Met een eigen ontwerpbureau de kost verdienen, de droom van menig IO-er, wordt door de grote onderlinge concurrentie steeds moeilijker. Als relatief goedkope afstudeerders hun hengel in de ondiepe vijver van het produktontwerpen uitgooien, is het gemor dan ook niet van de lucht.
Het College van Bestuur kreeg hierover afgelopen zomer zelfs een ‘brandbrief’.
,,Op een markt die vrij klein is, wordt steeds vaker in de marge geknabbeld door instanties als het TNO Produktcentrum en de InnovatieCentra. Die opereren misschien wel marktconform maar niet commercieel, en dragen daardoor niet dezelfde lasten als ontwerpbureaus. De faculteit Industrieel Ontwerpen doet dit ook, maar op een vrij ruige wijze”, stelt Gerbrand Bas vast. Bas is voorzitter van KIO-branche, een kleine beroepsorganisatie van ontwerpers en ontwerpbureaus.
Eind juni zond KIO-branche een pittige brief naar het CvB, waarin de ‘onaanvaardbare’ concurrentie van de faculteit IO aan de kaak werd gesteld. Bas: ,,Het komt wel eens voor dat een ontwerpbureau een offerte naar een bedrijf stuurt, en daar verder niets meer van hoort. En dan kom je een paar weken later bijna precies dezelfde opdrachtomschrijving in het IO-krantje tegen, met als doel een commercieel eindresultaat. En het gaat hierbij niet om één geval. Ik vraag mij af of dit wel een onderwijsdoelstelling zou moeten zijn.”
Ieder jaar levert de faculteit ongeveer 140 ingenieurs af. De meerderheid studeert af op een produktontwikkelingsproject in een bedrijfsomgeving. Hoewel veel projecten uiteindelijk in een la belanden, mondt een afstudeeropdracht soms ook uit in een succesvolle marktintroductie, zoals onlangs bijvoorbeeld het geval was met de injectiespuit tegen iepenziekte van Remco Kalf.
Volgens prof. dr. J.M. Dirken, decaan van de faculteit, is dit echter inherent aan de studie. ,,Tijdens een afstudeerproject ben je als aankomend ingenieur heel realistisch bezig, en in de meeste gevallen hoort daar gewoon een stuk commercie bij. Wij ontkennen ook niet dat ontwerpbureaus een probleem hebben; een klein deel van de markt wòrdt afgeroomd door studenten. Maar wij nemen opdrachten aan onder andere voorwaarden, de accenten liggen anders, het is voor ons een leerproject”, benadrukt Dirken.
Hij vervolgt: ,,Daarnaast draagt de professie als geheel verantwoordelijkheid voor het inkruien van de nieuwe beroepsgenoten. Daar moet je wel netjes in zijn, maar ondanks de goede intenties kan het zijn dat er wat misverstanden ontstaan. Wij zijn immers een massaal bedrijf.”
Offerte
Een veelbesproken incident is het relaas van het Delftse ontwerpbureau New Products, dat een potentiële opdrachtgever aan de faculteit kwijtraakte. Hans Couvée, ontwerper bij ditbureau, zag een afgeleide van een door New Products opgestelde offerte opeens terug in het faculteitsblad.
,,Het leek er op, misschien zelfs in de vorm van de strofen die daarin voorkwamen, hoewel ons stuk in het Engels was gesteld”, oordeelt Couvée behoedzaam. ,,Maar op zich had ik bedacht mij daar niet meer druk over te maken. De hinder die we hiervan ondervinden ligt op een bepaald niveau; wij kunnen een bedrijf meer toegevoegde waarde en continuïteit bieden dan een student. Maar onze manier van werken zal voortaan op een hoger niveau liggen. Voor andere opdrachten zullen we zorgen dat we stagiaires inschakelen.”
Dat projecten bij afstuderende IO-ers terecht komen, wordt evenwel vaak bewerkstelligd door de opdrachtgevende bedrijven. ,,Die laten meerdere ontwerpbureaus een offerte maken en komen er dan achter dat op onze faculteit dezelfde dingen worden gedaan”, verklaart Dirken. ,,Wij leveren natuurlijk een ander produkt, het gaat ons voornamelijk om de leerervaring. Maar als bedrijven zonder dit te vertellen met ons in zee gaan, dan kunnen wij daar ook niets aan doen.”
Bas erkent dit probleem. ,,Als een bureau een offerte van pakweg anderhalve ton doet, en een afstudeerder kost je maar vijfhonderd gulden per maand, dan hoef je daar als bedrijf niet lang over na te denken. Mocht het niets worden dan is er ook niets verloren”, meent Bas. ,,Maar je zou ook kunnen stellen dat ontwerpbureaus oneigenlijk beconcurreerd worden. Met eigen belastinggeld nog wel, om het maar even populair te uit te drukken. En dat kàn helemaal niet, de markt is zeer beperkt. Industrieel ontwerpen is geen lucratieve bezigheid, en helemaal niet makkelijk als broodwinning.”
Sisser
Dirken werpt tegen: ,,Nederland is wel klein, maar we hebben grenzen en daarachter zit gelukkig ook nog wat. Bovendien komen de meeste afstudeerprojecten uit de industrie, en daar wordt niet vaak gewerkt met externe ontwerpbureaus.” Hij verwacht dat deze affaire uiteindelijk ‘met een sisser zal aflopen’. ,,Dit is een zaak die eens in de zoveel jaar speelt, vooral als de conjunctuur aan het dalen is. Zo’n brief maakt het probleem alleen zo officieel, hè? Maar het is inmiddels al een beetje bijgelegd en ik verwacht dat wij wel tot goede zaken kunnen komen.”
Met een eigen ontwerpbureau de kost verdienen, de droom van menig IO-er, wordt door de grote onderlinge concurrentie steeds moeilijker. Als relatief goedkope afstudeerders hun hengel in de ondiepe vijver van het produktontwerpen uitgooien, is het gemor dan ook niet van de lucht. Het College van Bestuur kreeg hierover afgelopen zomer zelfs een ‘brandbrief’.
,,Op een markt die vrij klein is, wordt steeds vaker in de marge geknabbeld door instanties als het TNO Produktcentrum en de InnovatieCentra. Die opereren misschien wel marktconform maar niet commercieel, en dragen daardoor niet dezelfde lasten als ontwerpbureaus. De faculteit Industrieel Ontwerpen doet dit ook, maar op een vrij ruige wijze”, stelt Gerbrand Bas vast. Bas is voorzitter van KIO-branche, een kleine beroepsorganisatie van ontwerpers en ontwerpbureaus.
Eind juni zond KIO-branche een pittige brief naar het CvB, waarin de ‘onaanvaardbare’ concurrentie van de faculteit IO aan de kaak werd gesteld. Bas: ,,Het komt wel eens voor dat een ontwerpbureau een offerte naar een bedrijf stuurt, en daar verder niets meer van hoort. En dan kom je een paar weken later bijna precies dezelfde opdrachtomschrijving in het IO-krantje tegen, met als doel een commercieel eindresultaat. En het gaat hierbij niet om één geval. Ik vraag mij af of dit wel een onderwijsdoelstelling zou moeten zijn.”
Ieder jaar levert de faculteit ongeveer 140 ingenieurs af. De meerderheid studeert af op een produktontwikkelingsproject in een bedrijfsomgeving. Hoewel veel projecten uiteindelijk in een la belanden, mondt een afstudeeropdracht soms ook uit in een succesvolle marktintroductie, zoals onlangs bijvoorbeeld het geval was met de injectiespuit tegen iepenziekte van Remco Kalf.
Volgens prof. dr. J.M. Dirken, decaan van de faculteit, is dit echter inherent aan de studie. ,,Tijdens een afstudeerproject ben je als aankomend ingenieur heel realistisch bezig, en in de meeste gevallen hoort daar gewoon een stuk commercie bij. Wij ontkennen ook niet dat ontwerpbureaus een probleem hebben; een klein deel van de markt wòrdt afgeroomd door studenten. Maar wij nemen opdrachten aan onder andere voorwaarden, de accenten liggen anders, het is voor ons een leerproject”, benadrukt Dirken.
Hij vervolgt: ,,Daarnaast draagt de professie als geheel verantwoordelijkheid voor het inkruien van de nieuwe beroepsgenoten. Daar moet je wel netjes in zijn, maar ondanks de goede intenties kan het zijn dat er wat misverstanden ontstaan. Wij zijn immers een massaal bedrijf.”
Offerte
Een veelbesproken incident is het relaas van het Delftse ontwerpbureau New Products, dat een potentiële opdrachtgever aan de faculteit kwijtraakte. Hans Couvée, ontwerper bij ditbureau, zag een afgeleide van een door New Products opgestelde offerte opeens terug in het faculteitsblad.
,,Het leek er op, misschien zelfs in de vorm van de strofen die daarin voorkwamen, hoewel ons stuk in het Engels was gesteld”, oordeelt Couvée behoedzaam. ,,Maar op zich had ik bedacht mij daar niet meer druk over te maken. De hinder die we hiervan ondervinden ligt op een bepaald niveau; wij kunnen een bedrijf meer toegevoegde waarde en continuïteit bieden dan een student. Maar onze manier van werken zal voortaan op een hoger niveau liggen. Voor andere opdrachten zullen we zorgen dat we stagiaires inschakelen.”
Dat projecten bij afstuderende IO-ers terecht komen, wordt evenwel vaak bewerkstelligd door de opdrachtgevende bedrijven. ,,Die laten meerdere ontwerpbureaus een offerte maken en komen er dan achter dat op onze faculteit dezelfde dingen worden gedaan”, verklaart Dirken. ,,Wij leveren natuurlijk een ander produkt, het gaat ons voornamelijk om de leerervaring. Maar als bedrijven zonder dit te vertellen met ons in zee gaan, dan kunnen wij daar ook niets aan doen.”
Bas erkent dit probleem. ,,Als een bureau een offerte van pakweg anderhalve ton doet, en een afstudeerder kost je maar vijfhonderd gulden per maand, dan hoef je daar als bedrijf niet lang over na te denken. Mocht het niets worden dan is er ook niets verloren”, meent Bas. ,,Maar je zou ook kunnen stellen dat ontwerpbureaus oneigenlijk beconcurreerd worden. Met eigen belastinggeld nog wel, om het maar even populair te uit te drukken. En dat kàn helemaal niet, de markt is zeer beperkt. Industrieel ontwerpen is geen lucratieve bezigheid, en helemaal niet makkelijk als broodwinning.”
Sisser
Dirken werpt tegen: ,,Nederland is wel klein, maar we hebben grenzen en daarachter zit gelukkig ook nog wat. Bovendien komen de meeste afstudeerprojecten uit de industrie, en daar wordt niet vaak gewerkt met externe ontwerpbureaus.” Hij verwacht dat deze affaire uiteindelijk ‘met een sisser zal aflopen’. ,,Dit is een zaak die eens in de zoveel jaar speelt, vooral als de conjunctuur aan het dalen is. Zo’n brief maakt het probleem alleen zo officieel, hè? Maar het is inmiddels al een beetje bijgelegd en ik verwacht dat wij wel tot goede zaken kunnen komen.”
Comments are closed.