Campus

Angst wortelt in de peutertijd

In de Studium Generale-reeks ‘Denken aan emoties’ hield dr. Willem L. Ietswaart vorige week in het Cultureel Centrum de lezing ‘Angst en vrees. De betekenis van angst in het dagelijks leven’.

Ietswaart is psychoanalyticus met een privé-praktijk in Groningen. Van zijn voordracht hieronder een ingekorte weergave.

In de Studium Generale-reeks ‘Denken aan emoties’ hield dr. Willem L. Ietswaart vorige week in het Cultureel Centrum de lezing ‘Angst en vrees. De betekenis van angst in het dagelijks leven’. Ietswaart is psychoanalyticus met een privé-praktijk in Groningen. Van zijn voordracht hieronder een ingekorte weergave.


1 Illustratie: Victor Lemstra

,,Om in de sfeer van ons onderwerp te komen, begin ik met een voorbeeld. Een student is op weg naar een tandarts en vreest een pijnlijke behandeling. Onderweg komt hij zijn favoriete hoogleraar tegen met wie hij een werkcollege heeft gehad en die hij onlangs nog heeft gesproken. De hoogleraar groet hem niet. De student voelt in zijn borst een vage angstpijn knagen. Wanneer de tandarts de boor grijpt is er vrees. Veel intenser dan de pijn die hij voelde toen de hoogleraar hem niet groette. Die pijn blijft evenwel de hele dag en doet hem ‘s nachts dromen.

Sinds lang worden vrees en angst als wezenlijk van elkaar verschillend gezien. Hoewel beide met elkaar zijn verwikkeld, komt het simpel gesteld hierop neer. Vrees is een innerlijk signaal dat er iets vanuit de buitenwereld ons organisme bedreigt. Het gaat om een concreet object en om een reëel gevaar: plotseling overstekend verkeer, een rover, een dief. Onze reactie kan adequaat en gericht zijn. Vrees is een emotie die basaal bij het leven van mens en dier hoort. Vrees is functioneel, onmisbaar en kan levensreddend zijn.

Denken we aan iemand die uitzinnig bang is voor een spin, in intense paniek raakt in een treincoupé, een plein niet durft over te steken of aan een student die hard voor zijn tentamen heeft gewerkt, maar in paniek raakt bij het uitdelen van de tentamenopgaven, dan spreken we van angst. Zoals vrees een signaal is voor een gevaar vanuit de buitenwereld, zo is angst een signaal dat er in de binnenwereld iets is dat als een gevaar wordt opgevat.

Waar kan de student die in paniek raakt bij een tentamen nu bang voor zijn? Hij is bang voor de betékenis die het oproept. Deze hangt af van de individuele levensgeschiedenis en kan bijvoorbeeld zijn: mijn broers zijn knapper dan ik, ik mag niet achterblijven. Of: ik ben niet het geniale kind dat vader en moeder in mij hebben gezien, misschien ben ik wel heel middelmatig. Of er komen bewust of onbewust beelden op hoe zijn vader hem vernederde als hij schoolopgaven niet begreep. Dit roept angst op. Het eventueel zakken wordt een bewijs dat hij een loser is. Het tentamen is het symbool van deze min of meer verborgen betekenis.
Zelfgevoel

Het symbool is de essentie van de angst. Globaal gesproken hebben dingen twee betekenissen. De ene is de letterlijke, instrumentele betekenis. Daarnaast is elk ding ook een symbool voor iets anders. Een ring is een cirkelvormig stukje metaal, maar ook een symbool van liefde en trouw. Bij overmatige angst gaat de symbolische betekenis op storende wijze de reëlebetekenis overheersen, zodanig dat de persoon geen onderscheid meer kan maken tussen het symbool en de letterlijke betekenis. Er ontstaat een diffuse spanningstoestand waardoor het onderscheidingsvermogen niet meer werkt. Veel mensen kunnen deze toestand van angst bij zichzelf constateren als ze voor een publiek moeten optreden. Het kan bijvoorbeeld vanuit een vroegere ervaringswereld het symbool oproepen van belachelijk en beschaamd gemaakt zijn door broertjes, zusjes of anderen.

Hoe omvattend het verschil tussen angst en vrees is, wordt duidelijk uit het voorbeeld van de student die niet wordt gegroet door zijn favoriete hoogleraar. In tegenstelling tot de acute, concrete vrees gaat de angst-ervaring van de student om verwarring, teleurstelling en een bedreiging van zijn gevoel dat hij een waardevolle student is. Zijn zelfgevoel wordt bedreigd. Bij angst is de kern van de persoon, zijn ik-beleving, in het geding. Er is een duidelijk verband tussen het zelfgevoel en het symbool. Het ‘ik’ is opgebouwd uit symbolen. En het ‘ik’ is voor mensen het kostbaarste goed op aarde.

Angst wordt door mensen ervaren als iets onbeschrijfelijks. Het ‘ik’ valt uiteen en men verliest de greep op de werkelijkheid. Het schijnt een ervaring van doodgaan tijdens het leven. We kunnen vermoeden dat wat filosofen aanduiden als de angst voor het ‘niet-zijn’ verwant is aan deze beleving. Denk aan Kierkegaard, Heidegger, Barthes, Sartre en vele anderen die dit beschreven hebben. Treffend is de uitspraak van Paul Tillich: ,,Anxiety is the state in which a being is aware of its possible non-being.” We kunnen er misschien iets bij voorstellen als we bedenken dat een mens pas als mens begint te leven op het moment dat hij weet dat hij sterven moet. Dieren weten niet dat ze moeten sterven.

Angst draait om patronen in het geheugen die georganiseerd zijn rond kernervaringen in de kindertijd. De betekenis van angst kunnen we alleen begrijpen als we het angstpatroon kennen zoals het zich gevormd heeft toen de volwassene nog kind was. Het gaat nooit om één enkele vreselijke ervaring of trauma, maar altijd om patronen die zich door herhaalde ervaringen geleidelijk gevormd hebben en die door de hele persoonlijkheid heen vertakt zitten. Een situatie in het heden wordt getaxeerd op grond van de blauwdruk die in het geheugen vastligt. De angstpatronen hechten zich aan elementen van de actuele situatie. Dit verklaart waarom angst wordt ervaren in situaties die dat realistisch gezien niet hoeven op te roepen; waarvan de omstander zegt: waar maak je je druk over?
Verlating

De vraag is hoezeer angst bij het menselijk leven hoort. Het antwoord relateer ik aan de vier basisbehoeften van de mens. De eerste is de behoefte aan veiligheid en ergens bij horen. Als het kind dat volop heeft gekregen, kan het verder. Bij deze basisbehoefte hoort een angst die we aanduiden als fusie-angst. Het is de angst om verzwolgen te worden door het grote geheel. We willen ergens bij horen, maar zijn ook bang voor de gevolgen. Er is tevens de angst voor een vroege verlating. Dat is de meest intense angst die mensen kennen.

De tweede basisbehoefte, die op de eerste volgt, in het tweede levensjaar, is autonomie en individualiteit. Deze behoeftebrengt separatie-angst met zich mee. Het is de angst uit de geborgenheid te vallen. Het is het tegendeel van autonomie. Bij separatie-angst vluchten mensen terug in de horigheid aan de machtige ander, de autoriteit. Eigenlijk is het een onmogelijke combinatie. Het erbij willen horen is tegenstrijdig aan apart staan en uniek zijn. Beide zijn levensnoodzakelijk en vinden elkaar in een subtiel evenwicht.

Intimiteit is de derde basisbehoefte. Dat is het vermogen om anderen lief te hebben en jezelf met anderen te delen. Als de autonomie zwak ontwikkeld is, ontstaat er intimiteits-angst. Wanneer de intimiteit zich niet ontwikkelt, kan men niet in intieme relaties met anderen treden. Er treedt in deze fase onvermijdelijk van binnenuit een conflict op tussen liefde en haat. Het kind ontwikkelt ambivalentie. Het koestert liefde én haat voor één en dezelfde persoon.

De vierde basisbehoefte is creativiteit. Als de eerste drie basisbehoeften zijn vervuld, ben je een ontzettend eind in de ontwikkeling. Dan begint de vierde fase: het leven zelf. Leven is creativiteit. Het wonderlijke is dat de mens bang kan zijn voor creativiteit. Mensen kunnen niet alleen bang zijn voor de buitenwereld, maar ook voor de potenties die ze in zich hebben. Er is een samenhang tussen separatie-angst en de angst voor creativiteit. Creativiteit is het bekende loslaten en het onbekende ingaan. Wetenschappers die een paradigma doorbreken laten het vertrouwde los. Dat is erg moeilijk en roept angst op.

Creativiteit wordt ook wel uitgedrukt als het dóórbreken van de geest die zichzelf poneert. Het is een intense wijze van ‘er zijn’. Dat is jezelf beleven als een intact centrum van de wereld en als een kracht die iets in de omgeving kan uitwerken. Angst die te maken heeft met het onvermogen uit jezelf iets te creëren, is verwoord in het Thomas-evangelie, waarin Jezus van Nazareth zegt: ,,Als je voortbrengt dat wat in je is, zal dat wat door jou wordt voortgebracht je redden. Als je niet voortbrengt dat wat in jou is, zal dat wat door jou niet wordt voortgebracht je vernietigen.”

Angst heeft te maken met de toekomst, met ‘het zullende gebeuren’. Hoe komt het dan dat juist het verleden angst oproept? Er zijn twee soorten verledens. Er is het verleden dat verwerkt is en het verleden dat nooit is afgemaakt. Het merkwaardige van dit laatste is dat het in de tijd niet veroudert en verschijnt als de toekomst. Denkt u aan de concentratiekampslachtoffers die bij de bevrijding van de Drie van Breda intense angsten doorstonden. Pas wanneer het verleden wordt voltooid, kan het als verleden gaan rusten. Om aan gene zijde van de angst te zijn, moet je door de angst heen. Om te zijn moet je eerst sterven.”

Bewerking: Mannus van der Laan

In de Studium Generale-reeks ‘Denken aan emoties’ hield dr. Willem L. Ietswaart vorige week in het Cultureel Centrum de lezing ‘Angst en vrees. De betekenis van angst in het dagelijks leven’. Ietswaart is psychoanalyticus met een privé-praktijk in Groningen. Van zijn voordracht hieronder een ingekorte weergave.


1 Illustratie: Victor Lemstra

,,Om in de sfeer van ons onderwerp te komen, begin ik met een voorbeeld. Een student is op weg naar een tandarts en vreest een pijnlijke behandeling. Onderweg komt hij zijn favoriete hoogleraar tegen met wie hij een werkcollege heeft gehad en die hij onlangs nog heeft gesproken. De hoogleraar groet hem niet. De student voelt in zijn borst een vage angstpijn knagen. Wanneer de tandarts de boor grijpt is er vrees. Veel intenser dan de pijn die hij voelde toen de hoogleraar hem niet groette. Die pijn blijft evenwel de hele dag en doet hem ‘s nachts dromen.

Sinds lang worden vrees en angst als wezenlijk van elkaar verschillend gezien. Hoewel beide met elkaar zijn verwikkeld, komt het simpel gesteld hierop neer. Vrees is een innerlijk signaal dat er iets vanuit de buitenwereld ons organisme bedreigt. Het gaat om een concreet object en om een reëel gevaar: plotseling overstekend verkeer, een rover, een dief. Onze reactie kan adequaat en gericht zijn. Vrees is een emotie die basaal bij het leven van mens en dier hoort. Vrees is functioneel, onmisbaar en kan levensreddend zijn.

Denken we aan iemand die uitzinnig bang is voor een spin, in intense paniek raakt in een treincoupé, een plein niet durft over te steken of aan een student die hard voor zijn tentamen heeft gewerkt, maar in paniek raakt bij het uitdelen van de tentamenopgaven, dan spreken we van angst. Zoals vrees een signaal is voor een gevaar vanuit de buitenwereld, zo is angst een signaal dat er in de binnenwereld iets is dat als een gevaar wordt opgevat.

Waar kan de student die in paniek raakt bij een tentamen nu bang voor zijn? Hij is bang voor de betékenis die het oproept. Deze hangt af van de individuele levensgeschiedenis en kan bijvoorbeeld zijn: mijn broers zijn knapper dan ik, ik mag niet achterblijven. Of: ik ben niet het geniale kind dat vader en moeder in mij hebben gezien, misschien ben ik wel heel middelmatig. Of er komen bewust of onbewust beelden op hoe zijn vader hem vernederde als hij schoolopgaven niet begreep. Dit roept angst op. Het eventueel zakken wordt een bewijs dat hij een loser is. Het tentamen is het symbool van deze min of meer verborgen betekenis.
Zelfgevoel

Het symbool is de essentie van de angst. Globaal gesproken hebben dingen twee betekenissen. De ene is de letterlijke, instrumentele betekenis. Daarnaast is elk ding ook een symbool voor iets anders. Een ring is een cirkelvormig stukje metaal, maar ook een symbool van liefde en trouw. Bij overmatige angst gaat de symbolische betekenis op storende wijze de reëlebetekenis overheersen, zodanig dat de persoon geen onderscheid meer kan maken tussen het symbool en de letterlijke betekenis. Er ontstaat een diffuse spanningstoestand waardoor het onderscheidingsvermogen niet meer werkt. Veel mensen kunnen deze toestand van angst bij zichzelf constateren als ze voor een publiek moeten optreden. Het kan bijvoorbeeld vanuit een vroegere ervaringswereld het symbool oproepen van belachelijk en beschaamd gemaakt zijn door broertjes, zusjes of anderen.

Hoe omvattend het verschil tussen angst en vrees is, wordt duidelijk uit het voorbeeld van de student die niet wordt gegroet door zijn favoriete hoogleraar. In tegenstelling tot de acute, concrete vrees gaat de angst-ervaring van de student om verwarring, teleurstelling en een bedreiging van zijn gevoel dat hij een waardevolle student is. Zijn zelfgevoel wordt bedreigd. Bij angst is de kern van de persoon, zijn ik-beleving, in het geding. Er is een duidelijk verband tussen het zelfgevoel en het symbool. Het ‘ik’ is opgebouwd uit symbolen. En het ‘ik’ is voor mensen het kostbaarste goed op aarde.

Angst wordt door mensen ervaren als iets onbeschrijfelijks. Het ‘ik’ valt uiteen en men verliest de greep op de werkelijkheid. Het schijnt een ervaring van doodgaan tijdens het leven. We kunnen vermoeden dat wat filosofen aanduiden als de angst voor het ‘niet-zijn’ verwant is aan deze beleving. Denk aan Kierkegaard, Heidegger, Barthes, Sartre en vele anderen die dit beschreven hebben. Treffend is de uitspraak van Paul Tillich: ,,Anxiety is the state in which a being is aware of its possible non-being.” We kunnen er misschien iets bij voorstellen als we bedenken dat een mens pas als mens begint te leven op het moment dat hij weet dat hij sterven moet. Dieren weten niet dat ze moeten sterven.

Angst draait om patronen in het geheugen die georganiseerd zijn rond kernervaringen in de kindertijd. De betekenis van angst kunnen we alleen begrijpen als we het angstpatroon kennen zoals het zich gevormd heeft toen de volwassene nog kind was. Het gaat nooit om één enkele vreselijke ervaring of trauma, maar altijd om patronen die zich door herhaalde ervaringen geleidelijk gevormd hebben en die door de hele persoonlijkheid heen vertakt zitten. Een situatie in het heden wordt getaxeerd op grond van de blauwdruk die in het geheugen vastligt. De angstpatronen hechten zich aan elementen van de actuele situatie. Dit verklaart waarom angst wordt ervaren in situaties die dat realistisch gezien niet hoeven op te roepen; waarvan de omstander zegt: waar maak je je druk over?
Verlating

De vraag is hoezeer angst bij het menselijk leven hoort. Het antwoord relateer ik aan de vier basisbehoeften van de mens. De eerste is de behoefte aan veiligheid en ergens bij horen. Als het kind dat volop heeft gekregen, kan het verder. Bij deze basisbehoefte hoort een angst die we aanduiden als fusie-angst. Het is de angst om verzwolgen te worden door het grote geheel. We willen ergens bij horen, maar zijn ook bang voor de gevolgen. Er is tevens de angst voor een vroege verlating. Dat is de meest intense angst die mensen kennen.

De tweede basisbehoefte, die op de eerste volgt, in het tweede levensjaar, is autonomie en individualiteit. Deze behoeftebrengt separatie-angst met zich mee. Het is de angst uit de geborgenheid te vallen. Het is het tegendeel van autonomie. Bij separatie-angst vluchten mensen terug in de horigheid aan de machtige ander, de autoriteit. Eigenlijk is het een onmogelijke combinatie. Het erbij willen horen is tegenstrijdig aan apart staan en uniek zijn. Beide zijn levensnoodzakelijk en vinden elkaar in een subtiel evenwicht.

Intimiteit is de derde basisbehoefte. Dat is het vermogen om anderen lief te hebben en jezelf met anderen te delen. Als de autonomie zwak ontwikkeld is, ontstaat er intimiteits-angst. Wanneer de intimiteit zich niet ontwikkelt, kan men niet in intieme relaties met anderen treden. Er treedt in deze fase onvermijdelijk van binnenuit een conflict op tussen liefde en haat. Het kind ontwikkelt ambivalentie. Het koestert liefde én haat voor één en dezelfde persoon.

De vierde basisbehoefte is creativiteit. Als de eerste drie basisbehoeften zijn vervuld, ben je een ontzettend eind in de ontwikkeling. Dan begint de vierde fase: het leven zelf. Leven is creativiteit. Het wonderlijke is dat de mens bang kan zijn voor creativiteit. Mensen kunnen niet alleen bang zijn voor de buitenwereld, maar ook voor de potenties die ze in zich hebben. Er is een samenhang tussen separatie-angst en de angst voor creativiteit. Creativiteit is het bekende loslaten en het onbekende ingaan. Wetenschappers die een paradigma doorbreken laten het vertrouwde los. Dat is erg moeilijk en roept angst op.

Creativiteit wordt ook wel uitgedrukt als het dóórbreken van de geest die zichzelf poneert. Het is een intense wijze van ‘er zijn’. Dat is jezelf beleven als een intact centrum van de wereld en als een kracht die iets in de omgeving kan uitwerken. Angst die te maken heeft met het onvermogen uit jezelf iets te creëren, is verwoord in het Thomas-evangelie, waarin Jezus van Nazareth zegt: ,,Als je voortbrengt dat wat in je is, zal dat wat door jou wordt voortgebracht je redden. Als je niet voortbrengt dat wat in jou is, zal dat wat door jou niet wordt voortgebracht je vernietigen.”

Angst heeft te maken met de toekomst, met ‘het zullende gebeuren’. Hoe komt het dan dat juist het verleden angst oproept? Er zijn twee soorten verledens. Er is het verleden dat verwerkt is en het verleden dat nooit is afgemaakt. Het merkwaardige van dit laatste is dat het in de tijd niet veroudert en verschijnt als de toekomst. Denkt u aan de concentratiekampslachtoffers die bij de bevrijding van de Drie van Breda intense angsten doorstonden. Pas wanneer het verleden wordt voltooid, kan het als verleden gaan rusten. Om aan gene zijde van de angst te zijn, moet je door de angst heen. Om te zijn moet je eerst sterven.”

Bewerking: Mannus van der Laan

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.