Campus

‘Als tennisser had ik ruzie met iedereen’

Met teamgenoot Emiel Boersma reist beachvolleyer en bouwkundestudent Daan Spijkers van april tot oktober de wereld over, langs de grote internationale toernooien. Om punten te
vergaren voor de kwalificatie voor de Olympische Spelen in Londen.


WIE IS DAAN SPIJKERS?


Na eerdere pogingen om het achtereenvolgens als voetballer, tennisser en indoorvolleyballer ‘te maken’, waagde bouwkundestudent Daan Spijkers (24) zich op 17-jarige leeftijd aan de beachvolleybalsport. Hoewel laat begonnen, werkte hij zich snel op naar een absoluut topniveau. Sinds een jaar vormt hij een team met Emiel Boersma, met wie hij opklom naar de negentiende plaats op de wereldranking. Het grote doel is kwalificatie voor de Olympische Spelen in Londen, in 2012. Als de nummer 2 van Nederland, achter het vermaarde duo Nummerdor/ Schuil, maakt het duo daar een goede kans op.

De beste prestatie in 2011 was de tweede plaats op een groot Europees toernooi in Polen. Een ander hoogtepunt beleefde het team in juni, toen het op het WK in Rome het Braziliaanse duo Marcio Araujo/Ricardo versloeg, de huidige nummer drie van de wereld en gouden medaillewinnaars op de Spelen van 2004. Afgelopen weekend, vlak na het interview, won het duo zilver op het NK in Scheveningen.

In de winterperiode onderwierpen zij zich, ter verhoging van hun prestaties, aan trainingswedstrijden waarbij middels op brillen gemonteerde camera’s hun oogbewegingen werden gevolgd. De analyse daarvan leidde tot opmerkelijke conclusies.


Nog op de faculteit geweest de laatste tijd?

“Haha, nee. Op dit moment doe ik heel weinig aan studeren. Ik ben derdejaars, maar ik heb meer punten uit het tweede jaar dan uit het eerste. Bouwkunde is een studie die veel tijd vraagt om aanwezig te zijn, vanwege de samenwerking. Dat is momenteel niet mogelijk voor mij. Ik ben gisteren teruggekomen uit Noorwegen, morgen vlieg ik naar Finland. Het is haasten als je maar anderhalve dag thuis bent. Vanochtend heb ik nog even getraind, om het ritme erin te houden. Het weekend na Finland doe ik mee aan het NK, hier vlakbij op het strand. De week daarna is er een World Tour-wedstrijd, ook in Den Haag. Daarna een Olympisch kwalificati etoernooi in Kopenhagen, en in oktober het laatste toernooi in – ik meen – Marokko. Normaal gesproken duik ik meteen de boeken in als het seizoen is afgelopen, maar dit jaar ga ik eerst op vakantie, met mijn vriendin. Dan starten de wintertrainingen, tot het seizoen weer begint in april. Na de Olympische Spelen pak ik de studie weer op.”


Je woont in Scheveningen, vlakbij het strand. Is dat toeval?

“De bond heeft ons dit huis aangeboden. Ik woon hier omdat we trainen in een ruimte in Scheveningen. Een oude sporthal die is omgebouwd ten behoeve van Olympische beachvolleyers. Het is op twee minuten loopafstand.”


Voor iemand die aan de top staat ben je erg laat begonnen met beachvolleyen.

“Klopt, ik was 17. Het is begonnen met voetbal, bij Were Di in Tilburg. Ik wilde heel goed worden, maar had mijn fysiek niet mee. Ik werd uitgenodigd voor selectietrainingen bij grote clubs, maar ik vond het niet leuk. Het werd te grof en te serieus, ik was er niet klaar voor. Toen ben ik gaan tennissen, maar daar had ik te veel mentale problemen. Ik had ruzie met iedereen. Met de scheidsrechter, de tegenstander en mijzelf. Alles was fout, tot en met het racket toe, behalve ikzelf.”


Toen maar gaan beachvolleyen?

“Mijn ouders waren allebei volleyballer. Tijdens vakanties gingen we altijd volleyballen op het strand. Met mijn broer ben ik zelfs een keer Frans kampioen geworden, toen dat een keer toevallig vlakbij de camping werd gehouden. Omdat dat tennissen intussen niet goed ging ben ik gaan indoor-volleyballen. Ik viel af voor de jeugdselectie van Oranje, omdat ik te klein was. Je moet tegenwoordig minimaal twee meter zijn om te kunnen worden geselecteerd. De bondscoach kwam naar mij toe: volgens mij ben jij een hele geschikte voor het strand. Toen ben ik begonnen met beachvolley, waar ik snel heel goed in was. Ik kwam er tot rust, begon een beetje volwassen te worden. Bovendien is het een teamsport, je hebt teammaten die je steunen. Ik kwam in de nationale selectie terecht. Van april tot en met september fulltime trainen in Scheveningen. Ik speelde in jeugd-EK’s en –WK’s en heb mij verder ontwikkeld totdat ik op echte WK’s stond en World Tour-toernooien. Nu staan we 19 op de wereldranking. Op de Nederlandse lijst staan we tweede, achter Richard Nummerdor en Reinder Schuil.”


Je speelt samen met Emiel Boersma. Hoe belangrijk is een partner in deze sport?

“Je moet een zeer nauw contact aangaan. Je moet samen een spelletje ontwikkelen dat bij jou en bij hem past. Met Emiel is er de perfecte klik. We zijn nu precies één jaar samen. Je moet het zien als een huwelijk dat je aangaat. Ik zie Emiel meer dan mijn vriendin, ik ben 365 dagen per jaar met hem op reis. Je ziet elkaar in het heetst van de strijd, als het slecht gaat en als het goed gaat. Dat zijn de momenten dat het interessant wordt in de topsport en in de relatie.”


Het klikte dus meteen?

“We haalden meteen goede resultaten, werden vierde op een World Tour. Dat is een circuit van vijftien wedstrijden wereldwijd. Bij zo’n prestatie stijgen de verwachtingen ook bij de nationale bond. Dan moet je gaan presteren. Daarvóór haalde ik incidenteel goede resultaten. Nu moet ik ook voor de sponsors presteren, voor de bond, voor iedereen. Dat wil ik ook. Dat geeft de sport een extra dimensie.”


Hoe belangrijk is de onderlinge communicatie?

“Verschrikkelijk belangrijk. Eén op de twintig wedstrijden gaat alles zoals je wilt, de zogenaamde flow-wedstrijden. In de andere negentien moet je er hard voor werken om te zorgen dat het net zo goed gaat. Het gaat erom hoe je elkaar aanstuurt. Na een inspannende rally van dertig seconden heb je twaalf seconden om met woorden te communiceren. Dat is niet veel. Veel communicatie gaat via codes en lichaamstaal. Emiel is 2.08 meter. Hij is een waanzinnig goede blokkeerder en een geweldige aanvaller. Mijn kwaliteiten liggen meer in het achterveld. Ik ben de beste verdediger ter wereld, en de motivator van het team. Het gaat erom: hoe zorg je dat twee totaal verschillende persoonlijkheden het beste in elkaar naar boven halen.”


Hoe zorg je dat je steeds beter wordt, behalve trainen in de winterperiode?

“Bij elke wedstrijd zijn twee scouts aanwezig die elke actie van ons analyseren. Elke wedstrijd wordt opgenomen. Elke actie wordt gelabeld, zodat ik terug kan kijken wat ik heb gedaan. Krijg ik mijn scoringspercentages? Krijg ik mijn lijntjes, dat wil zeggen de ballen die ik gespeeld heb. De geplaatste en de gesmashte ballen: hoe worden ze verdedigd, worden ze wel of niet geblokkeerd. Wat doe ik bijvoorbeeld als de tegenstander aan de rechterkant serveert. Je haalt daar een hoop informatie uit, zo krijg je heel veel voorsprong op je tegenstander.”

“Naast goede trainers besteden we als Nederlandse ploeg veel aandacht aan de andere facetten van de sport. Dan heb ik het niet over krachttraining, voeding of psychologie, dat doet iedereen, maar over videoanalyse en trainen van de ogen. Wat dat betreft lopen wij als Nederland voorop, ons programma is het beste ter wereld.”


Trainen van de ogen?

“Dat gebeurt op twee verschillende manieren. Ten eerste met het online computerprogramma eye fitness. Daarmee train je je diepte-inzicht, je reactievermogen (de oog/handcoördinatie) en je peripheral view. Normaal heeft een mens een blik van 170 graden. Net als andere spieren kun je ook je oogspieren trainen, zodat je ook buiten die 170 graden scherp kunt zien. Voor je diepte-view krijg je bijvoorbeeld een plaatje te zien. Je ziet iets driedimensionaals ontstaan als je je focust op een plek achter het plaatje. Of er komen balletjes voorbij die je moet tellen. Dat begint rustig, maar ze gaan steeds sneller bewegen. Heel kinderachtige spelletjes eigenlijk, maar heel intensief. Je traint je concentratie.”

“Ten tweede is ons kijkgedrag in beeld gebracht middels camera’s. Dat gebeurde tijdens de wintertrainingen. We droegen een bril met daarbovenop twee camera’s die allebei je ogen volgden. Die bril bracht in kaart waar je naar keek. Daarna werd een zwarte doek over het net gehangen, zodat je je tegenstander pas zag op het moment dat je sprong om te smashen. Het bleek dat je niks had aan de informatie die je normaal gesproken vóór die sprong opneemt. We werden beter omdat je pas op het laatste moment hoefde te beslissen wat je deed. Alle informatie van daarvóór, zoals de misleidende bewegingen van je tegenstanders, leidden alleen maar af. We trainen dus dat je intuïtief de goede keuzes maakt en dat je je niet moet laten afleiden door wat aan de overkant gebeurt.”


Op het recente EK in Noorwegen werden jullie in de achtste finale uitgeschakeld. Was dat een teleurstelling?

“We stonden zo verschrikkelijk goed te spelen. Je wordt uitgeschakeld op basis van één puntje, als je dat punt wel maakt ga je verder. Ik ben tevreden met hoe we gespeeld hebben, maar niet met het resultaat. Dat laatste is waar je op afgerekend wordt. Voor Olympische kwalificatie tellen je beste twaalf toernooien mee. Dan win ik toch liever met slecht spel.”


Hoe groot is jullie kans op kwalificatie voor de Olympische Spelen?

“Dat is moeilijk te zeggen. We staan er goed voor, al vallen de resultaten wat tegen. Er is een reële kans om daar te staan. Er mogen twee Nederlandse teams heen. Nummerdor en Schuil zijn zo goed als geplaatst, het gaat om het tweede team.”

Verdien je goed als professioneel beachvolleyer?

“Ik kan er aardig van leven. Het is geen hobby, maar topsport. Ik moet er wel de huur van kunnen betalen. Op het EK kwamen we één punt tekort om de A-status als topsporter te vergaren. Met mijn B-status zit ik in dezelfde langstudeerregeling als alle anderen.”


Wat zijn de reële kansen op de Spelen zelf, als je die mocht halen?

“Als je er staat ligt alles open, maar als we de top-10 zouden halen zou ik tevreden zijn.”


www.boersma-spijkers.nl 

Het toenemende aantal studenten heeft gevolgen voor de onderwijsbegroting, erkent het demissionaire kabinet Balkenende. Een tabel laat zien dat de onderwijsuitgaven per student licht teruglopen in het hbo (zesduizend euro) en gelijk blijven in het wo (5900 euro).

Bovendien zal het totale onderwijsbudget de komende jaren niet meer stijgen, ook niet als het aantal studenten – zoals te verwachten valt – blijft toenemen. Daar komt bij dat universiteiten en hogescholen geen geld krijgen om stijgende loonkosten op te vangen. Feitelijk zal daardoor het beschikbare bedrag per student verder dalen.

Ook het budget voor nieuwe hbo-masteropleidingen is verlaagd. Althans, het gereserveerde geld dat in 2010 overbleef, zal worden ingezet om de kosten van de aanzwellende studenteninstroom te dekken. Met de voor 2011 beschikbare 10,5 miljoen euro zullen ook de in 2010 gestarte opleidingen moeten worden betaald.

De studiefinanciering kost minder dan voorzien, blijkt uit de rijksbegroting. Weliswaar moet OCW aan meer studenten studiebeurzen uitbetalen, maar daar staat tegenover dat studenten dommer blijken dan geraamd: ze halen minder snel een diploma. Met als gevolg dat er minder prestatiebeurzen worden omgezet in een gift.

Bovendien gebruiken minder studenten hun OV-chipkaart en vragen ze minder vaak een aanvullende beurs aan. Al met al levert dat de schatkist een meevaller van 32,7 miljoen euro op.

Daarmee is het ministerie niet uit de zorgen. Het kabinet houdt 235 miljoen euro aan ‘enveloppemiddelen’ in de knip die vorig jaar gereserveerd waren voor nieuw OCW-beleid. Welk bedrag hoger onderwijs en onderzoek precies mislopen valt niet af te leiden uit de OCW-begroting.

Ook de aardgasbaten bieden geen soelaas. Daarvan besteedt het kabinet in totaal ruim 232 miljoen euro minder aan kennis en innovatie.

Een van de schaarse extra investeringen komt ten gunste van het natuur- en scheikundeonderwijs aan de universiteiten. Tot en met 2016 ontvangen ze samen jaarlijks twintig miljoen euro.

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.