Campus

‘Als het goed gaat is het alsof je op een zwevend tapijt zit’

Met haar 29 jaar was Mirte Kraaijkamp vrij oud voor een debutante op het WK-roeien in Zuid-Korea, eind augustus. Nauwelijks bekomen van haar uitzending werd ze er met de lichte dubbelvier wereldkampioen. Ze was de eerste vrouw van Laga die een gouden WK-medaille won.


Heeft je medaille een mooie plek gekregen? 

“Hij ligt in een schaal op een kastje, bij de andere ‘blikken’. Het is de gewoonte dat de lintjes ervan afgetrokken worden, maar die heb ik er toch maar aan laten zitten.”  


In de heat op maandag, de kwalificatierace voor de finale, wonnen jullie zo overtuigend, dat jullie in eigen kring meteen tot favoriet werden bestempeld. Wat vond je daarvan?

“Ja, dan kwamen we de eetzaal binnen en werd er geroepen: zo, dus jullie worden vrijdag wereldkampioen. Ik houd daar niet zo van. Je moet het eerst doen, daarna zien we dan wel verder.”  


Was je verrast dat die heat zo goed ging?

“We wisten dat we snel konden roeien. Tijdens de warming-up voelde het al heel goed. Ik dacht: als we gewoon roeien zoals altijd, dan komt het wel goed met die race. Er kwam een bepaalde rust over me. Ik had niet het idee dat we een bovenmenselijke prestatie hebben geleverd.”  


Hoe verliep de finalerace?

“Ons plan was om relatief rustig te starten, zodat we niet te moe zouden zijn halverwege, maar wel hard genoeg natuurlijk om bij te blijven. Na de duizend meter zouden we loos gaan en niet meer inzakken. Dat is gelukt. Vlak voor de duizend meter lagen we derde, achter Italië en de Verenigde Staten. Ik was heel erg gefocust op technisch goed roeien. Het laatste stuk voor de finish zag ik wel vanuit mijn ooghoeken onze concurrenten achter ons liggen. Dan denk je: oké, het gaat lukken.”


Toen je naar Delft kwam had je nog nooit geroeid. Waarom ben je lid geworden van Laga?

“Ik was lid geworden van DSC. Tijdens de KMT bezocht ik de onderverenigingenmiddag. De toenmalige vrouwelijke president van Laga, Fridja Ernens, haalde mij over. Ik kon het zes weken proberen en dan eventueel ermee stoppen. Ik dacht: oké, leuk.”  


Was je meteen competitief ingesteld?

“Ik begon voor de lol. Een meisje haalde mij over om mee te doen aan een wedstrijdselectie. Met drie eerstejaars en één tweedejaars meisje vulden we net één viertje. In de kerstvakantie viel er een af, zodat we niet verder konden. Zelf wilde ik in diezelfde periode stoppen met mijn studie materiaalkunde, maar ik wilde wel in Delft blijven wonen. In die stad voel ik mij echt erg thuis. Ik ben toen een beetje met andere ploegen mee gaan roeien. Ook als stuurvrouw, want ik ben niet zo groot. Tegen het einde van dat studiejaar had ik de smaak te pakken. Ik wist: vanaf nu wil ik alleen maar veel en alleen maar hard roeien.”  


Wat beviel je eraan?

“Als het goed gaat, is het alsof je op een zwevend tapijt zit. Als die boot eenmaal gaat lopen is dat een geweldig gevoel.”  


Het werd dus serieuzer?

“Ja. Op aanraden van een huisgenoot heb ik een lijstje opgesteld, wat ik precies wilde met dat roeien. Ik heb dat lijstje laatst teruggevonden. Een van de punten was dat ik mij wilde richten op het lichte roeien, omdat ik niet groot genoeg ben om met de zware meiden mee te kunnen komen. Ik ben zo klein dat ik met mijn eetpatroon geen extra moeite hoef te doen om in de lichte categorie te vallen. Met mijn 1.68 meter weeg ik 58 kilo. De zwaarste in een boot mag 59 wegen. Als ultieme doel had ik opgeschreven: naar een internationaal toernooi. Dat ik ooit mee zou doen aan een WK en wereldkampioen zou worden, hield ik toen nog absoluut niet voor mogelijk.”  


Ben je je gaan richten op een bepaalde boot?

“Eerst niet echt. In mijn derde Laga-jaar ben ik in een skiff (eenpersoons boot) gestapt, Dat vond ik meteen superleuk. Door toeval kwam ik daar mijn huidige coach, Wouter van de Westeringh, tegen. Vanaf dat moment zat er een stijgende lijn in mijn prestaties. Zonder hem had ik het niet tot WK-deelnemer geschopt. Hij ziet heel veel, heeft goed in de gaten welke technische aanpassingen leiden tot meer snelheid.”   


Hoe ben je uiteindelijk bij de nationale selectie terecht gekomen?

“Dat is een beetje een apart verhaal. In mei 2013 kwam er een nieuwe bondscoach voor de lichte vrouwenselectie, Josy Verdonkschot. Die belde alle lichte roeisters op die aan het NK hadden meegedaan, met de boodschap: we moeten samenwerken. Daar kwam uiteindelijk het vijftal uit voort, inclusief een reserve, dat naar het WK in Zuid-Korea is gegaan. De filosofie van Josy is: het maakt niet uit met wie je in de boot zit, als iedereen maar goed roeit.”  


De lichte dubbelvier is geen Olympisch nummer, toch zijn de Spelen in Rio in 2016 het einddoel van de cyclus. Hoe zit dat precies?

“In de categorie lichte dames is alleen de dubbeltwee Olympisch. Op WK’s en in wereldbekerwedstrijden varen ook nog skiffs en dubbelviertjes mee. Josy wil de huidige groep relatief groot houden en over die disciplines verdelen, tot een jaar voor de Spelen. Dan moet er toegewerkt worden naar een twee die in Rio gaat starten.”


Jullie moeten samenwerken om tot grootse prestaties te komen, maar tegelijkertijd zijn jullie dus elkaars concurrentes. Hoe werkt dat in de praktijk?

“Eigenlijk verrassend goed. Dat komt ook door Josy’s aanpak. Hij is heel eerlijk over wie er in welke boot zit en waarom. Alles is duidelijk. Het gaat er voor elke roeister om dat je zelf heel erg goed wordt en dat doe je samen. In mei werd er geracet om plekken op het EK. Ik was de laatste afvaller. Dat was vervelend en zuur, maar het was wel op een eerlijke manier gegaan. Kattengedrag tolereert hij niet.” 


Welke rol speel jij in de vier?

“Ik zit op boeg, de eerste die over de finish gaat.”


Welke kwaliteiten vereist dat?

“Niet veel andere dan voor de andere plekken. Je moet gewoon goed roeien. Het maakt mij niet uit waar ik zit, al zit ik liever niet op de plek waar het voetstuurtje zit. Daar ben ik niet zo goed in.” 


Nadat je in de WK-selectie was gekozen werd je her en der omschreven als een soort Alice in Wonderland. Waarom was dat?

“Ik had misschien het minst mijn uitzending naar het WK zien aankomen. Toen het zover was en mij werd gevraagd in welk boottype ik het liefst zou willen varen, heb ik geantwoord dat ik alles best vond. Ik was allang blij dat ik erbij was.”


Hoe ziet jouw roeileven eruit?

“Het varieert per seizoen. De laatste zes weken voor het WK waren het zwaarst. Elke dag om zes uur, half zeven ‘s ochtends in de trein naar de roeibaan in Amsterdam. Letten op wat je eet en vooral op tijd naar bed. In die periode was er weinig ruimte voor andere dingen. Daarvóór heb ik tot eind juni getraind op de nieuwe Willem-Alexanderbaan bij Rotterdam, als lid van het Rowing Talent Centrum Zuid-Holland. Daar heb ik veel aan gehad, vooral in de periode dat ik ook met de nationale selectie ging trainen, in mei 2013.”


Mocht je nog wel lid blijven van Laga nadat je was afgestudeerd in Leiden? 

“Ik word gedoogd. Zolang ik hard blijf roeien. Voor Laga is het natuurlijk zonde als je vertrokken bent als je internationale successen boekt, nadat de vereniging zes jaar voor je heeft geïnvesteerd in boten en coaches.”


Waarom is het al die opofferingen waard? Je kunt met roeien niet je boterham verdienen.

“Omdat ik roeien leuk genoeg vind. Ik ben iemand die altijd een uitdaging nodig heeft. Doelen stellen en die proberen te halen. Ik ben ook wel een beetje perfectionistisch. Elke keer dat het technisch beter gaat ben ik automatisch gelukkig. Hoe het na mijn roei-  carrière gaat, weet ik nog niet. Ik werk nu een aantal jaren op de helpdesk van TOPdesk, een Delfts softwarebedrijf. Op zich best leuk, maar ik zie mijzelf later geen 9-tot-5-kantoorbaan hebben. Wat wel? Geen idee.”


Krijg je financiële ondersteuning?

“Ik heb nog geen A-status, maar krijg via een omweggetje wel wat steun.”


Waarom draag je die extra mouw aan je rechterarm, onder je T-shirt?

“Dat heeft te maken met een bepalende gebeurtenis in mijn roeiperiode. In januari 2012 heb ik een ongeluk gehad. Ik had brandwonden, heb een huidtransplantatie ondergaan. Ik heb tweeënhalve week in het brandwondencentrum gezeten en daarna een maand thuis. Daarna ben ik weer gaan roeien. Het is een clichéverhaal, maar op dat moment dacht ik: ik moet nu voor iets kiezen dat ik écht wil. Niet trainen om het trainen. Toen heb ik gekozen voor het roeien en ben minder uren gaan werken.”

“Na elke training heb ik mijzelf geëvalueerd: wat heb ik vandaag geleerd? Hoe kan ik zorgen dat bepaalde punten beter gaan? Na die beslissing heb ik heel grote stappen gemaakt. In het afgelopen roeiseizoen zag ik voor het eerst aan de uitslagen dat het best indrukwekkend was wat ik presteerde. Niemand had gedacht dat ik na mijn revalidatie zo snel zou gaan roeien. Sindsdien ben ik ‘dat meisje van Laga dat zo hard roeit’. 

CV
CV

CV


Mirte Kraaijkamp (Venray, 1984) had na haar middelbare school een jaar highschool in Kansas en een paar jaar University College in Utrecht achter de rug, toen ze in 2006 in Delft aan haar master materiaalkunde begon. Ze ging roeien bij Laga, voor de lol. Na een half jaar stapte ze over naar een scheikunde-opleiding in Leiden, maar de Prinsenstad en de roeivereniging bleef zij trouw. Na haar eerste skiff-wedstrijd in 2010 won zij onder meer de Holland Beker en twee nationale titels. 


Het absolute hoogtepunt bereikte zij op 30 augustus 2013. Op die dag werd zij met Marie-Anne Frenken (Njord), Rianne Sigmond en Maaike Head (beiden Skadi) in Zuid-Korea wereldkampioen in de lichte dubbelvier. Haar ambitie is selectie voor de Olympische Spelen van 2016.

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.