Hebben ingenieurs oogkleppen op en moet een ethicus hun werk controleren? Welnee, vindt socioloog Richard Sennett. Hij hield een lofzang op ambachtslieden.
‘People who make things usually don’t understand what they are doing.’ Zo parafraseert Richard Sennett de invloedrijke filosofe Hannah Arendt op de eerste pagina van ‘The Craftsman’. Als voorbeeld noemt Arendt, leermeester van Sennett, de atoombom. Een ethicus of het publiek zou volgens haar voortdurend over de schouder van ingenieurs mee moeten kijken, zodat ingenieurs nooit meer verleid worden om iets te maken wat technisch uitdagend is én allesvernietigend.
Dit beeld van de techneut met oogkleppen op is invloedrijk gebleken. Het is niet voor niets dat technische universiteiten wereldwijd veel aandacht besteden aan ethiek. Overigens zou het volgens Arendt vergeefse moeite zijn om een ambachtsman ethiek bij te brengen. Iemand die iets maakt is zonder moraal, denkt zij.
Sennett is het hartgrondig met haar oneens. Toen hij nog haar leerling was durfde hij dat niet hardop te zeggen. Nu Sennet zelf een gerenommeerd en veelgelezen socioloog is, durft hij dat wel. Daarom schreef hij ‘The Craftsman’. ‘I want to make the case my juvenile self could not then make to Arendt, that people can learn about themselves through the things they make, that material culture matters’, schrijft Sennett bevlogen. De Amerikaan is hoogleraar sociologie aan de London School of Economics en New York University.
Sennetts weerwoord aan Arendt alleen al maakt dit boek fascinerend om te lezen voor ingenieurs. Zo vaak gebeurt het niet dat hun vakgebied door een invloedrijke socioloog als Sennett wordt bezongen. De ambachtsman uit de titel moeten we trouwens niet te nauw opvatten. ‘Craftmanship names an enduring, basic human impulse, the desire to do a job well for its own sake. Craftmanship cuts a far wider swath than skilled manual labor; it serves the computer programmer, the doctor, and the artist.’
Sennett neemt de lezer in het begin van zijn boek mee naar de middeleeuwse gildehuizen. Leermeesters geven hun leerlingen de kneepjes van het vak mee. Tijdens de Renaissance komt daar verandering in. Creativiteit en originaliteit worden meer gewaardeerd. Als voorbeeld noemt Sennett de Italiaanse goudsmid Benvenuto Cellini uit de zestiende eeuw.
Voor Koning Frans I van Frankrijk maakte Cellini in 1543 een overdadig versierd gouden zoutvaatje. Op het vaatje staan onder meer twee goden, die nonchalant achterover hangen, terwijl paarden met zwemvliezen uit de zee naar boven komen. In een middeleeuwse smidse was dit nooit gemaakt. Frans I was overigens verrukt. “Hier is Cellini in eigen persoon”, zou hij gezegd hebben.
Deze hang naar originaliteit zorgde ervoor dat minder expertise van generatie op generatie werd doorgegeven. Originaliteit en creativiteit kan men immers niet doorgeven, alleen stimuleren. Bovendien is iedereen op een andere manier creatief. Sennett meent dat ambachtslieden met behulp van machines in de achttiende en negentiende eeuw probeerden om het oude vakwerk in ere te herstellen. Maar daarin faalden ze. Dat leidt tot een treurige conclusie van Sennett: ‘From the origins of classical civilization, craftsmen have suffered mistreatment. What has kept them going humanly is belief in their work and their involvement with its materials.’
Ondanks de onderdrukking, komt vakmanschap toch nog regelmatig bovendrijven. Sennett noemt de computerprogrammeurs die ‘open software’, zoals Linux, verbeteren. ‘Linux draws on craftsmen in an electronic bazar.’ Vroeger werd het ambacht doorgegeven van leermeester op leerling, bij Linux gaat dat veel sneller. Bovendien verandert het open systeem ook veel sneller van vorm, dan vroeger bijvoorbeeld bij het ouderwetse pottenbakken. ‘In Linux the process of skill evolution is speeded up; change occurs daily.’
Enerzijds telt Sennett de zegeningen van computers voor ambachtslieden. Anderzijds wijst hij erop dat ingenieurs niet te veel op hun computer moeten vertrouwen. Begrijpen architecten nog wat ze ontwerpen in CAD? Volgens Sennett is het raadzaam om ook op papier te blijven werken, zodat je het overzicht behoudt. Sennett: ‘When the head and the hand are seperate, it is the head that suffers.’
In tegenstelling tot wat Arendt beweerde, heeft de ambachtsman zowel hoofd en handen nodig om iets goed te maken. Dat op zich niet heel opmerkelijke standpunt heeft Sennett aan de hand van goede voorbeelden en mooi taalgebruik, interessant uitgewerkt in ‘The Craftsman’.
Richard Sennett, ‘The Craftsman’, Yale University Press, 326p., 23,99 euro.
‘People who make things usually don’t understand what they are doing.’ Zo parafraseert Richard Sennett de invloedrijke filosofe Hannah Arendt op de eerste pagina van ‘The Craftsman’. Als voorbeeld noemt Arendt, leermeester van Sennett, de atoombom. Een ethicus of het publiek zou volgens haar voortdurend over de schouder van ingenieurs mee moeten kijken, zodat ingenieurs nooit meer verleid worden om iets te maken wat technisch uitdagend is én allesvernietigend.
Dit beeld van de techneut met oogkleppen op is invloedrijk gebleken. Het is niet voor niets dat technische universiteiten wereldwijd veel aandacht besteden aan ethiek. Overigens zou het volgens Arendt vergeefse moeite zijn om een ambachtsman ethiek bij te brengen. Iemand die iets maakt is zonder moraal, denkt zij.
Sennett is het hartgrondig met haar oneens. Toen hij nog haar leerling was durfde hij dat niet hardop te zeggen. Nu Sennet zelf een gerenommeerd en veelgelezen socioloog is, durft hij dat wel. Daarom schreef hij ‘The Craftsman’. ‘I want to make the case my juvenile self could not then make to Arendt, that people can learn about themselves through the things they make, that material culture matters’, schrijft Sennett bevlogen. De Amerikaan is hoogleraar sociologie aan de London School of Economics en New York University.
Sennetts weerwoord aan Arendt alleen al maakt dit boek fascinerend om te lezen voor ingenieurs. Zo vaak gebeurt het niet dat hun vakgebied door een invloedrijke socioloog als Sennett wordt bezongen. De ambachtsman uit de titel moeten we trouwens niet te nauw opvatten. ‘Craftmanship names an enduring, basic human impulse, the desire to do a job well for its own sake. Craftmanship cuts a far wider swath than skilled manual labor; it serves the computer programmer, the doctor, and the artist.’
Sennett neemt de lezer in het begin van zijn boek mee naar de middeleeuwse gildehuizen. Leermeesters geven hun leerlingen de kneepjes van het vak mee. Tijdens de Renaissance komt daar verandering in. Creativiteit en originaliteit worden meer gewaardeerd. Als voorbeeld noemt Sennett de Italiaanse goudsmid Benvenuto Cellini uit de zestiende eeuw.
Voor Koning Frans I van Frankrijk maakte Cellini in 1543 een overdadig versierd gouden zoutvaatje. Op het vaatje staan onder meer twee goden, die nonchalant achterover hangen, terwijl paarden met zwemvliezen uit de zee naar boven komen. In een middeleeuwse smidse was dit nooit gemaakt. Frans I was overigens verrukt. “Hier is Cellini in eigen persoon”, zou hij gezegd hebben.
Deze hang naar originaliteit zorgde ervoor dat minder expertise van generatie op generatie werd doorgegeven. Originaliteit en creativiteit kan men immers niet doorgeven, alleen stimuleren. Bovendien is iedereen op een andere manier creatief. Sennett meent dat ambachtslieden met behulp van machines in de achttiende en negentiende eeuw probeerden om het oude vakwerk in ere te herstellen. Maar daarin faalden ze. Dat leidt tot een treurige conclusie van Sennett: ‘From the origins of classical civilization, craftsmen have suffered mistreatment. What has kept them going humanly is belief in their work and their involvement with its materials.’
Ondanks de onderdrukking, komt vakmanschap toch nog regelmatig bovendrijven. Sennett noemt de computerprogrammeurs die ‘open software’, zoals Linux, verbeteren. ‘Linux draws on craftsmen in an electronic bazar.’ Vroeger werd het ambacht doorgegeven van leermeester op leerling, bij Linux gaat dat veel sneller. Bovendien verandert het open systeem ook veel sneller van vorm, dan vroeger bijvoorbeeld bij het ouderwetse pottenbakken. ‘In Linux the process of skill evolution is speeded up; change occurs daily.’
Enerzijds telt Sennett de zegeningen van computers voor ambachtslieden. Anderzijds wijst hij erop dat ingenieurs niet te veel op hun computer moeten vertrouwen. Begrijpen architecten nog wat ze ontwerpen in CAD? Volgens Sennett is het raadzaam om ook op papier te blijven werken, zodat je het overzicht behoudt. Sennett: ‘When the head and the hand are seperate, it is the head that suffers.’
In tegenstelling tot wat Arendt beweerde, heeft de ambachtsman zowel hoofd en handen nodig om iets goed te maken. Dat op zich niet heel opmerkelijke standpunt heeft Sennett aan de hand van goede voorbeelden en mooi taalgebruik, interessant uitgewerkt in ‘The Craftsman’.
Richard Sennett, ‘The Craftsman’, Yale University Press, 326p., 23,99 euro.
Comments are closed.