuis of een opleiding aan haar hoofd. Maar wij wel toen we groter werden. Vanaf zekere leeftijd worden wij onze eigen Barbies, gewapend met al die identiteiten. Onze broertjes en vriendjes werden ook groter, maar zij namen hun speelgoed mee. Toen ze klein waren, speelden ze cowboytje en voetbal, knutselden ze aan radio’s en modelspoorbanen. En toen ze gingen studeren, bleven ze die dingen gewoon doen. Terwijl wij werkten en leerden, bleven zij spelen. En al spelend kwamen ze terecht op het Internet.
Geboorte

De technisch-politieke geboorte van het Internet vond plaats in 1969, toen vier Amerikaanse militaire computers aan elkaar werden gekoppeld. Het Internet – inmiddels zes miljoen computers en 35 miljoen gebruikers – heeft echter ook een cultureel-ideologisch gezicht. De basis daarvoor werd gelegd door de allereerste hackers. De hackers van het eerste uur zaten in 1959 op het Massachusetts Institute of Technology. Ze sleutelden echter meer aan de collectieve modelspoorbaan van de universitaire Railroadclub dan dat ze colleges liepen. (Spelen met treintjes aan de universiteit! Kan dat in Nederland eigenlijk ook?) Het MIT had toen al een computer, een kathedraal van een machine, streng bewaakt door een elite van ‘computerpriesters’. Bij hen moest je je ponskaarten inleveren, en na uren kon je een uitdraai ophalen. Tot grote frustratie van de spoorbaan-freaks, die hun nieuwe schakelingen en treinroutes voortdurend wilden laten uitrekenen.

Tot de Railroadclub een testmodel wist te bemachtigen van een kleinere computer. Even goed nog een tankachtig geval, maarwel een computer waar je zelf met je tengels aan kon zitten! De treintjes waren een gepasseerd station; van nu af aan speelden ze met computers. En af en toe vonden ze – al spelend en puzzelend – iets uit dat als werk of studie kon gelden.

Meisjes namen hun speelgoed echter niet mee naar de universiteit. Er was geen Barbie-ruimte naast de Railroadroom. De vorm die het Internet in zijn begintijd kreeg, was dan ook in hoge mate een cultuur van spelende jongens. Dit was het begin van de hackerscultuur, met drie credo’s die nog altijd het Internet draaiend houden:

1) Hands-on! Direct met je vingers aan de knoppen. Onbeperkte, directe toegang tot de computer. En tot alles wat daarmee te maken heeft: gereedschap, kennis en bureaucratie.

2) Absolute vrijheid van informatie. Deel wat je hebt met anderen, maak het toegankelijk en openbaar.

3) Tegen hiërarchie en autoriteit. Vóór decentralisatie en zelfwerkzaamheid.

De eerste generaties hackers waren vooral jongens – gedreven door hun hands-on-speelgoed. Meisjes hackten vooral figuurlijk: ze hackten identiteiten. En toen ze groot werden, speelden ze niet meer. Noch met Barbie-poppen, noch met computers. Ze hadden wel wat anders aan hun hoofd: studie, werk, relaties, familie, sociale omgeving, eventueel kinderen. Niet zelden dat allemaal tegelijk. En altijd het probleem: zit mijn haar wel goed?
Barbie-pagina’s

Stelling 2: Nu het Internet zowel een speel- als een werkveld is geworden, komen er steeds meer vrouwen op het Net.

Jarenlang was het percentage vrouwen op het Internet slechts tien procent, maar volgens het laatste onderzoek is het inmiddels 36 procent. Vrouwen komen steeds meer in aanraking met het Internet, want dit informatie- en communicatiemedium raakt steeds meer ingeburgerd. En en passant wordt daar de maatschappij vertimmerd: er worden nieuwe werelden geschapen, precies op de grens tussen spelen en werken. Vrouwen komen vooral op het Net via hun werk of studie, zelden vanuit hobbyisme, lol of nieuwsgierigheid. Maar al doende leren ze warempel weer een beetje spelen. Want het zijn vrouwen die bijvoorbeeld Barbie-pagina’s op het Net brengen. En daar zag ik haar wel met een computer. Op het Internet wordt tegenwoordig gegrossierd in vrouwelijke identiteiten: niet alleen allerlei soorten Barbies, maar ook Tank Girls, datadames, modemmeiden en online-oma’s.

Neem Tank Girl. Dat is een beduidend ruiger vrouwbeeld dan Barbie: ze vloekt, zuipt en mept er op los. Ze is kaal, op een paar vlechtjes na, dus zorgen over haar haar heeft ze niet. En ze heeft een vanzelfsprekende verhouding tot de techniek. Ze gebruikt gewoon alles om zich heen: of dat nu een tank is, een computer of een wapen. Daar kunnen we wat van leren. Waar Barbie de mentale revolutie bracht van het wisselen van identiteiten, belichaamt Tankgirl de materiële revolutie: het hands-on omgaan met de techniek, een omgang die zowel creatief als praktisch is. Tankgirl is een ware cyborg. Een cyborg – letterlijk: een cybernetisch organisme – belichaamt een specifieke verhouding tot de technologie.
Bevrijding

Stelling 3: De cyborg is een politieke metafoor om lichamen te bevrijden.

De cyborg vormt een kritiek op wat er in de regel aan lichamen wordt vastgeknoopt: projecties van feit en fictie. Zulke projecties hebben immers al genoeg ellende gebracht: indelingen in mannen en vrouwen, in rassen en volken, in hetero en homo. Nu was er wel politieke organisatie mogelijk van de ‘verkeerde’ kanten – vrouwen, zwarten, homo’s – maar het schoot niet echt op. Gelijkheid eisen was niet genoeg, verschil maken was niet genoeg. Was er geen politieke identiteit te verzinnen die rekenschap kon geven van soms gelijkheid, soms verschil, maar altijd van variatie, overlap en verbindingen? Ja: de cyborg, het prototype van gemixte wezensvreemde elementen.

Ziedaar Donna Haraways concept van de politieke cyborg: een verzetsfiguur die de gangbare indelingen bespot, uit elkaar peutert, hackt, aan- en afkoppelt. De cyborg is een ‘ironische politieke mythe’, die wordt ingezet tegen de andere politieke mythen die de wereld laten draaien. Maar geen enkele politieke mythe is onschuldig, ook de cyborg niet. Want ook de verdoofde zombies gekluisterd aan hun tv of geregistreerd in databanken zijn cyborgs. En die cyborgs zijn wij zelf, wij zijn volstrekt vergroeid met technologie. Het is te laat om te ontkoppelen – en het was altijd al te laat. Want wij werden niet pas cyborgs toen wij de technologie letterlijk in ons lichaam gingen inbouwen met pacemakers, inentingen en spiraaltjes. Wij waren al cyborgs toen wij ons lichaam voorzagen van verlengstukken als auto’s en telefoons – ja, zelfs vuistbijlen en vuurstenen. Elke cultuur is technologisch. De technologische cultuur = de menselijke natuur.

Maar die cyborgs, die bestaan toch alleen maar uit verhalen? De cyborg is inderdaad volledig opgebouwd uit taal en genereert alleen maar taal. Elke fictie blijkt echter zijn eigen feiten te creëren; elke benoeming activeert een keten van toeschrijving, afstemming, handelen en ingrijpen. Dat betekent nu ook weer niet dat je met taal alles waar kunt maken wat je maar wilt. Het betekent wel dat het gevecht om de inrichting van de werkelijkheid gebeurt met de taal. En dat geldt ook voor technologie. Haraway schrijft daarover:

‘Technologische determinatie is nu vervangen door de heruitvinding van machines en organismen als gecodeerde teksten, als ingeschreven coderingen met behulp waarvan we ons bezighouden met het schrijven en lezen van de wereld.’ Micro- elektronica, DNA-decodering en Internet-gebruik zijn complexe vormen van het lezen en schrijven van de wereld. En dus van het inrichten van de wereld. Het enige wat erop zit is terugschrijven, zegt Haraway: ‘Schrijven is bij uitstek de technologie van cyborgs. Cyborgpolitiek is de strijd voor taal en de strijd tegen de perfecte communicatie.’
Hijgers

Heeft zo’n talige cyborg eigenlijk nog wel een lichaam? Jazeker. De klassieke grove lichaamscategorisaties mogen dan gedeconstrueerd en verfijnd zijn tot micro-elektronischekleinschaligheid en DNA-gepriegel, weg zijn ze bepaald niet. Zelfs niet in cyberspace, de ultieme cyborgleefwereld van de computernetwerken, waar slechts lichaamloze inlognamen verschijnen. Neem een categorisatie als sekse. Sommige cyborgs met een mannenlichaam kunnen het ook op het Net niet nalaten te spelen met hun geslachtsorganen – letterlijk of figuurlijk. En soms proberen zij daar veronderstelde ‘vrouwelijke’ cyborgs bij te betrekken, via e-mail of beeldschermbabbels. Niks sekse voorbij voor wie toevallig een typische ‘meisjesinlognaam’ gebruikt. Toch maakt dit duidelijk dat een categorie als sekse meer te maken heeft met taal en projecties dan met een werkelijk lichaam: een andere inlognaam voldoet om digi- hijgers van je lijf te houden, en sowieso bestaan ongewenste digitale intimiteiten alleen uit taal. (De hele kwestie wordt trouwens schromelijk overdreven in de media. Op straat, in de kroeg of per telefoon komt dit soort gehijg veel vaker voor, en is het bovendien fysiek bedreigend.)

Niettemin is het lichaam nooit helemaal weg te schrijven. Ook bij de Net-cyborg duiken er voortdurend stukjes lichaam op. Dat is helemaal niet erg, bepaalde lichaamsdelen zijn reuze handig bij Internet-gebruik: je hoofd, je hart en je handen. Het Net biedt vooralsnog één voordeel: niemand ziet hoe je haar zit…”

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.