De TU Delft gebruikt Afrika om te experimenteren met duurzaamheid. Afrikanen hebben daar niks aan. De TU zou Afrikanen echt kunnen helpen door hun kennis met ze te delen.
Bijvoorbeeld door TU-docenten aan Afrikaanse universiteiten les te laten geven. Zodat Afrikanen voortaan hun eigen water- en bouwproblemen kunnen oplossen.
Het is goed dat de TU oog heeft voor Afrika. Maar met de activiteiten die bij het huidige Afrikajaar horen, slaat de universiteit de plank volledig mis. Duurzaamheid en Afrika zijn een ongelukkige combinatie. Want wie zit daar bijvoorbeeld op eersteklas technologie, zoals zonnecellen, te wachten? Als je geen stoel hebt om op te zitten, wat hebben Afrikanen dan aan de nieuwste technologie? Bovendien is het maar de vraag of de medewerkers van de TU hun kennis delen met Afrikaanse wetenschappers. Het ergste is dat de duurzaamheid in Afrika dus vooral iets zal opleveren voor de TU en niets voor Afrika.
Zo gaat het eigenlijk altijd. Europeanen profiteren van de afhankelijkheid van Afrika. Als er een heel lange brug moet worden gebouwd, dan schakelen Afrikaanse landen een Europees bedrijf in. Zelf hebben ze de expertise niet om die brug te bouwen. Het Europese bedrijf komt, bouwt en vertrekt. Ze laten Afrikanen achter met een brug, maar zonder kennis over hoe ze moeten bouwen. Om Afrika op eigen benen te laten staan, is het noodzakelijk dat die bedrijven voortaan Afrikaanse hoogleraren bij het bouwproces betrekken. Zodat Afrikanen voortaan zelf deze problemen kunnen oplossen. Afrika betaalt jaarlijks vier miljoen dollar aan buitenlandse bedrijven voor hulp bij overstromingen en infrastructuur. Dat is een belachelijk hoog bedrag.
Voor een groot gedeelte zit het probleem in het onderwijs. In Afrika heb je geen uitgebreide universiteitsbibliotheek zoals in Delft. Het lesmateriaal is er sterk verouderd. Er wordt lesgegeven aan de hand van hand-outs . voor boeken is geen geld. Daardoor lopen ze dertig jaar achter. Afgestudeerden hebben veel te weinig kennis om echte problemen, zoals huizen bouwen en overstromingen, het hoofd te kunnen bieden. Ze zijn niet op de hoogte van de laatste technieken en kunnen geen bijdrage leveren aan de ontwikkeling van hun eigen land.
En juist daarbij zou de TU uitstekend kunnen helpen. TU-docenten zouden voor twee weken naar een Afrikaanse universiteit kunnen gaan. Daar zouden ze workshops en symposia kunnen houden en als een soort vraagbaak voor Afrikaanse hoogleraren en studenten kunnen dienen. Zo dragen ze kennis over en kunnen zich met hun grote expertise buigen over problemen in de regio. Bouwkundedocenten zouden bijvoorbeeld advies kunnen geven over de manier van bouwen. Ik ben bezig de stichting Teaching Africa Knowledge (TAK) op te zetten, waarmee ik dit voor elkaar wil krijgen. Zodat Afrikaanse en Nederlandse universiteiten en Nederlandse en Afrikaanse ministeries samenwerken om kennis te delen.
In het Afrikajaar wil de TU Afrikaanse studenten de kans geven in Delft te studeren. Dat verbaast me. Want daar help je Afrika niet mee. Slechts één procent van de Afrikaanse studenten maakt in Europa zijn studie af. Heel weinig studenten keren úberhaupt met een diploma terug naar Afrika. Zij die wel teruggaan hebben uitstekende kennis van de nieuwste technologie, die in Afrika niet kan worden toegepast. Het is fijn als je alles weet van composiet en titanium, maar als je in Afrika alleen cementen huizen kan bouwen heb je er verder niets aan.
Het is daarom veel beter om Afrikaanse docenten voor een aantal weken naar Nederland te halen, zodat ze zien hoe hier les wordt gegeven. Via hen bereik je dan in Afrika veel meer studenten, dan de paar die hier eventueel zouden studeren.
Het wordt tijd dat Europa Afrika echt helpt. De kennisachterstand van Afrika ten opzichte van Europa is ongelooflijk groot. Daar moet wat aan gedaan worden. En de TU kan helpen met waar ze het allerbeste in is: kennisoverdracht.
Ir. Robert Ovbiagbonhia studeerde Bouwkunde aan de TU Delft. Hij komt uit Nigeria en werkt momenteel bij Heldoorn Ruedisulj Architecten in Leeuwarden. Hij is bezig de stichting Teaching Africa Knowledge (TAK) op te zetten.
Het is goed dat de TU oog heeft voor Afrika. Maar met de activiteiten die bij het huidige Afrikajaar horen, slaat de universiteit de plank volledig mis. Duurzaamheid en Afrika zijn een ongelukkige combinatie. Want wie zit daar bijvoorbeeld op eersteklas technologie, zoals zonnecellen, te wachten? Als je geen stoel hebt om op te zitten, wat hebben Afrikanen dan aan de nieuwste technologie? Bovendien is het maar de vraag of de medewerkers van de TU hun kennis delen met Afrikaanse wetenschappers. Het ergste is dat de duurzaamheid in Afrika dus vooral iets zal opleveren voor de TU en niets voor Afrika.
Zo gaat het eigenlijk altijd. Europeanen profiteren van de afhankelijkheid van Afrika. Als er een heel lange brug moet worden gebouwd, dan schakelen Afrikaanse landen een Europees bedrijf in. Zelf hebben ze de expertise niet om die brug te bouwen. Het Europese bedrijf komt, bouwt en vertrekt. Ze laten Afrikanen achter met een brug, maar zonder kennis over hoe ze moeten bouwen. Om Afrika op eigen benen te laten staan, is het noodzakelijk dat die bedrijven voortaan Afrikaanse hoogleraren bij het bouwproces betrekken. Zodat Afrikanen voortaan zelf deze problemen kunnen oplossen. Afrika betaalt jaarlijks vier miljoen dollar aan buitenlandse bedrijven voor hulp bij overstromingen en infrastructuur. Dat is een belachelijk hoog bedrag.
Voor een groot gedeelte zit het probleem in het onderwijs. In Afrika heb je geen uitgebreide universiteitsbibliotheek zoals in Delft. Het lesmateriaal is er sterk verouderd. Er wordt lesgegeven aan de hand van hand-outs . voor boeken is geen geld. Daardoor lopen ze dertig jaar achter. Afgestudeerden hebben veel te weinig kennis om echte problemen, zoals huizen bouwen en overstromingen, het hoofd te kunnen bieden. Ze zijn niet op de hoogte van de laatste technieken en kunnen geen bijdrage leveren aan de ontwikkeling van hun eigen land.
En juist daarbij zou de TU uitstekend kunnen helpen. TU-docenten zouden voor twee weken naar een Afrikaanse universiteit kunnen gaan. Daar zouden ze workshops en symposia kunnen houden en als een soort vraagbaak voor Afrikaanse hoogleraren en studenten kunnen dienen. Zo dragen ze kennis over en kunnen zich met hun grote expertise buigen over problemen in de regio. Bouwkundedocenten zouden bijvoorbeeld advies kunnen geven over de manier van bouwen. Ik ben bezig de stichting Teaching Africa Knowledge (TAK) op te zetten, waarmee ik dit voor elkaar wil krijgen. Zodat Afrikaanse en Nederlandse universiteiten en Nederlandse en Afrikaanse ministeries samenwerken om kennis te delen.
In het Afrikajaar wil de TU Afrikaanse studenten de kans geven in Delft te studeren. Dat verbaast me. Want daar help je Afrika niet mee. Slechts één procent van de Afrikaanse studenten maakt in Europa zijn studie af. Heel weinig studenten keren úberhaupt met een diploma terug naar Afrika. Zij die wel teruggaan hebben uitstekende kennis van de nieuwste technologie, die in Afrika niet kan worden toegepast. Het is fijn als je alles weet van composiet en titanium, maar als je in Afrika alleen cementen huizen kan bouwen heb je er verder niets aan.
Het is daarom veel beter om Afrikaanse docenten voor een aantal weken naar Nederland te halen, zodat ze zien hoe hier les wordt gegeven. Via hen bereik je dan in Afrika veel meer studenten, dan de paar die hier eventueel zouden studeren.
Het wordt tijd dat Europa Afrika echt helpt. De kennisachterstand van Afrika ten opzichte van Europa is ongelooflijk groot. Daar moet wat aan gedaan worden. En de TU kan helpen met waar ze het allerbeste in is: kennisoverdracht.
Ir. Robert Ovbiagbonhia studeerde Bouwkunde aan de TU Delft. Hij komt uit Nigeria en werkt momenteel bij Heldoorn Ruedisulj Architecten in Leeuwarden. Hij is bezig de stichting Teaching Africa Knowledge (TAK) op te zetten.
Comments are closed.