Campus

Alumnibeleid komt moeizaam van de grond

Wouter ‘Mickey’ Huibregtsen is er een. Roel Pieper ook, en Jo Ritzen, prins Friso. De TU wil de banden met oud-studenten aanhalen, maar probeert het nu via de faculteiten.

De jongste loot aan de stam heet DIA, Delftse Informatica Alumnivereniging. Na de oprichting in november ging de club voortvarend van start. Direct verscheen een eigen website. Het nulnummer van het nieuwe blad Dialoog belandde bij de Informatica-afgestudeerden in de bus. En toen was het wachten op de aanmeldingen.

Zestig leden telt de vereniging inmiddels. ,,Beetje schamele oogst”, vindt penningmeester Frank de Bruin. Er is een potentieel van 1500 oud-studiegenoten. Maar, voegt hij er meteen aan toe, het enthousiasme voor zo’n vereniging moet groeien. Bovendien weet hij niet precies hoeveel alumni daadwerkelijk de mailing ontvangen hebben. ,,Er is nergens een goed adressenbestand. Niet bij de voorlichtingsdienst en ook niet bij de faculteit.” Hij gokt dat de helft van de alumni is bereikt.

DIA is een zakelijke club, zegt De Bruin. ,,Voor een biertje komen mensen niet uit Groningen.” Er zijn plannen voor een vacaturebank en lezingen. En als de faculteit beroepsvoorlichting wil organiseren, kan ze DIA bellen. Maar primair gaat het om netwerken, het paraat hebben van adressen, zodat leden een ingang hebben bij vele bedrijven. Zo’n adressenbestand bijhouden kost bergen tijd. Wat hulp van centraal niveau zou DIA best kunnen gebruiken.
Kentering

Dat is in de toekomst ook precies de bedoeling, zegt Wim Pieters, coördinator alumnibeleid. Er is volgens hem een kentering in het alumnibeleid aan de gang. Bij de oprichting van het Alumnibureau, in 1980, ging men er nog vanuit dat er een centrale vereniging zou komen voor alle oud-TU-ers. Maar die gedachte lijkt achterhaald. Uit een recente Nipo-enquête blijkt dat afgestudeerden vooral geïnteresseerd zijn in de eigen faculteit, opleiding of zelfs vakgroep.

Daarom denkt de werkgroep alumnibeleid (die werkt aan een nota over hoe nu verder) in de richting van ‘laat duizend bloemen bloeien’. Faculteiten of opleidingen moeten zelf het voortouw nemen. Het centrale alumnibureau krijgt dan een ondersteunende taak: houdt adressenbestanden bij, verzorgt mailings, kan vak-overstijgende activiteiten verzorgen. Pieters spreekt van een ‘paraplu-constructie’.

Bij de meeste faculteiten leeft wel de wens om ‘iets’ met alumni te doen. Steeds meer mensen zien het nut van een natuurlijke achterban in het bedrijfsleven. Het maakt de samenwerking op het gebied van stages, nascholing of derde-geldstroomonderzoek veel makkelijker. Maar het kost nogal wat inspanning om zoiets van de grond te tillen. Ter vergelijking: het centrale alumnibureau heeft de afgelopen zeven jaar het grootste deel van de tijd gestoken in het achterhalen van adressen. Zo’n 24-duizend van de 30-duizend oud-TU-ers zijn nu’in kaart gebracht’. En dat betekent nog niet dat met iedereen contact is gelegd. ,,Een immense klus”, weet Pieters.

Zeker in een periode van clusteren en reorganiseren maken faculteiten moeilijk mankracht vrij voor dit monnikenwerk. Daarom komt het ‘decentrale’ alumnibeleid nog nauwelijks van de grond. Plannen zijn er wel. Natuurkunde bijvoorbeeld wil deze zomer een eigen vereniging presenteren. En Civiel denkt erover na.

Het zijn vooral kleine of nieuwe studies en secties die nog actief contact hebben met afgestudeerden, zoals Mijnbouw en de vakgroep Bouwmanagement (Bouwkunde). Ook IO kent al enige tijd een alumnivereniging. Daarnaast bezitten veel studieverenigingen een bestand van oud-leden. Ook hier is de trend dat besturen actief aan de slag gaan om dit sluimerende bestand van potentiële donors tot leven te wekken en uit te breiden. Voornaamste taak van het alumnibureau is voorlopig, zegt Pieters ,,om dit broeden bij faculteiten te bevorderen.”

De jongste loot aan de stam heet DIA, Delftse Informatica Alumnivereniging. Na de oprichting in november ging de club voortvarend van start. Direct verscheen een eigen website. Het nulnummer van het nieuwe blad Dialoog belandde bij de Informatica-afgestudeerden in de bus. En toen was het wachten op de aanmeldingen.

Zestig leden telt de vereniging inmiddels. ,,Beetje schamele oogst”, vindt penningmeester Frank de Bruin. Er is een potentieel van 1500 oud-studiegenoten. Maar, voegt hij er meteen aan toe, het enthousiasme voor zo’n vereniging moet groeien. Bovendien weet hij niet precies hoeveel alumni daadwerkelijk de mailing ontvangen hebben. ,,Er is nergens een goed adressenbestand. Niet bij de voorlichtingsdienst en ook niet bij de faculteit.” Hij gokt dat de helft van de alumni is bereikt.

DIA is een zakelijke club, zegt De Bruin. ,,Voor een biertje komen mensen niet uit Groningen.” Er zijn plannen voor een vacaturebank en lezingen. En als de faculteit beroepsvoorlichting wil organiseren, kan ze DIA bellen. Maar primair gaat het om netwerken, het paraat hebben van adressen, zodat leden een ingang hebben bij vele bedrijven. Zo’n adressenbestand bijhouden kost bergen tijd. Wat hulp van centraal niveau zou DIA best kunnen gebruiken.
Kentering

Dat is in de toekomst ook precies de bedoeling, zegt Wim Pieters, coördinator alumnibeleid. Er is volgens hem een kentering in het alumnibeleid aan de gang. Bij de oprichting van het Alumnibureau, in 1980, ging men er nog vanuit dat er een centrale vereniging zou komen voor alle oud-TU-ers. Maar die gedachte lijkt achterhaald. Uit een recente Nipo-enquête blijkt dat afgestudeerden vooral geïnteresseerd zijn in de eigen faculteit, opleiding of zelfs vakgroep.

Daarom denkt de werkgroep alumnibeleid (die werkt aan een nota over hoe nu verder) in de richting van ‘laat duizend bloemen bloeien’. Faculteiten of opleidingen moeten zelf het voortouw nemen. Het centrale alumnibureau krijgt dan een ondersteunende taak: houdt adressenbestanden bij, verzorgt mailings, kan vak-overstijgende activiteiten verzorgen. Pieters spreekt van een ‘paraplu-constructie’.

Bij de meeste faculteiten leeft wel de wens om ‘iets’ met alumni te doen. Steeds meer mensen zien het nut van een natuurlijke achterban in het bedrijfsleven. Het maakt de samenwerking op het gebied van stages, nascholing of derde-geldstroomonderzoek veel makkelijker. Maar het kost nogal wat inspanning om zoiets van de grond te tillen. Ter vergelijking: het centrale alumnibureau heeft de afgelopen zeven jaar het grootste deel van de tijd gestoken in het achterhalen van adressen. Zo’n 24-duizend van de 30-duizend oud-TU-ers zijn nu’in kaart gebracht’. En dat betekent nog niet dat met iedereen contact is gelegd. ,,Een immense klus”, weet Pieters.

Zeker in een periode van clusteren en reorganiseren maken faculteiten moeilijk mankracht vrij voor dit monnikenwerk. Daarom komt het ‘decentrale’ alumnibeleid nog nauwelijks van de grond. Plannen zijn er wel. Natuurkunde bijvoorbeeld wil deze zomer een eigen vereniging presenteren. En Civiel denkt erover na.

Het zijn vooral kleine of nieuwe studies en secties die nog actief contact hebben met afgestudeerden, zoals Mijnbouw en de vakgroep Bouwmanagement (Bouwkunde). Ook IO kent al enige tijd een alumnivereniging. Daarnaast bezitten veel studieverenigingen een bestand van oud-leden. Ook hier is de trend dat besturen actief aan de slag gaan om dit sluimerende bestand van potentiële donors tot leven te wekken en uit te breiden. Voornaamste taak van het alumnibureau is voorlopig, zegt Pieters ,,om dit broeden bij faculteiten te bevorderen.”

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.