Education

‘Als we het op papier hadden uitgedacht, was het nooit gelukt’

Technische Aardwetenschappen heeft een uniek internationaal programma om bij afnemende studentenaantallen het onderwijsaanbod op niveau te houden.

/strong>

,,Het wordt een beetje gekscherend ‘een circus’ genoemd, maar daar heeft het niets van weg”, zegt ir. Hans de Ruiter, course director en grondlegger van de European Mining Course (EMC). Ruim 22 jaar was hij werkzaam in de mijnbouwindustrie, voornamelijk in Canada, maar al die tijd heeft hij contacten onderhouden met de faculteit en studenten van stageplaatsen voorzien. Terug in Nederland werd De Ruiter de spin in het web van educatief mijnbouwland.

Net als Delft heeft het Imperial College in Londen te kampen met een tekort aan mijnbouwstudenten. Om een kwalitatief goed programma te kunnen aanbieden, zeker voor het vierde studiejaar, zijn veel gespecialiseerde stafleden nodig. Voor een handjevol studenten is dit geen haalbare kaart. Ook de universiteiten van Helsinki en Aken delen deze visie. Om in de toekomst te overleven heeft voormalig decaan prof.ir. W. Dalmijn zich ingezet voor samenwerking met deze drie universiteiten.

De samenwerking tussen Londen, Helsinki, Aken en Delft kwam in begin 1996 in een stroomversnelling. Het bleek dat er nog één maand de tijd was om een voorstel hiervoor in te dienen bij het Socrates-programma voor samenwerking op het gebied van onderwijs van de Europese Commissie in Brussel. De Ruiter koos voor een praktisch aanpak. ,,We gingen direct een pilotstudy doen. Iedere universiteit leverde twee studenten en het cursusmateriaal ontwikkelden we on the job.” Brussel reageerde enthousiast. Het was precies wat zij voor ogen hadden met Socrates. In september 1996 ging een groep van acht studenten van start in Helsinki. Iedere universiteit geeft dat stuk onderwijs waar zij de meeste expertise in heeft, zodat ieder maar een kwart van het programma hoeft te verzorgen. ,,We begonnen in Finland omdat daar al een internationale cursus klaar lag en zij dus makkelijker als eerste de studenten op konden vangen. Delft was het laatste onderdeel van het programma, zodat we zes maanden de tijd hadden om het lesmateriaal te ontwikkelen.”

De voortvarende aanpak van de pilotstudy had succes. De Ruiter: ,,Als we alles eerst op papier hadden uitgewerkt, dan waren we zoveel problemen tegengekomen dat het nooit van de grond was gekomen.”
Netwerk

Inmiddels draaien er twee internationale programma’s: één op het gebied van grondstofwinning (EMC) en één voor de grondstofverwerking (EMEC). De Ruiter werkt ondertussen verder aan de versteviging van het netwerk tussen universiteiten, mijnbouwindustrie en toeleveranciers. Afgelopen december resulteerde dit in de stichting Federation of European Mineral Programs (FEMP). Hierin zijn de deelnemende universiteiten, de industrieën (via Euromines) en de toeleveranciers vertegenwoordigd. Naast het verzorgen van structurele financiële ondersteuning van de studenten wil De Ruiter via deze weg stageplaatsen en banenmogelijkheden realiseren. ,,Overigens niet alleen voor de Nederlandse studenten. Met mijn FEMP-pet op komt elke Europese student van de programma’s hiervoor in aanmerking. We zijn op Europees niveau bezig, met elkaar en voor elkaar.”

Het vervolgproject, de verspreiding van deze onderwijsaanpak in Europa, is inmiddels door Brussel goedgekeurd. Ook het College van Bestuur van de TU is voor een bijdrage gevraagd. De Ruiter heeft hiervoor al contact gelegd met universiteiten in Frankrijk, Noorwegen en Zweden. ,,Meer dan vier partijen die één gezamenlijkprogramma verzorgen is onhaalbaar”, vindt De Ruiter. ,,Ik denk meer aan het vormen van nieuwe programmaclusters in het zuiden, noorden en oosten van Europa onder de koepel van het FEMP.” Deze visie hoopt De Ruiter – tijdens een internationaal mijnbouwcongres, aankomende zomer in Delft – verder uit te werken.

Technische Aardwetenschappen heeft een uniek internationaal programma om bij afnemende studentenaantallen het onderwijsaanbod op niveau te houden.

,,Het wordt een beetje gekscherend ‘een circus’ genoemd, maar daar heeft het niets van weg”, zegt ir. Hans de Ruiter, course director en grondlegger van de European Mining Course (EMC). Ruim 22 jaar was hij werkzaam in de mijnbouwindustrie, voornamelijk in Canada, maar al die tijd heeft hij contacten onderhouden met de faculteit en studenten van stageplaatsen voorzien. Terug in Nederland werd De Ruiter de spin in het web van educatief mijnbouwland.

Net als Delft heeft het Imperial College in Londen te kampen met een tekort aan mijnbouwstudenten. Om een kwalitatief goed programma te kunnen aanbieden, zeker voor het vierde studiejaar, zijn veel gespecialiseerde stafleden nodig. Voor een handjevol studenten is dit geen haalbare kaart. Ook de universiteiten van Helsinki en Aken delen deze visie. Om in de toekomst te overleven heeft voormalig decaan prof.ir. W. Dalmijn zich ingezet voor samenwerking met deze drie universiteiten.

De samenwerking tussen Londen, Helsinki, Aken en Delft kwam in begin 1996 in een stroomversnelling. Het bleek dat er nog één maand de tijd was om een voorstel hiervoor in te dienen bij het Socrates-programma voor samenwerking op het gebied van onderwijs van de Europese Commissie in Brussel. De Ruiter koos voor een praktisch aanpak. ,,We gingen direct een pilotstudy doen. Iedere universiteit leverde twee studenten en het cursusmateriaal ontwikkelden we on the job.” Brussel reageerde enthousiast. Het was precies wat zij voor ogen hadden met Socrates. In september 1996 ging een groep van acht studenten van start in Helsinki. Iedere universiteit geeft dat stuk onderwijs waar zij de meeste expertise in heeft, zodat ieder maar een kwart van het programma hoeft te verzorgen. ,,We begonnen in Finland omdat daar al een internationale cursus klaar lag en zij dus makkelijker als eerste de studenten op konden vangen. Delft was het laatste onderdeel van het programma, zodat we zes maanden de tijd hadden om het lesmateriaal te ontwikkelen.”

De voortvarende aanpak van de pilotstudy had succes. De Ruiter: ,,Als we alles eerst op papier hadden uitgewerkt, dan waren we zoveel problemen tegengekomen dat het nooit van de grond was gekomen.”
Netwerk

Inmiddels draaien er twee internationale programma’s: één op het gebied van grondstofwinning (EMC) en één voor de grondstofverwerking (EMEC). De Ruiter werkt ondertussen verder aan de versteviging van het netwerk tussen universiteiten, mijnbouwindustrie en toeleveranciers. Afgelopen december resulteerde dit in de stichting Federation of European Mineral Programs (FEMP). Hierin zijn de deelnemende universiteiten, de industrieën (via Euromines) en de toeleveranciers vertegenwoordigd. Naast het verzorgen van structurele financiële ondersteuning van de studenten wil De Ruiter via deze weg stageplaatsen en banenmogelijkheden realiseren. ,,Overigens niet alleen voor de Nederlandse studenten. Met mijn FEMP-pet op komt elke Europese student van de programma’s hiervoor in aanmerking. We zijn op Europees niveau bezig, met elkaar en voor elkaar.”

Het vervolgproject, de verspreiding van deze onderwijsaanpak in Europa, is inmiddels door Brussel goedgekeurd. Ook het College van Bestuur van de TU is voor een bijdrage gevraagd. De Ruiter heeft hiervoor al contact gelegd met universiteiten in Frankrijk, Noorwegen en Zweden. ,,Meer dan vier partijen die één gezamenlijkprogramma verzorgen is onhaalbaar”, vindt De Ruiter. ,,Ik denk meer aan het vormen van nieuwe programmaclusters in het zuiden, noorden en oosten van Europa onder de koepel van het FEMP.” Deze visie hoopt De Ruiter – tijdens een internationaal mijnbouwcongres, aankomende zomer in Delft – verder uit te werken.

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.